ECLI:NL:RBAMS:2022:6851

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
13/088980-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en seks met een verminderd bewuste in Diemen

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting en het verrichten van seksuele handelingen met een persoon in een staat van verminderd bewustzijn. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 februari 2019 in een garagebox in Diemen. De aangeefster verklaarde dat zij door alcohol en drugs zodanig onder invloed was dat zij geen weerstand kon bieden tegen de seksuele handelingen. De verdachte daarentegen stelde dat de seks met wederzijdse instemming was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang of dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in objectief bewijs. De rechtbank concludeerde dat de aangeefster niet in een zodanige staat verkeerde dat zij niet in staat was om weerstand te bieden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beschuldiging niet was bewezen. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen telefoons aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/088980-22
Datum uitspraak: 23 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
correspondentieadres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van
9 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.S. Levinsohn en van wat de raadsman van verdachte mr. M.P.M. Balemans naar voren heeft gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partij
[benadeelde partij] naar voren is gebracht door haar advocaat mr. G.J.M. van Spanje.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt er - kort gezegd - van beschuldigd dat hij op 15 februari 2019 in Diemen
[benadeelde partij] heeft verkracht.
Als dit niet kan worden bewezen, dan wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij bij
[benadeelde partij] seksuele handelingen heeft verricht, terwijl hij wist dat zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
De tekst van de integrale beschuldiging is opgenomen in de
bijlageachter dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte op 15 februari 2019 seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster, waaronder het penetreren in haar vagina. Over de (on)vrijwilligheid van deze seks lopen de lezingen van aangeefster en verdachte echter uiteen. Aangeefster heeft - kort gezegd - verklaard dat zij door alcoholgebruik en het roken van een joint zodanig onder invloed was, dat zij geen weerstand kon bieden tegen de seks. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster weliswaar aangeschoten was, maar dat sprake was van seks met wederzijdse instemming. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte aangeefster door geweld of op een andere wijze heeft gedwongen om seks met hem te hebben, dan wel of verdachte tijdens deze seks wist dat aangeefster in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, maar dat wel kan worden bewezen dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij aangeefster terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De verklaring van aangeefster, die de officier van justitie geloofwaardig vindt, wordt in voldoende mate ondersteund door de inhoud van het dossier. Aangeefster verkeerde voorafgaand aan de ontmoeting met verdachte in een vergaande staat van dronkenschap, waardoor zij – mede door het roken van de
joint – nauwelijks normaal kon functioneren. Door toch seksuele handelingen met haar te verrichten heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet alleen moet worden vrijgesproken van verkrachting, maar ook van het verrichten van seksuele handelingen bij aangeefster terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Daartoe is - kort gezegd - aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs, mede omdat daarin veel hiaten zitten en zij op essentiële punten tegenstrijdig heeft verklaard. Verder is betoogd dat deze verklaring onvoldoende steun vindt in ander (objectief) bewijsmateriaal. Er kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van dwang, dan wel dat aangeefster verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn, laat staan dat verdachte dit wist of daarop voorwaardelijk opzet heeft gehad.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen en daarom wordt verdachte van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster op zichzelf betrouwbaar. Uit het dossier volgt dat aangeefster twee keer bij de politie een verklaring heeft afgelegd, namelijk tijdens het informatief gesprek op 18 februari 2019 en het verhoor op 14 maart 2019. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 15 februari 2019 in een café in Amsterdam Oost alcohol had gedronken met twee vrienden en dat zij in dronken toestand in de verkeerde tram is gestapt. Toen zij bij de eindhalte was uitgestapt wist zij de weg niet. Zij kwam verdachte tegen die volgens haar ook in de tram moet hebben gezeten en is met hem meegelopen naar een kelderbox van een flat in Diemen en zij heeft, hoewel zij om een sigaret had gevraagd, van hem een joint gekregen en daarvan gerookt. In de box heeft verdachte zijn hand in de broek van aangeefster gestoken en – hoewel zij deze had weggeduwd – over haar clitoris gewreven en haar vervolgens van achteren, terwijl zij op haar knieën zat, tegen haar wil in gepenetreerd. De rechtbank constateert dat aangeefster over de kern van de beschuldiging consistent heeft verklaard. Dat aangeefster zich de seksuele handelingen en de korte periode daarna niet tot in detail weet te herinneren, doet naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar aangifte en kan bovendien goed worden verklaard door het gebruik van alcohol in combinatie met het roken van een joint. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster op belangrijke punten ondersteund door het DNA-rapport en de verklaringen die verdachte zelf bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd, namelijk dat hij seks met aangeefster waaronder penetratie heeft gehad. Verder vindt de rechtbank dat aangeefster een aannemelijke verklaring heeft afgelegd over de reden waarom zij pas drie dagen na het incident naar de politie is gegaan. Kort gezegd komt dat neer op het verdringen van een door aangeefster als traumatisch ervaren gebeurtenis.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en dat deze bruikbaar zijn voor het bewijs. Het betrouwbaarheidsverweer wordt dan ook verworpen.
