ECLI:NL:RBAMS:2022:7018

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
13/751671-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met afzien van weigeringsgrond

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 26 juli 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1995 in Polen, was in Nederland aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, tijdens de openbare zitting op 13 september 2022. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.

De rechtbank onderzocht de identiteit van de opgeëiste persoon en bevestigde dat hij de Poolse nationaliteit had. Het EAB was uitgevaardigd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1 jaar en 10 maanden, waarvan nog 1 jaar, 7 maanden en 5 dagen moest worden uitgezeten. De rechtbank beoordeelde de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) en concludeerde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg, maar dat hij wel op de hoogte was van de procedure en de dagvaarding had ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon opleverde en dat er geen andere weigeringsgronden waren. Daarom werd de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Rus. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751671-21
RK nummer: 21/4345
Datum uitspraak: 27 september 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 mei 2020 door de
Circuit court in Katowice, V Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgmentvan de
District Court in Bytomvan 14 januari 2019 (referentie: VIII K 915/18). Dit vonnis is in hoger beroep in stand gebleven in het arrest van de
Circuit Court in Katowicevan 17 mei 2019
.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 10 maanden – waarvan nog 1 jaar, 7 maanden en 5 dagen uit te zitten –, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 6 juni 2022 leidt de rechtbank af dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld en de straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1] Alleen de procedure in hoger beroep bij de
Circuit Court in Katowicedient te worden getoetst aan het bepaalde in artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 20 juni 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon op 14 september 2018 is verhoord. Tijdens dit verhoor heeft hij een zogenaamde ‘adresinstructie’ ontvangen en getekend – inhoudende dat hij is gewezen op zijn verplichting om adreswijzigingen door te geven en op de consequenties als hij dat niet doet, namelijk dat de correspondentie dan wordt aangemerkt als ‘
duly served’en er een beslissing kan volgen in zijn afwezigheid.
Uit de aanvullende informatie van 6 juni 2022 blijkt bovendien dat de opgeëiste persoon na schuldbekentenis een overeenkomst met de officier van justitie heeft gesloten en heeft verzocht om een proces buiten zijn aanwezigheid. Hoewel hij niet aanwezig was bij de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg, is de opgeëiste persoon hiervoor wel in persoon gedagvaard en heeft hij voor ontvangst van de dagvaarding getekend. Hieruit blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit dat er een strafprocedure tegen hem liep.
Ook blijkt uit die aanvullende informatie van 6 juni 2022 dat de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon tegen het vonnis in eerste aanleg
namens de opgeëiste persoonhoger beroep heeft ingesteld tegen dat vonnis. De oproep voor het hoger beroep is naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres verstuurd. Het vonnis is bij arrest van 17 mei 2019 door de
Circuit Court in Katowicein stand gelaten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank afziet van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit court in Katowice, V Penal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van