ECLI:NL:RBAMS:2022:6943

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/13/717327 / HA ZA 22-382
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen tussen broer en zus over de verdeling van nalatenschappen en vorderingen betreffende executeursloon en gebruiksvergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee kinderen, [eiser] en [gedaagde], over de verdeling van de nalatenschappen van hun overleden ouders. De ouders zijn overleden in september 2020 en hebben beiden een testament opgemaakt waarin zij elkaar als eerste erfgenaam hebben aangewezen, met [eiser] en [gedaagde] als tweede erfgenamen. De kinderen hebben de nalatenschappen gezamenlijk aanvaard en zijn benoemd tot executeurs. De zaak betreft onder andere de verdeling van de inboedel, de auto, en de afrekening van kosten die door [eiser] zijn voorgeschoten voor de nalatenschappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning van de ouders is verkocht en dat de netto verkoopopbrengst is verdeeld. [eiser] vordert onder andere een vergoeding voor kosten die zij heeft gemaakt in het kader van de nalatenschap, alsook een gebruiksvergoeding van de woning die door [gedaagde] is gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] voor een groot deel gegrond zijn, maar heeft ook enkele vorderingen afgewezen, zoals het verzoek om executeursloon en de gebruiksvergoeding. De rechtbank heeft de verdeling van de nalatenschappen vastgesteld en de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 7 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/717327 / HA ZA 22-382
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.L. Neuteboom-van Asselt te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. F.G.J. Staals te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
In het dossier van de rechtbank zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding van 2 mei 2022 met producties 1 tot en met 23,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5,
- de aanvullende producties van [eiser] , 24 tot en met 41,
- het tussenvonnis van 31 augustus 2022 waarbij de mondelinge behandeling is bepaald.
Op 24 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De aantekeningen die de griffier heeft gemaakt van de mondelinge behandeling en de spreekaantekeningen van de advocaat van [eiser] zitten in het dossier.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat vandaag vonnis wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de moeder] (hierna:
moeder) en [de vader] (hierna:
vader) waren met elkaar getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. [eiser] en [gedaagde] zijn hun kinderen; zij zijn tijdens het huwelijk geboren.
2.2.
Moeder is overleden op 3 september 2020 en vader kort daarna op 7 september 2020. Zij hebben allebei in 2010 een testament laten opmaken. Daarin hebben zij elkaar over een weer als eerste erfgenaam aangewezen onder de voorwaarde dat de ander dertig dagen na het overlijden nog in leven zou zijn. Aan die voorwaarde is niet voldaan. Moeder en vader hebben beiden [eiser] en [gedaagde] gezamenlijk als tweede erfgenamen aangewezen, ieder voor de helft van de nalatenschappen. Zij hebben verder [eiser] en [gedaagde] gezamenlijk aangewezen als executeur van de nalatenschappen. Daarbij hebben zij het verzoek gedaan aan [eiser] en [gedaagde] om de taken in onderling overleg te verdelen.
2.3.
[eiser] en [gedaagde] hebben beide nalatenschappen zuiver aanvaard. Zij hebben ook voor beide nalatenschappen de gezamenlijke executeursbenoeming aanvaard.
2.4.
In de nalatenschap zat onder andere de woning van moeder en vader (hierna:
de woning). De woning is op 1 juli 2021 verkocht en geleverd. De netto verkoopopbrengst bedroeg € 868.700,01. [eiser] en [gedaagde] hebben ieder recht op de helft van dit bedrag. De notaris heeft de helft, € 434.350,-, aan [eiser] uitgekeerd. Hij heeft € 414.350,- aan [gedaagde] uitgekeerd en € 20.000,- op de ervenrekening gestort.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank
I. de verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder op grond van artikel 3:185 BW op de volgende manier vaststelt:
- verdeling van de inboedel en de auto volgens haar primaire voorstel met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.143,38 vanwege overbedeling en te bepalen dat dit bedrag wordt verrekend met het bedrag van € 20.000,- dat [gedaagde] nog krijgt van de ervenrekening;
- als het primaire voorstel niet wordt gevolgd, dan verdeling van de inboedel en de auto volgens haar subsidiaire voorstel met veroordeling van [gedaagde] om € 5.643,38 aan [eiser] te betalen vanwege overbedeling en te bepalen dat dit bedrag wordt verrekend met het bedrag van € 20.000,- dat [gedaagde] nog krijgt van de ervenrekening;
Ook vordert zij de afgifte van de goederen die aan haar worden toebedeeld en nog in het bezit zijn van [gedaagde] waarbij wordt bepaald dat [gedaagde] een dwangsom moet betalen als hij de goederen niet afgeeft.
