Op 11 augustus 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Gdańsk, Polen. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie, die op 7 juni 2022 is ingediend. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1991, is gedetineerd en heeft verklaard dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij niet voldoet aan het vereiste van vijf jaar ononderbroken verblijf in Nederland, wat een weigeringsgrond voor de overlevering zou zijn.
De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van (poging tot) afpersing, waarvoor dubbele strafbaarheid vereist is. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat zijn cliënt gelijkgesteld moet worden met een Nederlander, maar de rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor gelijkstelling, aangezien hij nog niet vijf jaar rechtmatig in Nederland verblijft.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke eisen is voldaan en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het EAB. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.