ECLI:NL:RBAMS:2022:6956

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
9363924 CV EXPL 21-11093
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering DGB Energie B.V. wegens niet-handhaving

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen DGB Energie B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. DGB had een vordering ingediend, maar verzocht om doorhaling van de zaak. De gedaagde heeft echter aangegeven niet in te stemmen met dit verzoek, omdat hij een eindbeslissing wenste. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 17 januari 2022 overwogen dat DGB zich mogelijk schuldig had gemaakt aan misleidende handelspraktijken door een lager voorschotbedrag voor te spiegelen dan uiteindelijk in rekening werd gebracht. Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst mogelijk vernietigbaar was. Na de verzoeken en reacties van beide partijen, heeft de kantonrechter vastgesteld dat DGB haar vordering niet langer handhaafde, wat resulteerde in de afwijzing van de vordering. DGB werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. T.C. van Andel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9363924 CV EXPL 21-11093
vonnis van: 3 oktober 2022

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DGB ENERGIE B.V.

gevestigd te Hardenberg
eiseres, nader te noemen: DGB
gemachtigde: T. Waissi (Argus B.V.)
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats]
gedaagde, nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 9 mei 2022 is een rolmededeling gegeven, nadat DGB om doorhaling van de zaak had verzocht. [gedaagde] mocht op dat verzoek reageren. [gedaagde] heeft om uitstel verzocht, waarna hij op de rol van 27 juni 2022 mondeling heeft laten weten dat hij niet instemt met het verzoek om doorhaling, omdat hij een eindbeslissing wil.
Daarop is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

In het tussenvonnis van 17 januari 2022 is overwogen dat DGB zich schuldig zou hebben gemaakt aan misleidende handelspartijken door [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst een veel lager voorschotbedrag voor te spiegelen dan vervolgens in rekening werd gebracht. De overeenkomst is in dat geval tot stand gekomen als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk en is daarom vernietigbaar. Partijen mochten zich eerst nog uitlaten over het voornemen om de overeenkomst ambtshalve te vernietigen.
DGB heeft aanvankelijk bij akte inhoudelijk gereageerd, om daarna doorhaling van de zaak te vragen. [gedaagde] heeft hiermee niet ingestemd. Van doorhaling kan daarom geen sprake zijn, maar daaruit wordt wel opgemaakt dat DGB haar vordering niet langer handhaaft. De vordering wordt dan ook afgewezen.
DGB wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt DGB in de proceskosten, gevallen aan de zijde van [gedaagde] , tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2022 in tegenwoordigheid van mr. T.C. van Andel, griffier.