ECLI:NL:RBAMS:2022:6898

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
C/13/713910 / HA RK 22-47
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een besloten vennootschap op verzoek van het Openbaar Ministerie

Op 24 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de besloten vennootschap [belanghebbende] B.V. Het verzoek van het Openbaar Ministerie was gericht op de ontbinding van de vennootschap op grond van artikel 2:185 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat [belanghebbende] sinds augustus 2018 haar activiteiten heeft gestaakt en dat er strafrechtelijk beslag is gelegd op vrijwel alle vermogensbestanddelen van de vennootschap. De rechtbank oordeelde dat de vennootschap haar doel niet kan bereiken door een gebrek aan baten en dat er voldoende grond is voor ontbinding. De rechtbank heeft mr. H. Reitsma benoemd tot vereffenaar van de vennootschap en bepaald dat zijn beloning zal worden voldaan vanuit het beslagen banksaldo bij ING. Het verzoek van het OM om de vereffenaar een aanwijzing te geven om afstand te doen van het banksaldo is afgewezen, omdat het aan de vereffenaar is om deze beslissing zelfstandig te nemen op basis van de informatie die hij ontvangt. De beschikking is openbaar uitgesproken en de griffier zal deze ter inschrijving aanbieden aan het handelsregister.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/713910 / HA RK 22-47
Beschikking van 24 november 2022
in de zaak van
het OPENBAAR MINISTERIE, ARRONDISSEMENTSPARKET AMSTERDAM,
namens deze voorheen mr. C.P.W. Kok, Officier van Justitie bij het Functioneel Parket, handhavingseenheid Amsterdam,
thans [naam 1] , krachtens de Tijdelijke mandaatregeling FP civiel juridisch adviseurs 2022,
verzoeker,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende.
Partijen worden hierna het OM en [belanghebbende] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 2 maart 2022
  • de beschikking van 6 oktober 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • de openbare oproeping in de Staatscourant
  • de (aantekeningen van de) mondelinge behandeling ter terechtzitting van 8 november 2022, alwaar verschenen zijn: de heer [naam 1] namens het OM en de heer mr. H. Reitsma, beoogd vereffenaar.
1.2.
Beschikking is nader bepaald op heden. Het OM is van de beschikkingsdatum op de hoogte gesteld.

2.De feiten

2.1.
[belanghebbende] is opgericht op 1 mei 2007 en heeft haar statutaire zetel in Amsterdam. Volgens de statuten behelst het doel van [belanghebbende] onder meer “direct marketing, direct mail en werving”.
2.2.
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Amsterdam (hierna: de KvK) is geregistreerd dat [naam 2] (hierna: [naam 2] ), wonende - zonder verdere aanduiding - in Verenigde Staten van Amerika, sinds de oprichting enig bestuurder (directeur) is van [belanghebbende] . Ook is bij de KvK geregistreerd dat de activiteiten van [belanghebbende] per 21 augustus 2018 gestaakt zijn en dat [belanghebbende] kantoor houdt aan de [adres 1] , en wel in de kelder van de KvK.
2.3.
Op 30 november 2018 is de jaarrekening van [belanghebbende] over boekjaar 2017 bij de KvK gedeponeerd. In de balans per 31 december 2017 is opgenomen dat sprake is van activa ter grootte van € 50.991.
2.4.
In de loop van 2016 is strafvorderlijk beslag gelegd op bij [belanghebbende] aangetroffen contante gelden. Voorts is ten laste van [belanghebbende] strafvorderlijk beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en klassiek beslag ex artikel 94 Sv gelegd onder ING Bank N.V. (hierna: ING). Laatstgenoemd beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 49.887,95.

