ECLI:NL:RBAMS:2022:6880

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
AMS 21/5613
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplaatsing Van Tuyll-monument en de juridische implicaties van monumentenzorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan over de verplaatsing van het Van Tuyll-monument, een rijksmonument dat voor het Olympisch Stadion in Amsterdam staat. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 7 oktober 2021 een omgevingsvergunning verleend voor de verplaatsing van het monument naar het trappenhuis IJ. De eiseres, Stichting tot behoud van het negentiende en twintigste-eeuwse cultuurgoed in Nederland, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, met als argument dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat er geen noodzaak was voor de verplaatsing van het monument.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verplaatsing van het monument niet in strijd is met de monumentenzorg, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank oordeelde dat de belangen van de aanvrager, in dit geval de derde-partij die het monument wil verplaatsen, zwaarder wegen dan de belangen van de eiseres. De rechtbank heeft de adviezen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam in overweging genomen en geconcludeerd dat de verplaatsing van het monument kan plaatsvinden, ondanks de associaties met de Hitlergroet die door de derde-partij zijn aangevoerd.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning voor de verplaatsing van het monument in stand blijft. De rechtbank benadrukte dat de verplaatsing van het monument reversibel is en dat er ruimte is voor een maatschappelijke discussie over de toekomstige locatie van het monument. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 november 2022, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5613

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak tussen

Stichting tot behoud van het negentiende en twintigste-eeuwse cultuurgoed in Nederland en tot ondersteuning van het Cuypersgenootschap,te Maasgouw, eiseres
(gemachtigde: L.W. Dubbelaar),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. R. van der Keur).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Vereniging van Eigenaars [derde-partij], te [plaats]
(gemachtigde: mr. E. van Haaren).

