ECLI:NL:RBAMS:2022:699

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
13-003685-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verkrachting met betwiste verklaringen en psychische stoornissen

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 12 maart 2018 in Amsterdam zou hebben verkracht, heeft de rechtbank Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan. De zaak kwam ter terechtzitting op 2 februari 2022, waar de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en de raadsman, mr. R.H. Wormhoudt, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte zowel primair verkrachting als subsidiair seksueel binnendringen van een persoon met een geestelijke beperking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte op cruciale punten lijnrecht tegenover elkaar staan, zonder dat er objectief bewijs is dat de verklaring van de aangeefster ondersteunt. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen, en dat hij niet op de hoogte was van eventuele geestelijke beperkingen van de aangeefster. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, de aangeefster, heeft een vordering ingediend voor immateriële schade, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De rechtbank heeft bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-003685-19
Datum uitspraak: 16 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.H. Wormhoudt, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – primair ten laste gelegd dat hij zich op 12 maart 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [aangeefster] .
Subsidiair wordt hem verweten dat hij op genoemde dag en plaats seksueel bij [aangeefster] is binnengedrongen, terwijl hij wist dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvoldoende in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangeefster [aangeefster] liep op 12 maart 2018 rond 21:00 uur in het winkelcentrum vlak bij haar woning aan het [adres 2] te Amsterdam.
Daar raakte zij in gesprek met verdachte. De verklaringen van aangeefster en verdachte over wie als eerste de ander aansprak en wat er precies tussen hen is gezegd komen niet met elkaar overeen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte bleef aandringen dat hij met haar naar haar woning wilde gaan en dat zij hem toen uiteindelijk maar in haar woning heeft binnengelaten. Verdachte stelt dat hij aangeefster al twee keer eerder op straat had ontmoet. In de avond van 12 maart 2018 hadden zij op straat een normaal gesprek met elkaar waarin aangeefster hem voorstelde om hem te helpen de Nederlandse taal te leren. Ze zijn samen haar woning ingegaan en hij heeft zich daarbij niet opgedrongen. Uit de verklaringen van aangeefster en verdachte blijkt dat zij in de woonkamer zijn gaan zitten waar verdachte een zelf meegenomen biertje heeft gedronken en een eveneens zelf meegenomen jointje heeft gerookt. Verdachte heeft zijn telefoonnummer in de telefoon van aangeefster gezet door eerst met zijn telefoon naar haar telefoon te bellen.
Vastgesteld kan worden dat aangeefster en verdachte in de woning seks met elkaar hebben gehad. De verklaringen van aangeefster en verdachte lopen uiteen over de omstandigheden waaronder deze seks heeft plaatsgevonden.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte in haar woning opdringerig werd en haar eerst over haar kleding heen betastte en haar probeerde te zoenen. Verdachte wilde seks met haar en op een gegeven moment heeft zij het laten gebeuren omdat hij een condoom bij zich had. Eerst duwde hij haar hoofd naar zijn penis en moest zij hem pijpen. Vervolgens duwde hij zijn penis in haar vagina en dat deed pijn. Het condoom ging stuk en aangeefster zei dat zij het niet wilde. Daarna ging hij naar de slaapkamer en bleef hij aandringen dat zij ook daar naartoe moest komen. Ze is op bed gaan liggen. Ze heeft gezegd dat zij het niet wilde maar hij is niettemin toch met zijn penis in haar gegaan. Zij denkt dat hij het nieuwe condoom dat hij had omgedaan eerst weer had afgedaan. Ze weet niet of verdachte in haar is klaargekomen. Verdachte ging na de seks weer naar de woonkamer. Aangeefster voelde zich vies en is zich gaan douchen. Later ontstond in de woonkamer een beetje een ruzieachtige sfeer omdat verdachte haar ervan beschuldigde een ov-kaart van hem te hebben weggenomen. Verdachte wilde haar geld geven maar dat wilde ze niet aannemen. Hij liet enkele euro’s in de woning achter. Later bleek dat het telefoonnummer dat verdachte in de telefoon van aangeefster had gezet, weer was verwijderd.
Verdachte heeft een andere lezing van de feiten dan aangeefster. Hij heeft verklaard dat, terwijl zij enige tijd in de woonkamer aan het praten waren, aangeefster naar de slaapkamer ging en even later naakt in een nachtjapon de woonkamer weer inkwam. Vervolgens ging zij aan hem zitten en vroeg zij aan verdachte of hij een vriendin had. Ze begon zijn geslachtsdeel aan te raken en maakte opmerkingen over de grootte daarvan. Vervolgens raakte verdachte de borsten van aangeefster aan, waarna aangeefster hem begon te pijpen. Daarna zei ze tegen verdachte dat zij naar de slaapkamer wilde omdat het in de woonkamer niet comfortabel was. De eerste keer dat zij daar seks hadden heeft verdachte een condoom gebruikt die hij zelf bij zich had. Deze condoom scheurde echter en zijn zaad liep eruit. Aangeefster gaf hem een nieuwe condoom. Vervolgens hebben ze weer seks gehad maar zij zei dat het pijn deed en dat ze moe was en daarom zijn ze gestopt. Na de seks heeft hij zich een beetje gewassen en heeft zij zich gedoucht. Zij vroeg vervolgens om geld en hij heeft haar 20 euro gegeven. Zij vond dat te weinig en werd boos. Verdachte was bang dat zij hem misschien lastig zou vallen en heeft toen zijn nummer weer uit haar telefoon verwijderd.
Nadat verdachte was vertrokken heeft aangeefster [naam] , woonbegeleidster bij het begeleid wonen project van [instantie] gebeld, die haar adviseerde om de volgende dag contact op te nemen met haar persoonlijk begeleidster. [naam] heeft verklaard dat aangeefster een beetje warrig en in paniek leek. Ze zei tegen haar dat ze een man op straat was tegen gekomen. Deze man was mee naar haar huis gegaan.