3.De verzoeken

3.1.
Het OM verzoekt (i) [belanghebbende] te ontbinden op grond van artikel 2:185 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW), (ii) mr. Reitsma te benoemen tot vereffenaar van het vermogen van [belanghebbende] in de zin van artikel 2:23 lid 2 BW, (iii) te bepalen dat de beloning van mr. Reitsma ten laste van [belanghebbende] zal komen en (iv) de vereffenaar een aanwijzing te geven die inhoudt dat hij afstand dient te doen van het bij ING aanwezige banksaldo ex artikel 116 lid 2 aanhef en onder b Sv, zodat de officier van justitie kan gelasten dat dit saldo, na aftrek van de beloning van de vereffenaar, door de Staat wordt bewaard voor de redelijkerwijs rechthebbende.
3.2.
Het OM legt daaraan, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.3.
Zowel [belanghebbende] als haar bestuurder [naam 2] is als verdachte aangemerkt in een strafrechtelijk onderzoek wegens (het feitelijk leiding geven aan) de verboden gedragingen van [belanghebbende] , te weten betrokkenheid bij (poging tot) oplichting tussen 2013 en 2016 en (gewoonte)witwassen van de uit deze oplichting afkomstige gelden. Zij worden ervan verdacht te hebben meegewerkt aan zogenaamde
mass mailingfraude. Deze bestond erin dat kwetsbare personen door derden werden benaderd en in de veronderstelling werden gebracht dat zij gegarandeerd een geldbedrag of prijs zouden winnen wanneer zij een antwoordcoupon en betaling zouden opsturen naar een bepaald postbusadres. [belanghebbende] stelde deze postbussen ter beschikking en zorgde ervoor dat de ontvangen antwoordcoupons en betalingen werden geadministreerd en/of doorgezonden naar derden. Grond voor toewijzing van het verzoek vormt zowel het eerste lid als het tweede lid van artikel 2:185 BW. Als gevolg van de strafrechtelijke beslagen op zowel de contante geldsommen als op de vordering op ING, beschikt [belanghebbende] niet over vrij besteedbare middelen en kan zij haar doel niet (meer) bereiken. Subsidiair kan zij worden ontbonden omdat de vennootschap haar werkzaamheden tot verwezenlijking van haar doel heeft gestaakt. Zij heeft immers bij de KvK laten registreren dat zij haar activiteiten in augustus 2018 heeft gestaakt, aldus steeds het OM.
3.4.
Het OM verzoekt benoeming van een onafhankelijk vereffenaar en geeft in overweging mr. Reitsma tot vereffenaar te benoemen. Diens beloning kan geschieden overeenkomstig de Recofa-richtlijnen en dient ten laste van het vermogen van [belanghebbende] te worden gebracht. Tevens verzoekt het OM, als overwogen, de vereffenaar een aanwijzing te geven op grond van artikel 2:23b lid 3 BW inhoudende dat de vereffenaar afstand doet van het banksaldo in de zin van artikel 116 lid 2 en sub b Sv door aan ING opdracht te geven tot overboeking aan de Staat, waarna de officier van justitie kan gelasten dat het saldo – onder aftrek van de beloning voor de vereffenaar – door de Staat bewaard wordt voor de redelijkerwijs belanghebbende.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 2:185 lid 1 BW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie een vennootschap ontbindt indien deze haar doel, door een gebrek aan baten, niet kan bereiken. Ook bepaalt dat artikel dat de rechtbank de vennootschap kan ontbinden, wanneer deze haar werkzaamheden tot verwezenlijking van haar doel heeft gestaakt.
4.2.
Hoewel [belanghebbende] en eventuele belanghebbenden juist zijn opgeroepen – namelijk zowel via een openbare advertentie in de Staatscourant als bij brief op het geregistreerde adres van [belanghebbende] – is van hen geen reactie ontvangen. De KvK is op de voet van artikel 2:185 BW in kennis gesteld van het verzoek tot ontbinding.
4.3.
Vast staat dat (het bestuur van) [belanghebbende] in het handelsregister heeft laten registreren dat [belanghebbende] haar werkzaamheden in augustus 2018 heeft gestaakt, dat [belanghebbende] sinds enige tijd geregistreerd is in de kelders van de KvK en dat de laatst gedeponeerde jaarrekening betrekking heeft op het boekjaar 2017. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat de vennootschap haar werkzaamheden tot verwezenlijking van haar doel heeft gestaakt. Nu er bovendien (strafrechtelijk) beslag rust op vrijwel alle (kenbare) vermogensbestanddelen van [belanghebbende] , en haar bestuurder zich onbereikbaar houdt en naar een onbekende locatie is vertrokken, valt ook niet in te zien dat hierin nog verandering komt. Er is dan ook voldoende grond voor ontbinding van [belanghebbende] op de voet van artikel 2:185 BW. Het verzoek tot ontbinding zal worden toegewezen.
4.4.
Zoals verzocht door het OM, zal mr. Reitsma tot vereffenaar benoemd worden. Op de voet van artikel 23 lid 2 Fw zal de rechtbank aan de vereffenaar een beloning toekennen, welke beloning gelijk is aan het bedrag dat mr. Reitsma zou toekomen op basis van het op zijn curatorenwerk toepasselijke tarief ingevolge de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling. Deze beloning kan worden voldaan, zo bevestigt het OM, vanuit het beslagen banksaldo bij ING. Het OM heeft ter zitting bovendien te kennen gegeven dat het feit dat deze gelden een (vermoedelijk) criminele herkomst hebben in dit verband niet aan de vereffenaar zal worden tegengeworpen.
4.5.
Voor zover het OM verzocht heeft een aanwijzing te geven die inhoudt dat de vereffenaar afstand dient te doen van het bij ING aanwezige banksaldo, zal dit verzoek worden afgewezen. Het is aan mr. Reitsma als vereffenaar om – op basis van de nader door hem te ontvangen informatie over onder meer de herkomst van de bij ING aanwezige banktegoeden - zelfstandig te beoordelen of hij in het kader van zijn taak als vereffenaar van het vermogen van de vennootschap, afstand zal doen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontbindt de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [belanghebbende] B.V., gevestigd te Amsterdam,
5.2.
benoemt
mr. H. Reitsma,
kantoorhoudende te ( [postcode] ) [plaats]
aan de [adres 2]
tot vereffenaar van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [belanghebbende] B.V., gevestigd te Amsterdam,
5.3.
bepaalt dat aan de vereffenaar een beloning toekomt zoals beschreven in rov. 4.4,
5.4.
verklaart hetgeen hiervoor is beslist uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
bepaalt dat de griffier deze beschikking ter inschrijving zal aanbieden aan het handelsregister,
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.M. van Hassel en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022.