ECLI:NL:RBAMS:2022:693

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
21/2936
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening zonder verschoonbare reden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een kok uit Amsterdam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 1 augustus 2011 een deskundigenoordeel aangevraagd, waarna verweerder op 25 februari 2021 het bezwaar van eiseres tegen dit deskundigenoordeel niet-ontvankelijk verklaarde. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank moest eerst beoordelen of dit beroep tijdig was ingediend. De rechtbank constateerde dat de beroepstermijn was verstreken, aangezien het beroepschrift pas op 14 mei 2021 was ingediend, terwijl de termijn op 8 april 2021 was geëindigd. Eiseres voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder financiële problemen en de coronamaatregelen, haar verhinderden om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank toonde begrip voor de situatie van eiseres, maar oordeelde dat er geen verschoonbare reden was voor de te late indiening. De regels omtrent de termijn voor het indienen van beroep zijn strikt en moeten voor iedereen gelijk worden toegepast. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A.W. Jansen, met mr. N.J.A. van Eck als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2936

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Op 1 augustus 2011 heeft verweerder op verzoek van eiseres een deskundigenoordeel met betrekking tot passende arbeid uitgebracht.
Bij besluit van 25 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2022.
Eiseres is verschenen. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als kok. Vanwege privéomstandigheden heeft eiseres zich ziekgemeld voor haar werkzaamheden. Op 6 januari 2011 heeft de ex-werkgever van eiseres haar weer arbeidsgeschikt verklaard, mits een veilige werkomgeving kan worden geboden. Eiseres heeft vervolgens haar werkzaamheden niet hervat en bij verweerder een deskundigenoordeel verzocht. Verweerder acht eiseres met het deskundigenoordeel van
1 augustus 2011 per 19 april 2011 arbeidsgeschikt. Eiseres heeft ook hierna haar werkzaamheden niet hervat. Met de uitspraak van 29 november 2011 heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam de arbeidsovereenkomst tussen eiseres en haar ex-werkgever ontbonden.
2. Eiseres heeft op 6 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen het deskundigenoordeel van 1 augustus 2011. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het deskundigenoordeel van 1 augustus 2011 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is. Volgens verweerder is het deskundigenoordeel niet gericht op een rechtsgevolg, omdat het enkel een advies is. Tegen het deskundigenoordeel staat dan ook geen rechtsmiddel open.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij destijds meer beperkingen had dan in het deskundigenrapport is aangenomen. Daarbij wijst eiseres op diverse stukken over haar privésituatie en de psychische klachten die zij heeft ervaren. Volgens eiseres is het gevolg van het foutieve deskundigenrapport dat ten onrechte geen transitievergoeding en schadevergoeding is betaald voor het beëindigen van haar contract. Eiseres vraagt verweerder om het deskundigenrapport te heroverwegen.
Het oordeel van de rechtbank
4. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het niet is gericht tegen een besluit.
5. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep toe kan komen, dient ambtshalve te worden beoordeeld of dit beroep ontvankelijk is. In het geval van eiseres gaat het daarbij om de vraag of haar beroepschrift tijdig is ingediend.
6. In de wet staat kort gezegd dat men binnen zes weken na verzending van het bestreden besluit een beroepschrift moet indienen. Als men te laat beroep instelt, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit is alleen anders als men geen verwijt kan worden gemaakt voor het te laat indienen van het beroepschrift. [1] Deze regelgeving wordt in alle gevallen strikt toegepast.
7. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres en heeft naar aanleiding van hetgeen op zitting is besproken ook geen twijfels over hoe eiseres deze situatie de afgelopen jaren heeft ervaren. De regels over niet-ontvankelijkheid moeten echter voor iedereen duidelijk zijn en daar moet in alle gevallen gelijk mee worden omgegaan. Daarom moet een beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard als dit niet op tijd wordt ingediend, tenzij dit niet verwijtbaar is.
8. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedateerd 25 februari 2021. De beroepstermijn is dan ook aangevangen op 26 februari 2021 en geëindigd op 8 april 2021. Eiseres heeft op 14 mei 2021 digitaal een beroepschrift ingediend bij verweerder en verweerder heeft deze naar de rechtbank doorgestuurd. De rechtbank heeft dit beroepschrift op 26 mei 2021 ontvangen. Omdat eiseres het beroepschrift pas op 14 mei 2021 heeft ingediend, is dat te laat.
9. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de situatie van eiseres zo uitzonderlijk is dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van het te laat indienen van het beroepschrift. De rechtbank vindt dat dit niet het geval is. Eiseres heeft onder meer gesteld dat zij vanwege de lockdown en haar financiële problemen niet eerder kopieën kon maken van de grote hoeveelheid stukken die zij wilde indienen. Ook kon zij door haar persoonlijke omstandigheden niet tijdig beroep instellen. De hele situatie bracht heel veel leed bij haar naar boven en gaf haar veel stress. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de moeilijke situatie van eiseres, is het niet zo dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt van het te laat instellen van het beroep. De rechtbank overweegt dat eiseres op 14 mei 2021 digitaal via een formulier van verweerder een beroepschrift heeft ingediend. Op dat moment had eiseres nog niet de vele stukken ingediend, die zij graag wilde indienen. Daarnaar gevraagd op zitting heeft eiseres ook niet kunnen onderbouwen waarom zij niet eerder (digitaal) een beroepschrift heeft ingediend. Eiseres heeft niet kunnen uitleggen of onderbouwen waarom zij wel op 14 mei 2021 in staat was om digitaal beroep in te stellen, maar niet in de periode van 26 februari 2021 tot 8 april 2021. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van een verschoonbare reden om niet tijdig een beroepschrift in te dienen.
10 Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de artikelen 6:7, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.