Ze zei dat ze eerst toestemming had gegeven om seks te hebben. Nadat het condoom kapot was gegaan maakte ze zich erge zorgen dat ze iets zou krijgen. Toen wilde ze niet meer maar de man is toch doorgegaan.
Aangeefster heeft borderline trekken, er is sprake van schizofrenie, zij heeft een angststoornis en aangeboren staar. Mogelijk is sprake van zwakbegaafdheid, maar dit is niet vastgesteld en het dossier geeft op dit punt wisselende informatie.
Verdachte heeft verklaard dat hem wel was opgevallen dat aangeefster moeilijk kon zien en scheel keek. Hij had een beetje medelijden met haar maar hij heeft verder niets bijzonders aan haar gemerkt en er was een normale communicatie met haar mogelijk.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.
De verhaallijnen van aangeefster en verdachte lopen op cruciale punten uiteen.
Op basis van het dossier en de behandeling ter terechtzitting is niet vast te stellen welke van de twee verhaallijnen juist is. De door aangever en verdachte afgelegde verklaringen zijn bovendien op onderdelen niet helemaal consistent. Ervan uitgaande dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is, ontbreekt ondersteund bewijs dat verdachte haar tot de seksuele handelingen zou hebben gedwongen, hetgeen aan een bewezenverklaring van de onder primair ten laste gelegde verkrachting in de weg staat. Evenmin is er bewijs dat verdachte wist van de stoornissen en/of geestelijke beperkingen bij aangeefster, zodat ook het subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De verklaringen van verdachte en aangeefster komen op veel punten niet met elkaar overeen. De verklaring van aangeefster wordt niet gedragen door de feiten en is onbetrouwbaar. De aangifte lijkt te zijn ingegeven door het feit dat verdachte uiteindelijk niets of nauwelijks heeft betaald voor de seks. Uit niets is naar voren gekomen dat verdachte aangeefster tot seks heeft gedwongen. De verklaring van aangeefster wordt op dit punt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal, zodat verdachte van de ten laste gelegde verkrachting moet worden vrijgesproken.
Op het moment dat verdachte seks had met aangeefster had verdachte geen enkel idee dat aangeefster mogelijk leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ook een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde is daarmee uitgesloten.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat als vaststaand kan worden aangenomen dat aangeefster en verdachte op 12 maart 2018 seks hebben gehad, waarbij aangeefster verdachte heeft gepijpt en waarbij verdachte met zijn penis in de vagina van aangeefster is geweest.
Om tot een bewezenverklaring te komen van verkrachting, zal in de eerste plaats vast moeten komen te staan dat verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, aangeefster heeft gedwongen om die seksuele handelingen te ondergaan. De onderhavige verdenking heeft blijkens de tenlastelegging het oog op het aanspreken door verdachte van aangeefster op straat, het bij haar aandringen om met haar mee de woning in te gaan, het aanraken en kussen van aangeefster, het dwingen om hem te pijpen en het met zijn penis vaginaal bij aangeefster binnendringen, terwijl aangeefster hem had gezegd dat zij dit niet wilde.
Uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) volgt dat het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend op de verklaring van één getuige (in dit geval: van aangeefster) kan worden aangenomen.
Er moet met andere woorden voldoende steunbewijs zijn.
Met de officier van justitie en de verdediging constateert de rechtbank dat de verklaringen van aangeefster en verdachte op cruciale punten lijnrecht tegenover elkaar staan. Aangeefster stelt dat zij verdachte te kennen heeft gegeven dat zij geen seks wilde, terwijl verdachte stelt dat het initiatief van de seks in belangrijke mate van aangeefster uitging. Het dossier bevat geen objectieve informatie die één van beide lezingen ondersteunt dan wel diskwalificeert. Het is kort gezegd de verklaring van aangeefster tegenover de verklaring van verdachte. Getuigenverklaringen, forensisch bewijs of medische informatie waaruit zou kunnen blijken dat verdachte aangeefster tot de seksuele handelingen heeft gedwongen ontbreken. De verklaring van de woonbegeleidster, dat aangeefster in het telefoongesprek na het gebeurde warrig in en paniek klonk, kan niet als ondersteund bewijs worden gezien. De toestand waarin aangeefster verkeerde kan evenzogoed zijn ontstaan omdat zij geschrokken was van het gescheurde condoom en de mogelijke gevolgen daarvan. Bovendien is de bron van de verklaring van de woonbegeleidster, aangeefster, dus in die zin niet objectief.
Omdat de verklaring van aangeefster op essentiële onderdelen niet wordt ondersteund door ander bewijs staat dit aan een bewezenverklaring van verkrachting in de weg.
De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden, namelijk dat verdachte wist dat er bij aangeefster sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of dat zij aan een ziekelijke stoornis van haar geestesvermogens leed.
Aangeefster kampt blijkens de verklaringen van de medewerkers van het begeleid wonen project waaraan aangeefster deelneemt, met diverse psychische stoornissen, terwijl mogelijk ook nog sprake is van zwakbegaafdheid. Daargelaten de vraag in hoeverre deze stoornissen aangeefster in de weg stonden om haar wil te bepalen of kenbaar te maken of weerstand te bieden, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte van deze stoornissen op de hoogte was. Verdachte kende haar immers niet of nauwelijks terwijl de beschreven stoornissen niet van dien aard zijn dat deze voor een ieder onmiddellijk kenbaar zijn. Ook het subsidiair tenlastegelegde kan daarom niet bewezen worden verklaard en de rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] , bijgestaan door haar advocaat mr. M.M. de Boer, vordert € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [aangeefster] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2022.
[...]