5.1.Feiten en omstandigheden
Op 9 februari 2019 rond 2.30 uur krijgt de politie een melding van een steekpartij op het Buikslotermeerplein voor café La Rosa. Ter plaatse zien de agenten een groep van ongeveer 20 personen rondom een bankje staan. Op het bankje ligt [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ), die twee steekverwondingen in zijn borst blijkt te hebben.
[benadeelde partij] verklaart dat er een vechtpartij was ontstaan tussen zijn vrienden en twee andere jongens. Hij had zelf ook mee gevochten. [benadeelde partij] had niet gezien dat hij was gestoken, maar merkte dit pas toen de vechtpartij al voorbij was. Van zijn vrienden had hij gehoord dat hij was gestoken door de medeverdachte.
Meerdere getuigen verklaren over de vechtpartij die had plaatsgevonden voor café La Rosa.
Meldster [naam meldster] (hierna: [naam meldster] ) verklaart dat er ineens ruzie was, waarbij er over en weer werd getrokken en geslagen. [benadeelde partij] was daarbij neergestoken door de vriend van [naam 1] ( [medeverdachte] , hierna: [medeverdachte] ), of een vriend van hem.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) verklaart dat zij met haar moeder, haar vriendin [naam vriendin] (hierna: [naam vriendin] ), verdachte en haar vriend (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) buiten bij het café stond toen er een vechtpartij ontstond. Zij zijn in paniek naar hun auto gerend.
[naam vriendin] noemt ‘ [medeverdachte] ’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) in eerste instantie ‘de verdachte’ en wijst daarna verdachte aan als de persoon die bij [medeverdachte] had gestaan of mogelijk zelf had gestoken. Later die nacht verklaart [naam vriendin] de steekpartij niet te hebben gezien.
[naam moeder] , de moeder van [naam 1] , verklaart dat zij tegen [naam 1] had gezegd dat ze weg moesten gaan toen ze zag dat er een vechtpartij ontstond.
[naam goede vriend] , goede vriend van [naam 1] , had gezien dat er een vechtpartij was en dat er een man gewond op een bankje lag.
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) had een Marokkaanse jongen meerdere stotende bewegingen met zijn handen zien maken naar [benadeelde partij] toe. De jongen had een licht baardje, zwarte kleding en een dun jasje met capuchon. Het was een vriend van [naam 1] . Zijn jas was gescheurd toen hij weg wilde rennen.
Verdachte en [medeverdachte] verklaren ook over de vechtpartij.
Verdachte verklaart dat hij onder andere met [medeverdachte] en [naam 1] bij café La Rosa was, toen een jongen ‘fatoeman’ tegen hem zei. Toen hij rustig had gevraagd waarom de jongen dat zei, werd hij door meerdere personen geslagen. Hij had zich proberen te verdedigen door terug te slaan, maar daarbij niemand geraakt.
[medeverdachte] verklaart dat hij is weggelopen toen hij zag dat er een vechtpartij ontstond.
Zowel verdachte als [medeverdachte] verklaren dat zij door een groep personen zijn belaagd toen zij probeerden weg te komen in de auto, waarbij er onder andere met een houten balk door de autoruiten was geslagen. [medeverdachte] had vanuit de auto slaande bewegingen gemaakt naar de personen die rondom de auto stonden. Hij had daarbij een mes in zijn handen gehad, maar dit mes was niet geopend en hij heeft er niet mee gestoken. Verdachte is uit de auto gestapt en teruggegaan naar het Buikslotermeerplein om hulp te zoeken bij de inmiddels aanwezige politie.
Ook [naam 1] en [naam vriendin] verklaren over het inslaan van de autoruiten met een houten balk. Door de politie is waargenomen dat beide achterruiten van de auto waren vernield.
Verdachte en [medeverdachte] hadden verwondingen aan hun gezicht en bloedsporen op hun handen en gezicht. De jas van verdachte was beschadigd. [medeverdachte] had bij zijn aanhouding, ongeveer een uur na de melding van de steekpartij, een mes in zijn broekzak. Op het mes zijn geen bloedsporen aangetroffen. Het bloed dat op de handen van verdachte is aangetroffen was van hem zelf. Het bloed dat is aangetroffen op het oor en de hand van [medeverdachte] was van hem zelf en van [naam 1] .
Uit taps op het Imei-nummer van de telefoon van verdachte kan worden opgemaakt dat de gebruiker met ‘ [gebruikersnaam] ’ spreekt over de vechtpartij op het Buikslotermeerplein. Er wordt door, vermoedelijk, verdachte gesproken over een levensbedreigende situatie waarbij zij waren aangevallen en dat hij had gehandeld uit noodweer.
In een tapgesprek op het telefoonnummer van [naam 1] is te horen dat ‘ [naam 1] ’ zegt dat hij de ruiten van de auto had ingeslagen omdat degene die had gestoken in de auto zat.