Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 2 maart 2022
- de beschikking van 6 oktober 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de openbare oproeping in de Staatscourant
- de (aantekeningen van de) mondelinge behandeling ter terechtzitting van 8 november 2022, alwaar verschenen zijn: de heer [naam 1] namens het OM en de heer mr. H. Reitsma, beoogd vereffenaar.
2.De feiten
3.De verzoeken
mass mailingfraude. Deze bestond erin dat kwetsbare personen door derden werden benaderd en in de veronderstelling werden gebracht dat zij gegarandeerd een geldbedrag of prijs zouden winnen wanneer zij een antwoordcoupon en betaling zouden opsturen naar een bepaald postbusadres. [belanghebbende] stelde deze postbussen ter beschikking en zorgde ervoor dat de ontvangen antwoordcoupons en betalingen werden geadministreerd en/of doorgezonden naar derden. Grond voor toewijzing van het verzoek vormt zowel het eerste lid als het tweede lid van artikel 2:185 BW. Als gevolg van de strafrechtelijke beslagen op zowel de contante geldsommen als op de vordering op ING, beschikt [belanghebbende] niet over vrij besteedbare middelen en kan zij haar doel niet (meer) bereiken. Subsidiair kan zij worden ontbonden omdat de vennootschap haar werkzaamheden tot verwezenlijking van haar doel heeft gestaakt. Zij heeft immers bij de KvK laten registreren dat zij haar activiteiten in augustus 2018 heeft gestaakt, aldus steeds het OM.