II. voor recht verklaart dat [gedaagde] en [eiser] ieder recht hebben op de helft van het banksaldo op de ervenrekening minus het bedrag van € 20.000,- dat toebehoort aan [gedaagde] ;
III. [gedaagde] veroordeelt om de persoonlijke goederen, waaronder fotoboeken, familiestukken, familiebrieven en foto’s aan [eiser] af te geven waarbij wordt bepaald dat [gedaagde] een dwangsom moet betalen als hij deze goederen niet afgeeft;
IV. [gedaagde] veroordeelt de helft van de kopieerkosten van foto’s en brieven aan [eiser] te betalen.
[eiser] vordert verder dat de rechtbank:
- bepaalt dat zij recht heeft op vergoeding van de kosten die zij ten behoeve van de nalatenschap heeft voorgeschoten van € 6.820,59 en [gedaagde] veroordeelt de helft daarvan, € 3.410,30, aan haar te betalen, te verrekenen met het bedrag van € 20.000,- van [gedaagde] dat nog op de ervenrekening staat;
- [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van een vergoeding van de kosten die [eiser] voor [gedaagde] heeft voorgeschoten van € 2.957,41; te verrekenen met het bedrag van € 20.000,- van [gedaagde] dat nog op de ervenrekening staat;
- bepaalt dat [eiser] recht heeft op loon voor haar werkzaamheden als executeur ten laste van de nalatenschap in totaal een bedrag van € 8.832,34, en [gedaagde] veroordeelt de helft daarvan, € 4.416,17 aan haar te betalen te verrekenen met het bedrag van € 20.000,- van [gedaagde] dat nog op de ervenrekening staat;
- [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van een gebruiksvergoeding over de periode vanaf november 2020 tot en met 30 juni 2021 van € 1.447,84, te verrekenen met het bedrag van € 20.000,- van [gedaagde] dat nog op de ervenrekening staat;
- voor recht verklaart de bedragen die na verrekening van de hiervoor genoemde schulden en verdeling van de laatste activa en uitgaande van het saldo van de ervenrekening op 4 april 2022 aan ieder moet worden betaald;
- daarbij [eiser] machtigt over te gaan tot uitvoering van de betalingen van de ervenrekening aan [gedaagde] en haarzelf waarna [eiser] de ervenrekening kan opheffen;
- [gedaagde] veroordeelt zijn medewerking te verlenen aan afwikkeling van de nalatenschappen zoals bepaald door de rechtbank;
- [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
[eiser] vordert dat de rechtbank hierbij bepaalt dat het vonnis ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij meent dat [eiser] ’s vorderingen moeten worden afgewezen en dat ieder de eigen kosten van de rechtszaak moet betalen (compensatie van kosten).
3.3.
Onder het kopje ‘de beoordeling’ gaat de rechter in op wat partijen verder hebben aangevoerd, voor zover dat nodig is.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een groot deel van de nalatenschappen al verdeeld. Zo hebben zij de woning al verkocht en de netto verkoopopbrengst verdeeld, de inboedel is gedeeltelijk en de uitgekeerde levensverzekeringspolissen zijn geheel verdeeld. Het is hen alleen niet gelukt om de rest ook samen te verdelen. Dit moet dus alsnog gebeuren. Het gaat om de volgende goederen:
  • restant inboedel, familiefoto’s, familiebrieven en persoonlijke bescheiden,
  • de (waarde van de) auto,
  • het saldo van de ervenrekening,
  • afrekening van de door [eiser] voorgeschoten kosten van de nalatenschappen.
De inboedelgoederen, familiefoto’s, familiebrieven en persoonlijke bescheiden
4.2.
