In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Examining Magistrates Court No. 1 of Sant Feliu de Llobregat in Spanje. Het EAB, dat dateert van 25 mei 2021, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Ecuador in 1996, die momenteel gedetineerd is in Nederland.
De behandeling van de vordering vond plaats op 28 juli 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap-A-Joe, en een tolk in de Spaanse taal. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Spaanse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van een strafbaar feit dat onder de lijst van bijlage 1 van de OLW valt, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in Spanje een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren kan worden opgelegd.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, en deze beslissing is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. A.M. Rus. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.