ECLI:NL:RBAMS:2022:6865

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5480
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van de Subsidieregeling STAP met betrekking tot de uitbetaling van STAP-budget aan verzoekster

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een opleider in Amsterdam, tegen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister waarin werd meegedeeld dat uitbetalingen van het STAP-budget door het UWV aan verzoekster werden opgeschort. Dit besluit volgde op een eerder besluit van 10 november 2022, waarin verzoekster werd geïnformeerd over het onderzoek naar de opleidingen die zij aanbiedt. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om het primaire besluit te schorsen, omdat zij meende dat dit haar onterecht benadeelde in haar bedrijfsvoering.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het primaire besluit in strijd was met een eerdere uitspraak van 31 oktober 2022, waarin was bepaald dat verzoekster niet onterecht uit het STAP-scholingsregister verwijderd mocht worden. De voorzieningenrechter stelde vast dat de opschorting van de uitbetaling aan verzoekster onterecht was, omdat er geen deugdelijke onderbouwing was voor de beslissing van de minister. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en de opschorting van de uitbetaling ongedaan gemaakt. Tevens werd de minister opgedragen om de aanvragers van het STAP-budget niet te informeren over het onderzoek, omdat dit verzoekster verder zou schaden.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 1.518,- en het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5480

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 november 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. J.H.A. van der Grinten),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.B. Gschwind).

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder onder meer aan verzoekster meegedeeld dat uitbetalingen door het UWV [1] aangehouden worden en aanvragers die op 1 september en op 1 november 2022 een STAP [2] -budget hebben aangevraagd, door het UWV worden bericht over het onderzoek naar de opleidingen die verzoekster aanbiedt en dat daarom geen definitieve beslissing op hun STAP-aanvraag kan worden genomen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die er toe strekt dat het primaire besluit wordt geschorst.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit) het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank. Verzoekster heeft bij brief van 18 november 2022 haar gronden aangevuld en verzocht om ook het bestreden besluit te schorsen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2022. Namens verzoekster is [naam 1] verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder zijn verder verschenen [naam 2] , [naam 3] (werkzaam bij de Toetsingskamer STAP),
[naam 4] en [naam 5] (beiden werkzaam bij het UWV).