[eiser] en [gedaagde] hebben tijdens de mondelinge behandeling een aantal wensen en aaanvaardbaarheden geuit over de verdeling van de rest van de inboedelgoederen en afhandeling van de familiefoto’s en familiebrieven. De rechtbank zal in de beslissing over de verdeling van deze goederen volgen wat [eiser] en [gedaagde] aangaven als wens of aanvaardbaar vonden. Er wordt geen bevel tot afgifte gegeven van de goederen omdat partijen met elkaar afspraken hebben gemaakt en [gedaagde] heeft toegezegd hieraan mee te werken. Er wordt dus ook geen dwangsom opgelegd.
Verder houdt ieder de inboedelgoederen die hij/zij al in bezit heeft. Een en ander zonder dat er een vergoeding hoeft te worden betaald uit overbedeling.
4.3.
[eiser] en [gedaagde] hebben afgesproken over de familiefoto’s en familiebrieven dat [gedaagde] de helft daarvan aan [eiser] geeft. Verder geeft [gedaagde] haar de gelegenheid om van de andere foto’s en brieven een kopie te maken. Gezien deze afspraak, is er geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de kopieën die [eiser] eventueel zal maken. Haar vordering wordt dus op dat punt afgewezen.
Een aantal goederen heeft [gedaagde] verkocht. Hij heeft de hogedrukspuit verkocht voor € 45,- en de trappen voor € 60,-. [gedaagde] dient de helft van de opbrengst te betalen aan [eiser] .
Over de trouwringen stellen zowel [gedaagde] als [eiser] dat zij de ringen niet in hun bezit hebben en dat zij niet weten waar de ringen zijn gebleven. De rechtbank kan niet vaststellen dat een van partijen de trouwringen in bezit heeft. De rechtbank kan daarom de verdeling van de trouwringen niet vaststellen.
Over de tekst van [naam 1] hebben [gedaagde] en [eiser] afgesproken dat deze wordt toebedeeld aan [eiser] . Zij heeft daarbij toegezegd dat als zij er in slaagt de tekst te verkopen, zij de helft van de netto-opbrengst aan [gedaagde] zal geven.
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat de viool is verkocht door [eiser] en zij de opbrengst heeft verdeeld. De verdeling van (de waarde van) de viool hoeft dus niet meer te worden vastgesteld.
De auto
4.4.
Tot de nalatenschap behoorde een auto van het merk Citroën, type ZX, gekocht in 1997. [eiser] stelt dat de waarde van de auto bij overlijden van de ouders € 2.226,76 bedroeg. Zij baseert dit op het gemiddelde van vergelijkbare auto’s die te koop worden aangeboden via autoscout. [gedaagde] heeft een keuringsrapport van 10 maart 2021 overgelegd, waarbij de auto is afgekeurd. Hij heeft de auto aan een sloperij verkocht voor € 100,-. Daarmee staat voldoende vast dat de auto niet meer dan € 100,- waard was. [gedaagde] en [eiser] hebben ieder recht op € 50,-. [gedaagde] dient dit bedrag dus aan [eiser] te betalen.
Het saldo van de ervenrekening
4.5.
Het saldo op de ervenrekening bedraagt € 27.677,38. [eiser] en [gedaagde] zijn het er over eens dat [gedaagde] recht heeft op € 20.000,- omdat hem dit nog toekomt uit de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning. Ook zijn zij het er over eens dat zij ieder recht hebben op de helft van de rest van het saldo van de ervenrekening van € 7.677,38. De rechtbank deelt daarom € 3.838,69 toe aan [eiser] en € 3.838,69 aan [gedaagde] . Het bedrag van € 20.000,- komt aan [gedaagde] toe als het restant bedrag van de netto verkoopopbrengst die partijen onderling al hebben verdeeld. In rechtsoverweging 4.13 hierna zal de rechtbank nader bepalen hoe het bedrag op de ervenrekening per saldo verrekend wordt.
[eiser] heeft niet gesteld en het is de rechtbank niet gebleken dat zij nog een belang heeft bij een verklaring voor recht op dit punt, aangezien partijen het hierover eens zijn. Die vordering wordt dus afgewezen.
Door [eiser] voorgeschoten betalingen voor de nalatenschappen
4.6.
[eiser] stelt dat zij kosten heeft betaald die ten laste komen van de nalatenschappen. Zij stelt daarbij terecht dat kosten van de nalatenschappen ieder voor de helft voor rekening van [gedaagde] en haarzelf komen. Zij zijn immers ieder voor de onverdeelde helft deelgenoten in de nalatenschappen. Op grond van artikel 3:172 BW moeten [gedaagde] en [eiser] in die evenredigheid bijdragen tot de uitgaven die voor de gemeenschap (dus de nalatenschappen) zijn gedaan. Volgens [eiser] geldt dat voor alle posten die staan in het overzicht dat bij de dagvaarding is overgelegd als productie 20. [gedaagde] is het wat betreft een aantal posten eens met [eiser] . Deze posten bedragen in totaal € 2.430,04. [gedaagde] moet daarom in ieder geval € 1.215,02 aan [eiser] betalen. De rechtbank bespreekt deze posten verder niet apart. Voor de andere posten geldt het volgende.
De kosten van de posten ‘huisafwassing BS reiniging’ en ‘parkeren kanton’ zijn betaald van de ervenrekening en blijven dus buiten beschouwing.
De kosten die [eiser] heeft gemaakt voor de verkoop van de viool van in totaal € 102,10 [1] moeten worden gedeeld omdat [gedaagde] profijt heeft gehad van de verkoop. Hij heeft immers de helft van de verkoopopbrengst ontvangen. [gedaagde] moet daarom de helft van de kosten, dus € 51,05 aan [eiser] vergoeden.
De verhuiskosten die [eiser] heeft gemaakt van in totaal € 929,28 [2] en de overige kosten voor het leeghalen van de woning van in totaal € 230,- [3] , samengenomen dus € 1.159,28, zijn kosten die ten laste van de nalatenschappen komen. De inboedel van de woning moest worden verdeeld. Het is niet van belang aan wie de inboedelgoederen zijn toebedeeld en ook niet wie is ingeschakeld voor het ophalen van de restant goederen die [gedaagde] en [eiser] allebei niet wilden hebben. Het zijn immers allemaal kosten die zijn gemaakt in verband met de verdeling van de nalatenschappen. Ook moest de woning nu eenmaal worden leeggehaald om die te kunnen verkopen en te leveren aan de nieuwe eigenaars. [gedaagde] moet daarom de helft van € 1.159,28, dus € 579,64, aan [eiser] vergoeden.
De posten ‘koekebier administratie’ van € 381,15 [4] en ‘administratie [naam 2] ’ € 1.058,75 [5] zijn ook kosten die ten laste van de nalatenschappen komen. [gedaagde] voert aan dat uit de nota’s niet blijkt dat het gaat om werk dat is verricht voor de nalatenschappen. Op de nota overgelegd als bijlage X wordt echter wel gespecificeerd dat een deel van de nota bestede uren voor de erven [erflaters] betreft, namelijk “6 u. à € 52,50 ex btw”. Dit komt neer op € 381,15 inclusief btw. Op de nota overgelegd als bijlage Z staat geen specificatie van de gewerkte uren. De nota is evenwel gericht aan de erven [erflaters] . Verder heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het werk betrof voor de aangiften van de inkomstenbelasting voor haar ouders en voor de rekening en verantwoording ten behoeve van de bewindvoering over hun ouders. Zij heeft [gedaagde] per e-mail ervan op de hoogte gesteld dat [naam 2] de aangiften IB en de administratieve afhandeling zou regelen. [gedaagde] heeft daar destijds niet tegen geprotesteerd. Hiermee staat voldoende vast dat het kosten zijn die ten laste van de nalatenschappen komen en zijn voorgeschoten door [eiser] . [gedaagde] moet daarom de helft van deze kosten, € 529,38 plus 190,57 = € 719,95, aan [eiser] vergoeden.
De vergoeding die [eiser] heeft betaald aan [naam 3] komt ook ten laste van de nalatenschappen. Het werk van [naam 3] – hulp bij opruimen van het huis van de ouders – kan, anders dan dat [gedaagde] aanvoert, niet op één lijn worden gesteld met een vriendendienst. [naam 3] heeft immers voor het overlijden tegen betaling werk verricht voor de ouders. In opdracht van [eiser] heeft zij haar werk voortgezet na hun overlijden. Het ligt voor de hand dat zij daarvoor uit de nalatenschappen wordt betaald. [gedaagde] moet daarom de helft van € 800,-, dus € 400,-, aan [eiser] vergoeden.