Vrijspraak van verkrachting
De rechtbank acht – net als de officier van justitie en de raadsman – dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting. Daarvoor is namelijk vereist dat aangeefster door geweld of op een andere wijze is gedwongen om de seksuele handelingen te ondergaan. De verklaringen van aangeefster en verdachte lopen op dit punt sterk uiteen. De rechtbank vindt dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat waaruit blijkt dat de seks onder de voor het bewijs van verkrachting vereiste dwang heeft plaatsgevonden.
Vrijspraak van seks met een bewusteloze, verminderd bewuste of onmachtige
Gelet op de stukken in het dossier en hetgeen op de zitting is besproken vindt de rechtbank niet bewezen dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of in een lichamelijk onmachtige toestand verkeerde. Daarom moet de rechtbank beoordelen of aangeefster wel verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat daarvan sprake is bij seks met iemand in een toestand tussen waakzaamheid en het geheel van de wereld zijn, bijvoorbeeld in een roes door alcoholgebruik, waarbij in redelijkheid niet kan worden verwacht dat weerstand wordt geboden aan de seksuele verlangens van een ander. [1]
De rechtbank stelt vast dat aangeefster voorafgaand aan de ontmoeting met verdachte en tijdens en na de seksuele handelingen in de garagebox onder invloed van verdovende middelen verkeerde. Onduidelijk is echter hoeveel alcohol zij genuttigd heeft en hoeveel joint(s) zij heeft gerookt. Objectief bewijs in de vorm van adem- en/of bloedonderzoek over het alcohol- en THC-gehalte ontbreekt. Daarom kan niet worden beoordeeld welk effect
(de combinatie van) het gebruik van deze middelen op haar heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster aangeschoten was, maar niet dronken. Hij kon normaal met haar praten. Over de staat waarin aangeefster verkeerde op het moment dat zij alleen achterbleef in het café in Amsterdam Oost is wisselend verklaard, namelijk van ‘wel echt aangeschoten’ tot ‘dronken’. Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat aangeefster herhaalde dat zij zich over haar geen zorgen hoefde te maken en dat zij nog even in het café zou blijven. Uit de verklaring van aangeefster zelf volgt dat zij op het moment dat zij het café verliet in staat was om te lopen en in de – weliswaar verkeerde – tram te stappen en om na de ontmoeting met verdachte om een sigaret te vragen. De taxichauffeur die aangeefster na de gebeurtenis in de garagebox naar huis heeft gebracht heeft verklaard dat aangeefster toen ‘niet nuchter’ en ‘een beetje suf’ overkwam en dat zij de rit zelf heeft betaald met haar pinpas. De moeder van aangeefster heeft verklaard dat aangeefster ‘waggelend thuiskwam’, ‘heel erg afwezig was’ en ‘rode ogen had’.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat niet is bewezen dat aangeefster voorafgaand aan de ontmoeting met verdachte en tijdens en na de seksuele handelingen zodanig onder invloed van middelen verkeerde dat zij nauwelijks meer kon functioneren. De rechtbank kan op grond van de stukken in het dossier niet vaststellen wat de staat van aangeefster is geweest vanaf het moment dat zij verdachte ontmoette, tot aan het moment dat ze in de taxi stapte en of deze staat tussentijds is gewijzigd. Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank – anders dan de officier van justitie – dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat aangeefster door het alcoholgebruik, al dan niet in combinatie met het roken van een joint, tijdens de seksuele handelingen met verdachte in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, waardoor zij geen weerstand kon bieden tegen de seksuele verlangens van verdachte, laat staan dat hij dit wist of de aanmerkelijke kans daartoe heeft aanvaard. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit..

4.Beslag

De volgende voorwerpen zijn onder verdachte in beslag genomen:
- 1 STK telefoon, merk: Nokia (G6171748);
- 1 STK telefoon, merk: Apple iPhone (G6171750).
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe.
Teruggave aan verdachte
Omdat niet is vastgesteld dat deze telefoons van enig misdrijf afkomstig zijn en omdat verdachte is vrijgesproken van de beschuldiging, moeten de telefoons worden teruggegeven aan verdachte.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft € 902,50 euro aan vergoeding van materiële schade en € 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade gevorderd. Daarbij is verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De vordering is ter zitting door de advocaat van de benadeelde partij,
mr. G.J.M. van Spanje, nader toegelicht.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de beschuldiging, waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet is bewezen. Aan verdachte wordt geen straf of maatregel opgelegd en
artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt niet toegepast. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan alleen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De benadeelde partij en verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van:
- 1 STK telefoon, merk: Nokia (G6171748);
- 1 STK telefoon, merk: Apple iPhone (G6171750).
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Bepaalt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijkis in haar vordering omdat verdachte is vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Tal, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 23 november 2022.

Voetnoten

1.