Procesverloop

Met een besluit van 7 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend om het rijksmonumentale beeld genaamd Van Tuyll-monument dat voor het Olympisch Stadion staat te verplaatsen naar het trappenhuis IJ op het tussenbordes van het Olympisch Stadion op het adres Olympisch Stadion 2 te Amsterdam.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 oktober 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door dr. [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 3] . Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Het gaat in deze zaak om het Van Tuyll-monument (het monument) dat voor het Olympisch Stadion in Amsterdam staat. Het monument is in 1928 geplaatst en is op
17 januari 1995 ingeschreven in het rijksmonumentenregister (nummer 451751). Het monument is ontworpen door J. Wils en de beeldhouwster G.J.W. Rueb, ter nagedachtenis aan F.W.C.H. baron van Tuyll van Serooskerken. Hij was het eerste Nederlandse lid van het Internationaal Olympisch Comité en de eerste voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité. Met name vanwege zijn inzet hebben de Olympische Spelen in 1928 in Amsterdam plaatsgevonden. Het geschil betreft de verplaatsing van het monument, zijnde een bronzen standbeeld van een sporter die een groet uitbrengt door met een gestrekte linkerarm schuin naar boven te wijzen. Door de architect en beeldhouwster van het monument is bedoeld om hiermee de ‘Olympische groet’ uit te beelden. De derde-partij wil het monument verplaatsen naar een minder in het oog springende plek. Volgens de derde-partij wordt de groet van de sporter gezien als de fascistische groet, die tegenwoordig geassocieerd wordt met de Hitlergroet. De derde-partij wil het monument verplaatsen naar het trappenhuis IJ in afwachting van een passende definitieve locatie.
2. De derde-partij heeft een aanvraag gedaan voor de activiteit slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. [1] De aanvraag is voorbereid volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure. [2] Voor een aanvraag als de onderhavige dient een advies te worden gevraagd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de minister), omdat het hier gaat om het geven van een nieuwe bestemming aan een rijksmonument. [3] Op
21 juli 2020 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) om aanvullende informatie gevraagd. Op 2 oktober 2020 heeft de RCE namens de minister een negatief advies uitgebracht, omdat de aanvraag onvoldoende is onderbouwd. Op 23 november 2020 heeft de RCE het advies besproken met de derde-partij. Daarnaast is door verweerder om advies gevraagd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam (CRK). De CRK heeft op 3 maart 2021 een advies gegeven waarin zij onder voorwaarden akkoord gaat met het project. Het ontwerpbesluit is op 29 april 2021 voor zes weken ter inzage gelegd. Eiseres heeft naar aanleiding hiervan een zienswijze ingediend op 7 juni 2021. Op 6 augustus 2021 heeft de RCE een zienswijze ingediend.
3. Met het bestreden besluit is de omgevingsvergunning verleend. Hierin is verweerder ingegaan op de ingediende zienswijzen. Volgens verweerder volgt uit het advies van de CRK dat het belang van de monumentenzorg zich niet tegen het verlenen van de omgevingsvergunning verzet. In dit advies zijn de monumentale waarde van het monument en van het Olympisch Stadion als complex voldoende meegenomen. Verweerder stelt dat de aanbevelingen die in het advies van de CRK zijn opgenomen zien op het vervolgtraject naar het zoeken van een geschikte definitieve locatie. Deze aanbevelingen kunnen niet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden op grond van artikel 2.22, tweede lid, van de Wabo. Volgens verweerder is er sprake van een zorgvuldig besluit, aangezien ook adviezen van experts en diverse maatschappelijke groeperingen zijn betrokken. Volgens verweerder dienen de belangen van de aanvrager te prevaleren boven de in de zienswijzen gestelde belangen.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het advies van de RCE, het advies van de CRK en de zienswijze van eiseres worden genegeerd. Eiseres stelt dat er geen sprake is van noodzaak om het monument te verplaatsen, aangezien geen maatschappelijke beroering bekend is. Het monument is niet aangevallen of beschadigd. Volgens eiseres is er onvoldoende onderzoek gedaan naar de effecten van de verplaatsing op de monumentale waarde van het monument zelf en van het monument op die specifieke locatie. Ook is onvoldoende gekeken naar de veranderingen die verplaatsing van het beeld op de nieuwe locatie en de toekomstige locatie met zich meebrengt. Verweerder heeft volgens eiseres hierdoor niet alle belangen meegenomen in de belangenafweging. Eiseres stelt ten slotte dat de omgevingsvergunning pas in werking kan treden wanneer ook de nieuwe en definitieve plaatsing van het monument vergund is.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage.
Het oordeel van de rechtbank
6. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen, indien het belang van de monumentenzorg zich niet tegen verplaatsing van het monument verzet, beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter stelt niet zelf vast of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het verplaatsen van het monument heeft kunnen verlenen.
7. Uit vaste rechtspraak [4] volgt dat verweerder bij het verlenen van de omgevingsvergunning de belangen van de aanvrager af dient te wegen tegen de belangen van het beschermde monument. Daarbij moet rekening worden gehouden met het gebruik dat van het monument wordt gemaakt. Verweerder mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt verweerder de adviseur een reactie op wat een partij over het advies heeft aangevoerd.