De overige posten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat deze zijn betwist en niet worden aangemerkt als noodzakelijke kosten gemaakt ten behoeve van de nalatenschappen. [6]
In totaal moet [gedaagde] aan [eiser] voldoen: € 1.215,02 plus € 1.750,64 = € 2.965,66.
4.7.
Volgens [eiser] geldt voor de posten die in het overzicht staan dat bij de dagvaarding is overgelegd als productie 22 dat de kosten alleen voor rekening van [gedaagde] komen omdat hij alleen gebruik heeft gemaakt van de woning en de auto.
[gedaagde] betwist de kostenpost van € 750,- ‘ [eiser] betaald voor [gedaagde] leeghalen huis en garage aan [kopers huis] ’. [eiser] heeft een nota van [kopers huis] , de kopers van het huis van de ouders, overgelegd waarop de kosten zijn vermeld voor werkzaamheden om de woning en garage leeg te halen. Toegelicht is dat deze is gebaseerd op een afspraak die bij oplevering mede in overleg met de makelaar is gemaakt. [gedaagde] heeft niet toegelicht waarom niet kan worden uitgegaan van de juistheid van deze nota. Verder zijn er geen aanwijzingen dat [eiser] de nota niet heeft voldaan. Daarmee staat voldoende vast dat de kosten zijn gemaakt. Dit betreffen kosten die ten laste van de nalatenschappen komen omdat de woning leeg moest worden opgeleverd. Dit moest hoe dan ook gebeuren, ongeacht of [gedaagde] de woning heeft gebruikt of niet. Deze kosten komen dus ieder voor de helft voor rekening van [gedaagde] en [eiser] . [gedaagde] moet daarvoor aan [eiser] € 375,- betalen.
[gedaagde] voert terecht aan dat de overige posten [7] lasten zijn die voor rekening komen van de nalatenschappen omdat het gaat om kosten die verbonden zijn aan de goederen van de nalatenschappen. Zoals de rechtbank in 4.6 heeft overwogen, geldt ook voor deze posten dat [eiser] en [gedaagde] op grond van artikel 3:172 BW ieder voor de helft moeten bijdragen in de kosten. [eiser] heeft deze kosten voldaan. [gedaagde] moet daarom de helft van alle door haar betaalde kosten van het overzicht van productie 22 vergoeden.
In totaal heeft [eiser] dus recht op € 1.478,70.
Executeursloon
4.8.
[eiser] stelt dat zij recht heeft op executeursloon voor al het werk dat zij heeft verricht voor het beheer van de goederen en betaling van de schulden van de nalatenschappen. [gedaagde] is ook benoemd tot executeur maar heeft volgens [eiser] niets gedaan. Zij heeft [gedaagde] wel telkens betrokken bij het regelen van praktische zaken voor de afwikkeling van de nalatenschappen, zoals het leeghalen van de woning voor de levering, de aangifte van erfbelasting en de verkoop van de viool. Hij gaf echter telkens niet thuis. [eiser] stelt dat [gedaagde] de afwikkeling van de nalatenschappen zelfs heeft tegengewerkt. Verder heeft zij in haar eentje gezorgd voor de betalingen van de schulden van de nalatenschappen, aldus [eiser] . [gedaagde] betwist dit.
4.9.
