ECLI:NL:RBAMS:2022:6874

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
13/314346-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toets ISD-maatregel en voortzetting van de tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2022 een beslissing genomen over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die op 22 maart 2022 was opgelegd. De ISD-maatregel is bedoeld voor stelselmatige daders en heeft als doel gedragsverandering te bewerkstelligen. De rechtbank heeft de verzoeken van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. W.H. Jebbink, gehoord, evenals de officier van justitie, mr. I.A. Groenendijk, en een deskundige ISD-casemanager. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1981 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, momenteel gedetineerd is en dat zijn behandeling in een kliniek problematisch is gebleken. Ondanks eerdere aanmeldingen bij verschillende klinieken, heeft de veroordeelde zich niet willen laten behandelen, wat zijn voortgang in het ISD-traject heeft belemmerd. De deskundige heeft geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten, met als doel de maatschappij te beschermen en de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is, gezien de problematiek van de veroordeelde en de risico's van terugval in oud gedrag. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, waarbij de veroordeelde wordt aangemoedigd om samen met de ISD-casemanager naar mogelijkheden voor behandeling te kijken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

BESLISSING
Parketnummer: 13/314346-21 (tussentijdse toets ISD-maatregel)
Beslissing op het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 22 maart 2022 van de rechtbank Amsterdam opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van één jaar aan:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboorteland] ( Koninkrijk der Nederlanden ) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [PPC naam PI] .

Procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2022;
  • het verzoek tot tussentijdse beoordeling voortzetting tenuitvoerlegging
  • het strafblad van veroordeelde van 6 oktober 2022;
  • het voortgangsverslag voor de tussentijdse toetsing ISD-maatregel van
De rechtbank heeft op de openbare zitting van 9 november 2022 de officier van justitie
mr. I.A. Groenendijk, veroordeelde en zijn raadsman mr. W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam, en de deskundige [persoon] , ISD-casemanager verbonden aan [naam PI] gehoord.

Beoordeling

De opgelegde ISD-maatregel
In het vonnis van 22 maart 2022 is aan veroordeelde een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van één jaar. Daarin is overwogen dat in het kader van de ISD-maatregel moet worden toegewerkt naar gedragsverandering, omdat dit in eerdere hulpverleningstrajecten binnen een regulier drangkader niet is gelukt. Doel was spoedig een geschikte kliniek te vindenwaar veroordeelde kon worden behandeld. Zodra deze behandeling zou aanslaan kon worden gekeken naar de wens van veroordeelde om zich op [geboorteland] te vestigen.
Verloop van het ISD-traject en het advies van de deskundige
Uit het voortgangsverslag van 26 oktober 2022 blijkt onder meer het volgende. Veroordeelde is op 28 april 2022 aangemeld bij het Informatiesysteem Forensische Zorg (hierna: IFZ) voor een klinische plaatsing. Het IFZ heeft veroordeelde laten weten dat er nog geen indicatiestelling kon worden afgegeven omdat veroordeelde nog niet was gestabiliseerd en omdat hij door het gebrek aan probleembesef en -inzicht moeilijk kan worden begeleid en behandeld. Veroordeelde is op 31 mei 2022 gestart met het innemen van antipsychotica en op 1 juni 2022 is aan hem meegedeeld dat hij voldeed aan de voorwaarden voor klinische plaatsing. Op 1 juli 2022 is de extramurale fase van de ISD-maatregel gestart en is veroordeelde overgeplaatst naar [naam kliniek 1] . Na een week kwam het bericht dat veroordeelde in de kliniek niet behandeld wilde worden en geen medicatie wenste in te nemen, omdat hij het niet eens was met de indicatie en het beveiligingsniveau en achterdochtig was geworden vanwege de tbs-patiënten in de kliniek. Op 8 juli 2022 is veroordeelde op eigen verzoek teruggeplaatst naar [PPC naam PI] . Op
17 juli 2022 heeft een incident plaatsgevonden met een medepatiënt en is aan veroordeelde dwangmedicatie toegediend en deze behandeling is op 2 september 2022 verlengd. In de tussentijd werd veroordeelde opnieuw aangemeld bij het IFZ. [naam kliniek 1] heeft aangegeven dat veroordeelde niet meer bij hen terecht kan omdat het moeilijk is veroordeelde langdurig te motiveren voor behandeling en daarvoor gelet op de nog resterende maanden van de ISD-maatregel geen mogelijkheid meer wordt gezien. Ook in [naam kliniek 2] kon veroordeelde niet worden geplaatst, omdat de kliniek had aangegeven dat hij alleen gebaat zou zijn bij een langdurige behandeling en dat hij zonder dwangkader niet zou meewerken. Tot slot is veroordeelde recent aangemeld voor [naam kliniek 3] .
Geadviseerd wordt de ISD-maatregel voort te zetten met als doel om naast de beveiliging van de maatschappij, ook een goede nazorg te kunnen bieden.
Toelichting van de deskundige ter zitting
[persoon] is ter zitting gehoord als deskundige en zij heeft het voornoemde advies bevestigd. Onder verwijzing naar een e-mail van 8 november 2022 heeft zij aangevuld dat [naam kliniek 3] veroordeelde heeft afgewezen, in het bijzonder vanwege de vermoedens van psychotische kwetsbaarheid in combinatie met lage therapietrouw ten aanzien van medicatie. De deskundige zal haar uiterste best doen om in de laatste maanden van de ISD-maatregel een geschikte kliniek voor veroordeelde te vinden, al dan niet op [geboorteland] .
Standpunt van en namens veroordeelde
De raadsman van veroordeelde heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden beëindigd. De maatregel wordt niet zinvol ingevuld. De behandeling is tot op heden onvoldoende van de grond gekomen en in de nog resterende maanden van de maatregel kan onvoldoende nuttig effect worden verwacht bij verdere tenuitvoerlegging. Dat veroordeelde niet behandeld wilde worden in [naam kliniek 1] , kan hem vanwege zijn geestestoestand en het gebrek aan ziektebesef- en inzicht niet worden tegengeworpen.
Veroordeelde heeft ter zitting aangegeven dat geen sprake is van een psychiatrische stoornis. De kern van zijn problematiek wordt volgens hem gevormd door de verslaving en agressie. De door hem gewenste behandeling wordt binnen het kader van de ISD-maatregel onvoldoende geboden. Wanneer de maatregel wordt beëindigd, wenst hij terug te keren naar [geboorteland] . Hij mag in Nederland bij zijn tante verblijven totdat hij de terugkeer (financieel) heeft geregeld. Hij heeft op [geboorteland] een huis en zal – totdat hij werk heeft gevonden – worden onderhouden door familie.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar het voortgangsverslag van
26 oktober 2022 en het advies van de deskundige ter zitting, op het standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden voortgezet. Dat is noodzakelijk om de maatschappij te beschermen en recidive te voorkomen. In de laatste maanden van de maatregel kan veroordeelde hopelijk toch nog klinisch worden geplaatst.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet in het kader van de onderhavige procedure beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive.
De problematiek die bij veroordeelde speelt heeft ertoe geleid dat een klinische opname is geïndiceerd. Uit het voortgangsverslag van 26 oktober 2022 is gebleken dat veroordeelde op 1 juli 2022 is geplaatst in [naam kliniek 1] , maar dat hij al na een week aangaf dat hij niet behandeld wilde worden en geen medicatie wenste in te nemen. De rechtbank constateert dat de ISD-maatregel op dit moment zinvoller ingevuld zou kunnen worden, maar dat dit mede door de houding van veroordeelde niet van de grond komt. Hoewel deze houding ook gerelateerd kan worden aan de geconstateerde problematiek bij veroordeelde, werkt deze houding hem wel tegen. De rechtbank acht de kans groot dat veroordeelde, indien de maatregel tussentijds wordt beëindigd, terugvalt in zijn oude gedrag en weer strafbare feiten gaat plegen. Er wordt daarom nog steeds voldaan aan de criteria om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten. De rechtbank vindt het plan van veroordeelde om terug te keren naar [geboorteland] onvoldoende concreet, mede omdat het op dit moment onduidelijk is of begeleiding en behandeling in een kliniek op [geboorteland] kan plaatsvinden. De rechtbank geeft veroordeelde in overweging samen met de ISD-casemanager tijdens de laatste maanden van de maatregel goed te kijken naar de mogelijkheden voor begeleiding en behandeling op [geboorteland] .
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en hetgeen op de zitting is besproken van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat
de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Tal, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 9 november 2022.