8. In dit geval zijn er twee adviezen uitgebracht over het verplaatsen van het monument. Beide adviezen sluiten verplaatsing van het monument niet uit. Uit het advies van de RCE volgt dat verplaatsing in beginsel niet wordt uitgesloten, maar dat de derde-partij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of er een maatschappelijke discussie is gevoerd over het verplaatsen van het monument. Daarentegen volgt uit het advies van de CRK dat het monument verplaatst kan worden en daarna achteraf een maatschappelijke discussie gevoerd kan worden in het kader van de zoektocht naar een definitieve locatie van het monument. Het verschil tussen deze adviezen zit kort gezegd in de volgorde van de maatschappelijke discussie en de eventuele verplaatsing van het monument. Verweerder heeft het advies van de CRK gevolgd.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich bij het nemen van het bestreden besluit kunnen baseren op het advies van de CRK. De rechtbank vindt dat verweerder een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de derde-partij om verder te voorkomen dat het monument bij bezoekers voor onbegrip zorgt vanwege de associatie met de Hitlergroet. In de notitie die is opgesteld door de Afdeling Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam, ten behoeve van het advies van de CRK, is onderzoek gedaan naar de geschiedenis en de recente ontwikkelingen van het monument. Hieruit volgt dat de wijze waarop de groet is uitgebeeld in 1928 al door fascisten werd gebruikt, maar daarnaast tot de Tweede Wereldoorlog ook is gesignaleerd op de Olympische Spelen. Tegenwoordig wordt de betekenis van het monument in ieder geval op een andere manier geïnterpreteerd, namelijk als Hitlergroet. Uit de notitie volgt verder dat het monument nog bij weinigen de herinnering zal oproepen aan
F.W.C.H. baron van Tuyll van Serooskerken. Zoals in het advies van de CRK is opgenomen is de associatie van het monument met de Hitlergroet zo krachtig dat er nauwelijks nog andere associaties kunnen worden gemaakt. Ter zitting is getoond een foto van het monument in januari 2022: het beeld van de sporter is beklad met rode verf en op de sokkel staat de tekst “fck nzs”. Het belang van de monumentenzorg kan in dit geval niet zwaarder wegen. Het monument blijft voorlopig op het complex van het Olympisch Stadion en blijft daarvan dus onderdeel uitmaken. Bovendien is het monument na verplaatsing nog semi-toegankelijk voor publiek, namelijk bij manifestaties en tijdens rondleidingen in het Olympisch Stadion. Voorts is van belang dat de verplaatsing van het monument niet tot materiële schade leidt en de verplaatsing reversibel is. Dat betekent dat de verplaatsing van het monument weer ongedaan kan worden gemaakt. Ten slotte acht de rechtbank van belang dat zoals ook op de zitting is besproken de maatschappelijke discussie alsnog plaats kan en ook zal gaan vinden bij het zoeken naar een nieuwe definitieve locatie voor het monument. De derde-partij heeft al eerder een bijeenkomst voor belangstellenden georganiseerd op
31 mei 2021 waarbij verschillende standpunten zijn uitgewisseld. De derde-partij heeft op de zitting eiseres uitgenodigd om met haar in gesprek te gaan over de toekomst van het monument.
10. Ten aanzien van het Beleidskader voor het toetsen van ingrepen of herstel van monumenten (het Beleidskader) heeft verweerder op de zitting toegelicht dat dit niet is opgesteld met het oog op monumenten waarvan de betekenis verandert bijvoorbeeld door maatschappelijk voortschrijdend inzicht. Het Beleidskader bevat dus geen beleid over een situatie als de onderhavige en is daarom niet van toepassing. Verweerder heeft aangegeven dat er wel een algemene beleidslijn is die inhoudt dat monumenten niet zonder goede belangenafweging verplaatst kunnen worden. De rechtbank volgt hierin het standpunt van verweerder. Daarbij heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank zoals in overweging 9 is overwogen een zorgvuldige belangenafweging gemaakt en heeft dus in overeenstemming met de op de zitting toegelichte beleidslijn het bestreden besluit genomen.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op deze aanvraag kunnen beslissen zonder daarbij rekening te houden met een eventuele nieuwe omgevingsvergunning voor de toekomstige verplaatsing van het monument naar een definitieve locatie. In de aanvraag is alleen een omgevingsvergunning gevraagd om het monument van de huidige plaats naar het trappenhuis IJ te verplaatsen. Verweerder is gehouden om te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
13. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, voorzitter, en mr. C.A.E. Wijnker en mr. J.A.C.M. Nielen, leden, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.
griffier voorzitter
de griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Artikel 2.1 van de Wabo:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Artikel 6.4, eerste lid, van het Bor:
Met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de wet, als adviseurs worden aangewezen:
a. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, indien de activiteit betrekking heeft op:
1°.het slopen van een rijksmonument of een deel daarvan voor zover van ingrijpende aard,
2°.het ingrijpend wijzigen van een rijksmonument of een belangrijk deel daarvan, voor zover de gevolgen voor de waarde van het rijksmonument vergelijkbaar zijn met de gevolgen van het geval, bedoeld onder 1°,
3°.het reconstrueren van een rijksmonument of een belangrijk deel daarvan, waarbij de staat van het monument wordt teruggebracht naar een eerdere staat of een veronderstelde eerdere staat van dat monument, of
4°.het geven van een nieuwe bestemming aan een rijksmonument of een belangrijk deel daarvan.
Artikel 3.10 van de Wabo:
1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
d. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, voor zover voor die activiteit krachtens artikel 2.26, derde lid, een adviseur is aangewezen;
Artikel 2.15 van de Wabo:
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 3.10, eerste lid, onder d van de Wabo.
3.Artikel 6.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van