[eiser] en [gedaagde] zijn gezamenlijk benoemd tot executeur van de nalatenschappen en hebben deze gezamenlijke benoeming aanvaard. In de nalatenschappen is niet uitdrukkelijk iets bepaald over het executeursloon in het geval dat [eiser] en [gedaagde] gezamenlijk executeur zijn. De rechtbank maakt uit de stellingen en toelichting van partijen tijdens de mondelinge behandeling op dat hun verstandhouding vóór het overlijden van hun ouders niet goed was. Na het overlijden is dat niet verbeterd. Dit maakte het voor [eiser] en [gedaagde] moeilijk om de taken gezamenlijk te verdelen conform het verzoek in het testament. Ook de verschillende manieren waarop zij omgingen met het verwerken van het verlies van hun ouders, maakten dat zij moeilijk gezamenlijk tot afwikkeling van de nalatenschappen konden komen. [eiser] heeft een groot deel van de taken op zich genomen en haar best gedaan om [gedaagde] daarbij te betrekken. [gedaagde] heeft zich minder actief opgesteld maar wel meegewerkt aan de afwikkeling, zoals bij de verkoop van de woning. Hij hield liever een ander tempo aan. Er bestaat daarom onvoldoende aanleiding [eiser] een executeursloon toe te kennen. Daarbij komt dat [eiser] en [gedaagde] wel gezamenlijk tot een verdeling zijn gekomen van de woning, een deel van de inboedel en de levensverzekeringspolissen. Verder is het niet komen vast te staan dat [gedaagde] het beheer van de goederen en de betaling van schulden van de nalatenschappen actief heeft tegengewerkt. De rechtbank wijst dus de vordering van [eiser] op dit punt af.
Gebruiksvergoeding
4.10.
[eiser] stelt dat [gedaagde] na het overlijden van hun ouders de woning is gaan gebruiken met uitsluiting van haarzelf. [gedaagde] heeft de tuin, de garage en de kelder van de woning gebruikt voor de opslag van zijn oldtimers, onderdelen en gereedschap, en hij was daar dagelijks aanwezig. Verder weigerde hij in eerste instantie mee te werken aan de verkoop van de woning. Dat deed hij uiteindelijk wel en zij en [gedaagde] hebben afgesproken dat de woning per 1 juli 2021 werd geleverd aan de nieuwe eigenaars. [gedaagde] had er echter niet voor gezorgd dat het huis leeg was op de leveringsdatum, ondanks dat [eiser] daarop had aangedrongen. Hij heeft de woning van 7 september tot 1 juli 2021 alleen gebruikt. Daarvoor moet hij aan haar een vergoeding betalen, aldus steeds [eiser] .
4.11.
Artikel 3:169 BW bepaalt dat in beginsel iedere deelgenoot bevoegd is tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed. Hieruit volgt dat áls [gedaagde] met uitsluiting van [eiser] de woning heeft gebruikt, hij aan haar een vergoeding moet betalen. [eiser] is immers ook bevoegd tot het gebruik van de woning maar heeft dat volgens haar niet kunnen doen. [gedaagde] betwist echter dat hij in de woning zijn hoofdverblijf had en dat hij [eiser] de toegang heeft geweigerd. Volgens hem heeft [eiser] ook meerdere keren verbleven in de woning en de woning gebruikt voor een feest en er een tv-opname laten maken. Ten slotte voert hij aan dat de woning al binnen tien maanden na het overlijden van hun ouders is verkocht en geleverd. Hij heeft daaraan zijn volledige medewerking verleend, aldus [gedaagde] .
4.12.
[eiser] beroept zich op het rechtsgevolg van de stelling dat [gedaagde] de woning heeft gebruikt met uitsluiting van haarzelf. Omdat [gedaagde] dit gemotiveerd betwist, moet zij die stelling onderbouwen met concrete feiten en omstandigheden. Dat heeft [eiser] niet voldoende gedaan. Zo heeft zij niet gesteld dat zij [gedaagde] heeft verzocht of gesommeerd om haar de woning (ook) te laten gebruiken en dat [gedaagde] dit heeft geweigerd. Verder blijkt niet dat hij de verkoop of levering heeft gefrustreerd. Dat [gedaagde] zijn spullen niet (allemaal) heeft weggehaald vóór 1 juli 2021 ondanks dat [eiser] daarop aandrong, is niet voldoende aanleiding voor het toekennen van een gebruiksvergunning. Hij heeft immers zijn medewerking verleend aan de verkoop. De rechtbank wijst de vordering over de gebruiksvergoeding af.
Verrekening
4.13.
[eiser] vordert dat de betalingen die [gedaagde] aan haar dient te voldoen, worden verrekend met de uitkering die hij ontvangt van de ervenrekening van € 20.000,-. [gedaagde] moet aan [eiser] voldoen:
Voorgeschoten kosten lijst productie 20 (r.o. 4.6) € 2.965,66
Voorgeschoten kosten lijst productie 22 (r.o. 4.7) € 1.478,70
Helft opbrengst verkochte inboedelgoederen en auto (r.o. 4.3 en 4.4) € 102,50+
Totaal € 4.546,86.
