ECLI:NL:RBAMS:2022:6952

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
13/751086-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van straf in Polen

Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateert van 26 januari 2021. Het EAB was uitgevaardigd door de Regional Court in Gliwice op 18 november 2019 en betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd bij een vonnis van de District Court in Gliwice op 25 mei 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1977, was niet ter zitting verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de vordering behandeld op de openbare zitting van 3 november 2022. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M.A. Prins, gaf aan niet gemachtigd te zijn om de verdediging te voeren. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor schorsing van de gevangenhouding.

De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank concludeerde dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht een overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert. Gezien het feit dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-751086-21
RK nummer: 21/505
Datum uitspraak: 17 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 november 2019 door de
Regional Court in Gliwice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1977,
verblijvende op het adres:
[adres] , [plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M.A. Prins, advocaat te ’s-Hertogenbosch, gaf ter zitting aan niet door de opgeëiste persoon te zijn gemachtigd zijn verdediging ter zitting te voeren.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor (schorsing van) de gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een:
legally valid judgement: issued by The District Court in Gliwice(Polen)
on 25th May 2018(referentienummer: IX K 1072/17)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
In onderdeel d) van het EAB is punt 1.a aangekruist:
The person concerned was summoned in person on 24-02-2018 and thereby was informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision – and was informed that the decision may be issued in the event he or she does not appear for the trial.
Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 12 OLW daarmee niet aan overlevering in de weg omdat de in artikel 12, onder a, OLW genoemde omstandigheid zich voordoet.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Gliwice(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Bouwmeester, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.