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de beroepsprocedure niet.
Wat vooraf ging
2. Met het besluit van 27 oktober 2022 heeft verweerder verzoekster per direct verwijderd uit het STAP-scholingsregister. Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat het besluit van 27 oktober 2022 wordt geschorst. In de uitspraak van 31 oktober 2022 [3] heeft de voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen en het besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. De voorzieningenrechter heeft verweerder opgedragen de verwijdering van verzoekster uit het STAP-scholingsregister ongedaan te maken zodat studenten zich voor de nieuwe ronde per 1 november 2022 kunnen inschrijven voor de opleidingen die door verzoekster worden aangeboden. Daaraan zijn de voorwaarden verbonden dat verzoekster de docentenovereenkomsten van de drie opleidingen E-commerce Marketplace Mastery, Funnel Marketing en Online Business Expert per direct aan verweerder verstuurt per e-mail en dat verzoekster de vier opleidingen CarriereBoost Training, All you can learn, Financieel vrij in zeven stappen en Boost your life niet onder de STAP-regeling [4] (hierna: de Subsidieregeling) aanbiedt. Uit de stukken is gebleken dat verzoekster aan beide voorwaarden heeft voldaan.
Standpunten partijen in deze procedure
3.1.
In het besluit van 10 november 2022 heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat mede naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 oktober 2022 en de als gevolg daarvan op toegezonden docentenovereenkomsten het onderzoek naar de opleidingen E-commerce Marketplace Mastery, Funnel Marketing en Online Business Expert wordt voortgezet. In het besluit van 27 oktober 2022 heeft verweerder toegelicht waarom deze drie opleidingen naar zijn oordeel op 1 september 2022 (de opening van het aanvraagtijdvak van september - oktober) niet aan het doel en de eisen van de Subsidieregeling voldeden. In de bezwaarprocedure zal onder andere de vraag worden beantwoord of de wijzigingen die verzoekster heeft voorgesteld en waarvan zij aangeeft dat deze zijn geëffectueerd met de overgelegde docentenovereenkomsten eerder kunnen ingaan dan de datum dat deze overeenkomsten zijn ondertekend. De uitbetalingen aan verzoekster worden door het UWV aangehouden en aanvragers die op 1 september en op 1 november 2022 een STAP-budget hebben aangevraagd, worden door het UWV bericht over het onderzoek en dat daarom geen definitieve beslissing op hun STAP-aanvraag kan worden genomen.
3.2.
Verder noemt verweerder de volgende punten in onderzoek te hebben:
  • of de scholing die op grond van het scholingsregister wordt aangeboden overeenkomt met de daadwerkelijk gegeven scholing op inhoud, niveau, looptijd, frequentie en prijs;
  • of de prijs waartegen de scholing wordt aangeboden marktconform is;
  • of de bewijzen van deelname, en of deze overeenkomstig de voorschriften, genoemd in artikel 14, tweede lid van de subsidieregeling STAP-budget, zijn verstrekt;
  • of het gehele opleidingsaanbod in het scholingsregister STAP en de scholingen die zijn aangevraagd in de september en november tijdvakken van STAP arbeidsmarktgericht zijn.
4. Verzoekster heeft erop gewezen dat in het besluit van 27 oktober 2022 ligt besloten dat tegen de drie daarin genoemde opleidingen E-commerce Marketplace Mastery, Funnel Marketing en Online Business Expert slechts het bezwaar bestond dat geen docentenovereenkomsten waren gesloten. Die opleidingen werden met die overeenkomsten door verweerder subsidiabel geacht. De voorzieningenrechter heeft dan ook bepaald dat die mochten worden aangeboden onder verstrekking van de docentenovereenkomsten aan verweerder. Dat is diezelfde dag gebeurd. Daarmee is het enige bezwaar tegen die opleidingen weggenomen. Aangezien de opleidingen inhoudelijk niet zijn gewijzigd, is er geen enkele reden om de inschrijvingen hiervoor van september anders te benaderen dan die van oktober. Dat wil zeggen dat de opleidingen aan beide groepen inschrijvers moeten kunnen worden aangeboden onder de Subsidieregeling. Op de overige twintig opleidingen die TalentFirst onder de Subsidieregeling aanbiedt, zijn nooit aanmerkingen gemaakt en het UWV heeft daarover in oktober aan TalentFirst meegedeeld dat die konden worden aangeboden. Het standpunt van verweerder op de zitting van 31 oktober 2022 in de eerdere procedure dat hij naar die twintig opleidingen heeft gekeken en tot de conclusie is gekomen dat die niet zouden stroken met de Subsidieregeling, heeft de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 31 oktober 2022 niet gevolgd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de onderbouwing voor deze stelling in het dossier geheel ontbreekt en verweerder opgedragen ook de inschrijving voor deze opleidingen mogelijk te maken. Door de uitbetalingen aan verzoekster aan te houden en de aanvragers die op 1 september en op 1 november 2022 een STAP-budget hebben aangevraagd hierover te berichten, wordt verzoekster geschaad.
5. Na het indienen van het bezwaar en het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Daarin heeft verweerder vermeld dat de brief van 10 november 2022 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster wordt daarin slechts geïnformeerd over lopende onderzoeken van de Toetsingskader STAP en de gevolgen hiervan op lopende aanvragen van de tijdvakken 1 september en 1 november 2022. Daarnaast stelt verweerder dat verzoekster slechts een afgeleid belang heeft. Zij is geen subsidieaanvrager, maar slechts degene die de door de betreffende subsidieaanvragers aangegeven opleidingen verzorgt.
