Eiseres is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten dat en op welke wijze zij heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen. Voorts is zij in de gelegenheid gesteld toe te lichten dat en op welke wijze zij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 van de Warmteregeling. Daarnaast diende eiseres het welkomstpakket waaraan zij in de dagvaarding refereerde in het geding te brengen.
In tegenstelling tot wat in de dagvaarding staat, stelt eiseres wel over een (gedeelte van) een overeenkomst te beschikken, omdat gedaagde een foto heeft ingezonden van de eerste pagina. Deze foto heeft eiseres overgelegd. Het welkomstpakket heeft eiseres eveneens overgelegd.
Eiseres stelt te hebben voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en de voorschriften van artikel 6:230v BW. Alle in die artikelen bedoelde informatie is aan gedaagde toegezonden op een duurzame gegevensdrager in de vorm van een welkomstpakket, bestaande uit een leveringsovereenkomst, een ‘information card’, een product- en tarievenblad, algemene leveringsvoorwaarden en aansluitvoorwaarden.
Op grond van het overgelegde welkomstpakket kan worden vastgesteld dat eiseres heeft voldaan aan de op haar rustende contractuele informatieplichten. Niet kan echter worden vastgesteld dat eiseres de informatie als bedoeld in artikel 3 van de Warmtewet, waaronder de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW, aan gedaagde heeft verstrekt voordat gedaagde aan de overeenkomst tot warmtelevering is gebonden, zoals beide artikelen voorschrijven. Dat heeft eiseres niet gesteld en blijkt ook niet uit de overgelegde producties. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat eiseres niet heeft voldaan aan haar precontractuele verplichtingen van de Warmtewet, waaronder het verstrekken van de informatie genoemd in artikel 6:230m lid 1 BW.
Geoordeeld wordt dat het niet voldoen aan de precontractuele informatieverplichtingen een voldoende ernstige schending oplevert om over te gaan tot het opleggen van een sanctie, bestaande uit een vermindering van de betalingsverplichting van gedaagde. De kantonrechter zal voor de hoogte van het percentage aansluiten bij de Richtlijn voor sanctionering van schending van essentiële informatieplichten. Aangezien het ervoor moet worden gehouden dat alle precontractuele informatieplichten niet zijn nageleefd, gaat het om meer dan drie schendingen. In dat geval komt het sanctiepercentage uit op 50%.
Voor wat betreft artikel 5 van de Warmteregeling verwijst eiseres naar aanmaningen die zij als producties heeft overgelegd. Daarnaast verwijst eiseres naar aantekeningen van een eerder door haar ingeschakeld incassobureau.
Op grond van de producties waarnaar eiseres verwijst wordt vastgesteld dat zij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 lid 3 onder a, lid 4 en lid 5 van de Warmteregeling. Gesteld noch gebleken is dat eiseres ook heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 lid 3 onder b en c van de Warmteregeling. Zo heeft eiseres in de herinneringen niet aangeboden om met schriftelijke toestemming van gedaagde de contactgegevens van gedaagde, diens klantnummer en informatie over de hoogte van diens schuld aan een schuldhulpverleningsinstantie te verstrekken. Ook heeft eiseres niet aan gedaagde gemeld dat gedaagde niet zou worden afgesloten als de artikelen 6 of 7 lid 2 van de Warmteregeling van toepassing zijn, waarin onder meer staat dat niet wordt beëindigd als de kwetsbare consument hierom verzoekt.
Nu eiseres niet heeft voldaan aan alle verplichtingen voortvloeiend uit artikel 5 van de Warmteregeling, kan de vordering tot ontbinding van de overeenkomst en de afsluiting van de leverantie en alle daarmee samenhangende nevenvorderingen niet worden toegewezen.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van een hoofdsom van € 512,47
(gevorderde hoofdsom van € 1.024,95 x 0,5).
Nu een lagere hoofdsom is toegewezen, is het gevorderde bedrag aan rente te hoog berekend. De rente is toewijsbaar over de voornoemde hoofdsom vanaf de datum van verzuim. Nu eiseres deze datum niet heeft gesteld, wordt de rente toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat eiseres niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW door gedaagde op zijn laatst is ontvangen, dan wel op welke datum eiseres deze aanmaning aan gedaagde heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. Op grond van het voorgaande blijkt dat eiseres de voor de beslissing van belang zijnde feiten in de dagvaarding niet naar waarheid heeft aangevoerd, doordat zij stelde dat gedaagde de overeenkomst niet ondertekend retour had gestuurd, terwijl gedaagde in werkelijkheid de overeenkomst (al dan niet gedeeltelijk) had ingevuld en daarvan in ieder geval een foto aan eiseres heeft toegestuurd. Eiseres heeft de verplichting voortvloeiend uit artikel 21 Rv dan ook niet nageleefd. Het komt de kantonrechter om die reden geraden voor om de proceskosten niet voor rekening van gedaagde te laten komen. De proceskosten worden afgewezen.