In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 december 2022 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Eteck Warmte 4 B.V. als eiseres en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres had een vordering ingesteld op basis van de informatieplichten die voortvloeien uit artikel 3 van de Warmtewet. De gedaagde was op 1 mei 2018 aangesloten op de warmtelevering, maar had de overeenkomst op 1 november 2019 beëindigd. Eteck Warmte 4 B.V. stelde dat zij voldaan had aan haar informatieverplichtingen door een welkomstpakket te sturen, waarin alle relevante informatie was opgenomen. De gedaagde had niet gereageerd op de tussenvonnis en was niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres voldoende bewijs had geleverd dat zij aan haar informatieverplichtingen had voldaan. De vordering werd toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 505,69 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en incassokosten. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 553,22 werden begroot, en in de na dit vonnis ontstane kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.