De rechtbank bepaalt dat van de ervenrekening aan [eiser] moet worden uitgekeerd: € 3.838,69 plus € 4.546,86 =
8.385,55en aan [gedaagde] : € 23.838,69 minus € 4.546,86 =
€ 19.291,83.
De overige vorderingen
4.14.
[eiser] vordert haar te machtigen om de betalingen van de ervenrekening aan [gedaagde] en haarzelf te doen en daarna de ervenrekening op te heffen. De rechtbank wijst deze vordering toe omdat [gedaagde] hier geen bezwaar tegen heeft.
4.15.
[eiser] vordert verder [gedaagde] te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan afwikkeling van de nalatenschappen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd daar aan mee te werken. De rechtbank gaat er van uit dat [gedaagde] dit zal doen. [eiser] heeft daarom geen belang bij toewijzing van deze vordering. Deze vordering wordt dus afgewezen.
De kosten van de rechtszaak
4.16.
Ten slotte vordert [eiser] om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de rechtszaak. In deze rechtszaak gaat het om een conflict tussen broer en zus over de verdeling van de nalatenschappen van hun ouders. Het is gebruikelijk dat bij dit soort zaken partijen ieder de eigen kosten betalen. De rechter ziet in de omstandigheden van deze zaak geen aanleiding om hiervan af te wijken. De kosten worden daarom gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt vast:
aan [eiser] wordt toebedeeld:
  • de tekst van [naam 1] , bij eventuele verkoop komt [gedaagde] de helft van de netto opbrengst toe,
  • de helft van de familiefoto’s en familiebrieven conform de verdeling die [gedaagde] maakt; [eiser] heeft het recht om van de helft die [gedaagde] krijgt kopieën te maken; [gedaagde] moet ze daarvoor ter beschikking stellen op haar verzoek,
  • de helft van de zilveren theelepels,
  • de zilveren theepot,
  • de glasgravure van Overhaus,
  • de vleugel,
aan [gedaagde] wordt toebedeeld:
  • de helft van de familiefoto’s en familiebrieven, conform de verdeling die hij maakt,
  • de helft van de zilveren theelepels,
  • het bankje van Berlage,
ieder behoudt voor het overige de inboedelgoederen die partijen in bezit hebben zonder vergoeding over en weer,
5.2.
bepaalt dat na verrekening, zoals is vermeld in rechtsoverweging 4.13, van het saldo van de ervenrekening € 8.385,55 aan [eiser] toekomt en € 19.291,83 aan [gedaagde] ,
5.3.
machtigt [eiser] om de betalingen van de ervenrekening, zoals is bepaald in 5.2 van deze beslissing, aan [gedaagde] en haarzelf te doen en daarna de ervenrekening op te heffen;
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, rechter, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.

Voetnoten

1.Totaal van de posten ‘verzending viool Tarisio’ van € 97,50 en ‘inpakmateriaal viool’ van € 4,60
2.Totaal van de posten ‘verhuizing vleugel en banken en overig onverdeeld, bed enz.’ van € 907,50 en ‘verhuisdekens te betalen’ van € 21,78
3.Totaal van de posten ‘weghalen grofvuil pama’ van € 60,-, ‘oud ijzerboer’ van € 60,- en ‘ben 110,00 euro verhuizing spullen onverdeeld voor grote verhuiswagen’ van € 110,-
4.Nota overgelegd als bijlage X van productie 20 bij de dagvaarding
5.Nota overgelegd als bijlage Z van productie 20 bij de dagvaarding
6.Dit geldt voor de posten: ‘benzine’, ‘kantonrechter brief’, ‘rechtspraak griffierecht’ en ‘parkeren Utrecht Stam’ (2x)
7.‘motorrijtuigenbel’ van € 32, ‘Opstalverzekering 9x’ van € 541,26, ‘hypotheek totaal’ € 1,574,65 en ‘XS4ALL okt. 2021’ van € 59,50