6. Verzoekster heeft de conclusies van verweerder in het bestreden besluit betwist.
Beoordeling voorzieningenrechter
7. Anders dan verweerder stelt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de brief van 10 november 2022 moet worden gekwalificeerd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder oefent door de betaling op te schorten zijn bevoegdheid op grond van artikel 13, derde lid, van de Subsidieregeling uit. Het besluit brengt voor verzoekster rechtsgevolgen mee en zij heeft daar een rechtstreeks belang bij. Zoals ook uit het tweede lid van artikel 13 volgt, betaalt verweerder het voorschot aan de opleider nadat de opleider de informatie, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, aan hem heeft verstrekt. Daarbij komt dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij bij een onrechtmatige toekenning niet van de aanvrager zal terugvorderen, maar van de opleider. In dat licht kan niet gesteld worden dat verzoekster slechts een afgeleid belang heeft bij de opschorting van de betaling. Verweerder heeft het bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
8.1.
Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het primaire besluit in strijd is met zijn uitspraak van 31 oktober 2022. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het besluit van 27 oktober 2022, waarbij verzoekster was verwijderd uit het STAP-register, onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat besluit daarom geschorst. De voorzieningenrechter heeft verweerder vervolgens opgedragen die verwijdering ongedaan te maken. Doel en strekking van deze uitspraak zijn onmiskenbaar dat verzoekster haar 23 opleidingen kan aanbieden. Met het primaire besluit zijn de betalingen aan verzoekster opgeschort. In de praktijk betekent dit dat alle 23 opleidingen niet meer verzorgd kunnen worden.
8.2.
Verweerder heeft daarnaast op geen enkele wijze onderbouwd waarom hij heeft besloten tot opschorting van de subsidie met betrekking tot de 23 opleidingen die verzoekster aanbiedt. De eerdere besluitvorming van verweerder die heeft geleid tot de uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 oktober 2022 biedt geen aanknopingspunten voor de conclusie dat deze 23 opleidingen niet subsidiabel zijn. Met betrekking tot de opleidingen E-commerce Marketplace Mastery, Funnel Marketing en Online Business Expert blijkt uit het besluit van 27 oktober 2022 dat de Toetsingskamer geen aanleiding zag om deze opleidingen in de nieuwe opzet met doorgevoerde wijzigingen niet toe te staan onder STAP. Vervolgens blijkt uit dat besluit dat deze opleidingen moeten worden verwijderd totdat in ieder geval een docentenovereenkomst van kracht is. Zoals hierboven gezegd, is hieraan voldaan. De twintig andere opleidingen waren geen onderwerp van de eerdere besluitvorming. De voorzieningenrechter heeft in die eerdere procedure het eerst ter zitting van 31 oktober 2022 door verweerder ingenomen standpunt dat ook deze twintig opleidingen niet voldoen aan de Subsidieregeling daarom buiten beschouwing gelaten. Op de zitting van 21 november 2022 heeft verweerder slechts gesteld dat er signalen zijn binnengekomen over verzoekster. Onduidelijk is echter wat de inhoud is van deze signalen, hoeveel signalen dit zijn en hoe het aantal signalen zich verhoudt tot de aantallen die verweerder over opleiders binnenkrijgt. Doordat verweerder geen onderbouwing heeft gegeven, kan de voorzieningenrechter niet toetsen of verweerder terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 13 van de Subsidieregeling, dan wel de artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb. In het verlengde daarvan kan de voorzieningenrechter ook niet beoordelen of verweerder terecht een bericht laat uitgaan aan de aanvragers die voornemens zijn een opleiding bij verzoekster te volgen. Doordat dit niet beoordeeld kan worden, kan niet worden uitgesloten dat verzoekster door deze brieven onevenredig geschaad wordt.
9. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit en het primaire besluit zijn geschorst tot de uitspraak op het beroep. Dit betekent dat de voorzieningenrechter verweerder opdraagt de opschorting van de uitbetaling ongedaan te maken. Daarnaast verbiedt de voorzieningenrechter verweerder de aanvragers die op 1 september en op 1 november 2022 een STAP-budget hebben aangevraagd voor één van de 23 opleidingen bij verzoekster te berichten over het in het besluit van 10 november 2022 genoemde onderzoek en dat daarom geen definitieve beslissing op hun STAP-aanvraag wordt genomen.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder verder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • schorst het bestreden besluit en het primaire besluit tot de uitspraak op het beroep;
  • draagt verweerder op om de opschorting van de uitbetaling ongedaan te maken;
  • verbiedt verweerder de aanvragers die op 1 september en op 1 november 2022 een STAP-budget hebben aangevraagd voor één van de 23 opleidingen bij verzoekster te berichten over het in het besluit van 10 november 2022 genoemde onderzoek en dat daarom geen definitieve beslissing op hun STAP-aanvraag wordt genomen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
2.STimulering Arbeidsmarkt Positie.
3.Gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBAMS:2022:6237.
4.Regeling van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 2021, 2021-0000054735, houdende vaststelling van de Subsidieregeling leer- en ontwikkelbudget voor de stimulering van de arbeidsmarktpositie van natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt.