3.1.[eiser] vordert dat de rechtbank
I. de verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder op grond van artikel 3:185 BW op de volgende manier vaststelt:
- verdeling van de inboedel en de auto volgens haar primaire voorstel met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.143,38 vanwege overbedeling en te bepalen dat dit bedrag wordt verrekend met het bedrag van € 20.000,- dat [gedaagde] nog krijgt van de ervenrekening;
- als het primaire voorstel niet wordt gevolgd, dan verdeling van de inboedel en de auto volgens haar subsidiaire voorstel met veroordeling van [gedaagde] om € 5.643,38 aan [eiser] te betalen vanwege overbedeling en te bepalen dat dit bedrag wordt verrekend met het bedrag van € 20.000,- dat [gedaagde] nog krijgt van de ervenrekening;
Ook vordert zij de afgifte van de goederen die aan haar worden toebedeeld en nog in het bezit zijn van [gedaagde] waarbij wordt bepaald dat [gedaagde] een dwangsom moet betalen als hij de goederen niet afgeeft.
II. voor recht verklaart dat [gedaagde] en [eiser] ieder recht hebben op de helft van het banksaldo op de ervenrekening minus het bedrag van € 20.000,- dat toebehoort aan [gedaagde] ;
III. [gedaagde] veroordeelt om de persoonlijke goederen, waaronder fotoboeken, familiestukken, familiebrieven en foto’s aan [eiser] af te geven waarbij wordt bepaald dat [gedaagde] een dwangsom moet betalen als hij deze goederen niet afgeeft;
IV. [gedaagde] veroordeelt de helft van de kopieerkosten van foto’s en brieven aan [eiser] te betalen.
[eiser] vordert verder dat de rechtbank:
- bepaalt dat zij recht heeft op vergoeding van de kosten die zij ten behoeve van de nalatenschap heeft voorgeschoten van € 6.820,59 en [gedaagde] veroordeelt de helft daarvan, € 3.410,30, aan haar te betalen, te verrekenen met het bedrag van € 20.000,- van [gedaagde] dat nog op de ervenrekening staat;
- [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van een vergoeding van de kosten die [eiser] voor [gedaagde] heeft voorgeschoten van € 2.957,41; te verrekenen met het bedrag van € 20.000,- van [gedaagde] dat nog op de ervenrekening staat;
- bepaalt dat [eiser] recht heeft op loon voor haar werkzaamheden als executeur ten laste van de nalatenschap in totaal een bedrag van € 8.832,34, en [gedaagde] veroordeelt de helft daarvan, € 4.416,17 aan haar te betalen te verrekenen met het bedrag van € 20.000,- van [gedaagde] dat nog op de ervenrekening staat;
- [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van een gebruiksvergoeding over de periode vanaf november 2020 tot en met 30 juni 2021 van € 1.447,84, te verrekenen met het bedrag van € 20.000,- van [gedaagde] dat nog op de ervenrekening staat;
- voor recht verklaart de bedragen die na verrekening van de hiervoor genoemde schulden en verdeling van de laatste activa en uitgaande van het saldo van de ervenrekening op 4 april 2022 aan ieder moet worden betaald;
- daarbij [eiser] machtigt over te gaan tot uitvoering van de betalingen van de ervenrekening aan [gedaagde] en haarzelf waarna [eiser] de ervenrekening kan opheffen;
- [gedaagde] veroordeelt zijn medewerking te verlenen aan afwikkeling van de nalatenschappen zoals bepaald door de rechtbank;
- [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
[eiser] vordert dat de rechtbank hierbij bepaalt dat het vonnis ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).