Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met 1 productie,
- de conclusie van repliek van [eiser] met 3 producties,
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] met 8 producties,
Rechtbank Amsterdam
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, staat de vraag centraal of gedaagde € 5.000,- moet terugbetalen aan eiseres en op wie de bewijslast rust. Eiseres heeft op 10 december 2020 dit bedrag overgemaakt naar de bankrekening van gedaagde en heeft in een brief van 1 juli 2021 om terugbetaling gevraagd. Gedaagde heeft hierop niet gereageerd, noch op de herinneringen en sommaties die eiseres heeft gestuurd. Eiseres vordert nu de terugbetaling van het bedrag, plus buitengerechtelijke kosten en rente, terwijl gedaagde betwist dat het om een lening ging en stelt dat zij het bedrag al heeft terugbetaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres inderdaad € 5.000,- aan gedaagde heeft overgemaakt en dat gedaagde verplicht was om dit bedrag terug te betalen. Gedaagde heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat zij het bedrag daadwerkelijk heeft terugbetaald. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de bewijslast niet heeft kunnen dragen en dat de vordering van eiseres toewijsbaar is. Daarnaast heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan eiseres, omdat deze kosten voldoen aan de wettelijke eisen.
De rechter heeft in zijn vonnis bepaald dat gedaagde € 5.000,- aan eiseres moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat gedaagde ook de proceskosten moet vergoeden. Dit vonnis is uitgesproken op 18 november 2022 door M.R. Jöbsis, met mr. D.K.W. Collins als griffier.