ECLI:NL:RBAMS:2022:7019

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
13/159027-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel uit Letland, weigeringsgrond niet van toepassing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia op 2 mei 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1963 in Letland, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW.

De behandeling van de vordering vond plaats op 13 september 2022, waarbij de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanvoerde dat de verlenging van de beslistermijn te laat was en dat de opgeëiste persoon onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld. De rechtbank oordeelde echter dat de verlenging van de beslistermijn met terugwerkende kracht geen gevolgen had voor de overleveringsdetentie, aangezien het bevel tot inbewaringstelling nog steeds van kracht was.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de OLW, en dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de processen die tot de vonnissen hebben geleid. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/159027-22
RK nummer: 22/3508
Datum uitspraak: 27 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 mei 2022 door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1963,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, waarnemend voor mr. A.M. Timorason, beiden advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Russische taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat deze verlenging – gedaan na het verstrijken van de 60 dagen termijn – te laat was, en de opgeëiste persoon als gevolg daarvan onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld.
Het feit dat de rechtbank de beslistermijn met terugwerkende kracht heeft verlengd – te weten op 13 september 2022, ná het verstrijken van de 60 dagen termijn, heeft, in tegenstelling tot hetgeen door de raadsvrouw is bepleit, geen gevolgen voor de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon. Het bevel inbewaringstelling (of, in andere gevallen, het bevel inverzekeringstelling) waarop de detentie is gebaseerd is immers nog steeds van kracht en loopt door tot het moment waarop de rechtbank over de gevangenhouding beslist.
De openbare zitting van – in dit geval – 13 september 2022 waarop de behandeling van de vordering plaatsvond, is het eerste moment dat de rechtbank het EAB meervoudig behandelt. Dat is dan ook het eerste moment waarop over de gevangenhouding kan worden beslist.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de overleveringswet het verlengen van de beslistermijn van zestig dagen met terugwerkende kracht niet uitsluit.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van vier vonnissen:
een vonnis van de
Riga City Latgale Suburb Courtvan 24 oktober 2014,
partially lifted byeen vonnis in hoger beroep van de
Riga Regional court Criminal Matters Court Panelvan 25 augustus 2016;
een vonnis van de
Riga City Latgale Suburb Courtvan 25 februari 2015 en
een vonnis van de
Riga City Latgale Suburb Courtvan 14 maart 2017.
In het EAB staat vermeld dat de straffen die zijn opgelegd bij vonnissen I, II zijn samengevoegd bij vonnis III.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 jaren, opgelegd bij vonnis III waarvan nog 1 jaar, 11 maanden en 1 dag resteren.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
In het EAB en de aanvullende informatie daarop van 30 augustus 2022 en 12 september 2022 staat vermeld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de processen die tot deze hebben geleid.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Letland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.