ECLI:NL:RBAMS:2022:6968

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
9487135 CV EXPL 21-14619
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een hoofdsom en afwijzing van proceskosten in een geschil over precontractuele informatieplichten en sancties onder de Warmtewet

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eteck Warmte CDZ B.V. en een gedaagde die niet verschenen was. De eiseres, Eteck Warmte CDZ B.V., had een vordering ingesteld met betrekking tot de nakoming van een overeenkomst tot warmtelevering. De zaak betrof onder andere de vraag of eiseres had voldaan aan haar precontractuele informatieverplichtingen zoals voorgeschreven in de Warmtewet.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, met name niet aan de informatieverplichtingen van artikel 3 van de Warmtewet. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres niet in staat was om aan te tonen dat zij de benodigde informatie tijdig had verstrekt aan de gedaagde. De rechter oordeelde dat het niet voldoen aan deze verplichtingen een ernstige schending opleverde, wat resulteerde in een sanctie van 50% op de betalingsverplichting van de gedaagde.

Daarnaast werd ook gekeken naar de naleving van de schuldhulpbepalingen van artikel 5 van de Warmteregeling. De rechter concludeerde dat eiseres niet had voldaan aan alle verplichtingen die voortvloeien uit deze regeling, wat leidde tot de afwijzing van de vordering tot ontbinding van de overeenkomst en afsluiting van de leverantie. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 512,47, vermeerderd met wettelijke rente, terwijl de proceskosten voor rekening van eiseres bleven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9487135 CV EXPL 21-14619
vonnis van: 1 december 2022
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eteck Warmte CDZ B.V.
gevestigd te Waddinxveen
eiseres
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Op 28 april 2022 is een tussenvonnis gewezen. Eiseres heeft een akte met producties ingediend. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft gedaagde niet op de akte van eiseres gereageerd. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eiseres is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten dat en op welke wijze zij heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen. Voorts is zij in de gelegenheid gesteld toe te lichten dat en op welke wijze zij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 van de Warmteregeling. Daarnaast diende eiseres het welkomstpakket waaraan zij in de dagvaarding refereerde in het geding te brengen.
In tegenstelling tot wat in de dagvaarding staat, stelt eiseres wel over een (gedeelte van) een overeenkomst te beschikken, omdat gedaagde een foto heeft ingezonden van de eerste pagina. Deze foto heeft eiseres overgelegd. Het welkomstpakket heeft eiseres eveneens overgelegd.
Eiseres stelt te hebben voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en de voorschriften van artikel 6:230v BW. Alle in die artikelen bedoelde informatie is aan gedaagde toegezonden op een duurzame gegevensdrager in de vorm van een welkomstpakket, bestaande uit een leveringsovereenkomst, een ‘information card’, een product- en tarievenblad, algemene leveringsvoorwaarden en aansluitvoorwaarden.
Op grond van het overgelegde welkomstpakket kan worden vastgesteld dat eiseres heeft voldaan aan de op haar rustende contractuele informatieplichten. Niet kan echter worden vastgesteld dat eiseres de informatie als bedoeld in artikel 3 van de Warmtewet, waaronder de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW, aan gedaagde heeft verstrekt voordat gedaagde aan de overeenkomst tot warmtelevering is gebonden, zoals beide artikelen voorschrijven. Dat heeft eiseres niet gesteld en blijkt ook niet uit de overgelegde producties. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat eiseres niet heeft voldaan aan haar precontractuele verplichtingen van de Warmtewet, waaronder het verstrekken van de informatie genoemd in artikel 6:230m lid 1 BW.
Geoordeeld wordt dat het niet voldoen aan de precontractuele informatieverplichtingen een voldoende ernstige schending oplevert om over te gaan tot het opleggen van een sanctie, bestaande uit een vermindering van de betalingsverplichting van gedaagde. De kantonrechter zal voor de hoogte van het percentage aansluiten bij de Richtlijn voor sanctionering van schending van essentiële informatieplichten. Aangezien het ervoor moet worden gehouden dat alle precontractuele informatieplichten niet zijn nageleefd, gaat het om meer dan drie schendingen. In dat geval komt het sanctiepercentage uit op 50%.
Voor wat betreft artikel 5 van de Warmteregeling verwijst eiseres naar aanmaningen die zij als producties heeft overgelegd. Daarnaast verwijst eiseres naar aantekeningen van een eerder door haar ingeschakeld incassobureau.
Op grond van de producties waarnaar eiseres verwijst wordt vastgesteld dat zij heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 lid 3 onder a, lid 4 en lid 5 van de Warmteregeling. Gesteld noch gebleken is dat eiseres ook heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 5 lid 3 onder b en c van de Warmteregeling. Zo heeft eiseres in de herinneringen niet aangeboden om met schriftelijke toestemming van gedaagde de contactgegevens van gedaagde, diens klantnummer en informatie over de hoogte van diens schuld aan een schuldhulpverleningsinstantie te verstrekken. Ook heeft eiseres niet aan gedaagde gemeld dat gedaagde niet zou worden afgesloten als de artikelen 6 of 7 lid 2 van de Warmteregeling van toepassing zijn, waarin onder meer staat dat niet wordt beëindigd als de kwetsbare consument hierom verzoekt.
Nu eiseres niet heeft voldaan aan alle verplichtingen voortvloeiend uit artikel 5 van de Warmteregeling, kan de vordering tot ontbinding van de overeenkomst en de afsluiting van de leverantie en alle daarmee samenhangende nevenvorderingen niet worden toegewezen.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van een hoofdsom van € 512,47
(gevorderde hoofdsom van € 1.024,95 x 0,5).
Nu een lagere hoofdsom is toegewezen, is het gevorderde bedrag aan rente te hoog berekend. De rente is toewijsbaar over de voornoemde hoofdsom vanaf de datum van verzuim. Nu eiseres deze datum niet heeft gesteld, wordt de rente toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat eiseres niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW door gedaagde op zijn laatst is ontvangen, dan wel op welke datum eiseres deze aanmaning aan gedaagde heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
Op grond van het voorgaande blijkt dat eiseres de voor de beslissing van belang zijnde feiten in de dagvaarding niet naar waarheid heeft aangevoerd, doordat zij stelde dat gedaagde de overeenkomst niet ondertekend retour had gestuurd, terwijl gedaagde in werkelijkheid de overeenkomst (al dan niet gedeeltelijk) had ingevuld en daarvan in ieder geval een foto aan eiseres heeft toegestuurd. Eiseres heeft de verplichting voortvloeiend uit artikel 21 Rv dan ook niet nageleefd. Het komt de kantonrechter om die reden geraden voor om de proceskosten niet voor rekening van gedaagde te laten komen. De proceskosten worden afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van € 512,47 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 oktober 2021 tot de dag van de voldoening;
verklaart de veroordeling onder I. uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.