Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
preparatory proceedings’in de procedure in eerste aanleg is gewezen op de verplichting om een adres op te geven waar correspondentie over de strafprocedure naar toe zal worden gezonden. Ook is hij gewezen op de verplichting om eventuele adreswijzigingen door te geven en de eventuele consequenties daarvan wanneer hij dit niet zou doen. Uit het EAB en de aanvullende informatie kan echter niet worden afgeleid dat aan de opgeëiste persoon is meegedeeld dat deze verplichting zich ook zou uitstrekken over een eventuele procedure in hoger beroep. Verder blijkt niet dat de opgeëiste persoon in het kader van de procedure in hoger beroep de zogenoemde ‘adresinstructie’ heeft ontvangen.
5.Strafbaarheid
Atmani(C-463/15 PPU, ECLI:EU:C:2015:634) bepaald dat de OLW alleen de voorwaarde van (enkele) strafbaarheid naar Nederlands recht mag stellen; niet ook de voorwaarde van een strafbedreiging naar Nederlands recht met een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden. In geval van executieoverlevering is slechts relevant dat een vrijheidssanctie van ten minste vier maanden moet zijn opgelegd en het feit in Nederland strafbaar moet zijn. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd staat aan overlevering dan ook niet in de weg.
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsbepalingen
9.Beslissing
[naam opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) ten behoeve van het vonnis van 27 november 2017, referentienummer IXK 1225/17 (vonnis 1);
[naam opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) ten behoeve van het vonnis van 24 mei 2018, referentienummer IIK 104/18 (vonnis 2).