8.4.1.Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer] en [slachtoffer 3]
Vordering tot materiële schade [slachtoffer 3]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering inhoudende de medische kosten vindt de rechtbank voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 32,61, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2021.
De vordering tot vergoeding van toekomstige schade vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Op dit moment is onvoldoende duidelijk dat deze kosten gaan worden gemaakt en als dat het geval is, waaruit deze kosten zullen bestaan. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van die post dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Vorderingen tot immateriële schade [slachtoffer] en [slachtoffer 3]
Artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien deze ten gevolge van het strafbare feit schade heeft opgelopen. Bij de begroting van de vergoeding van deze schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden, waaronder de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegekend. Uit artikel 6:106, eerste lid onder b, BW volgt dat de benadeelden recht hebben op schadevergoeding indien zij lichamelijk letsel hebben opgelopen, hun eer of goede naam is geschaad of zij op andere wijze in de persoon is aangetast. Wanneer geestelijk letsel niet kan worden aangenomen omdat dit bijvoorbeeld niet is vastgesteld door een psychiater of psycholoog, is niet uitgesloten dat de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat sprake is van aantasting in zijn persoon op andere wijze. In dat geval moet de benadeelde partij deze aantasting met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvoor voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In onderhavige zaak heeft verdachte een overval gepleegd waarbij benadeelden [slachtoffer] en [slachtoffer 3] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn bedreigd. De benadeelden waren beiden nog erg jong en hebben hier ernstige gevolgen van ondervonden. Zo hebben zij beiden hun opleiding afgebroken en zijn zij erg angstig sinds de overvallen. De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheden volgt dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending en van de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen, de relevante nadelige gevolgen voor de benadeelden zo voor de hand liggen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze ingevolge artikel 6:106, eerste lid onder b, BW.
Gelet op voornoemde omstandigheden en de bedragen die in soortgelijke gevallen zijn toegekend, vindt de rechtbank ten aanzien van beide benadeelde partijen een vergoeding ter hoogte van € 3.000,- billijk. Dit bedrag zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Nu de benadeelde partijen een soortgelijke ervaring hebben gehad en hun klachten enigszins overeenkomen, zal de rechtbank niet differentiëren in het toe te wijzen schadebedrag.
De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
De rechtbank veroordeelt verdachte verder in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer]
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 3]
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.032,61 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
8.4.2.Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 4] en Jumbo Supermarkten
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen wanneer is bewezen dat verdachte het strafbare feit dat met de schade verband houdt, heeft begaan. Verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen [slachtoffer 4] en Jumbo Supermarkten worden daarom in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.