In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Frankfurt am Main op 22 maart 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 en van Nederlandse nationaliteit, is niet verschenen tijdens de zitting op 28 juli 2022. Zijn raadsman was wel aanwezig, maar niet gemachtigd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn geclassificeerd als georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook de garantie ontvangen dat, indien de opgeëiste persoon in Duitsland wordt veroordeeld, hij zijn straf in Nederland kan ondergaan.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.