Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoeker],
Procesgang
Inhoud verzoekschrift
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Beoordeling
Beslissing
toe.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker, geboren in 1952, die verzocht om kwijtschelding van een ontnemingsmaatregel. De verzoeker had een verplichting tot betaling aan de Staat van € 389.998,24, opgelegd bij vonnis van 31 oktober 2017. Het Gerechtshof te Amsterdam had dit bedrag bij arrest van 28 mei 2019 bevestigd, maar verlaagd naar het huidige bedrag. De verzoeker, die in een penibele financiële situatie verkeert, heeft aangevoerd dat hij door zijn medische toestand en leeftijd geen vermogensbestanddelen of verdiencapaciteit heeft, waardoor hij niet in staat is om het bedrag af te lossen. De rechtbank heeft de raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. De officier van justitie toonde begrip voor de situatie van de verzoeker en refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. De verzoeker heeft voldoende onderbouwd dat hij zowel nu als in de toekomst niet in staat zal zijn om het ontnemingsbedrag te betalen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de schriftelijke reactie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), dat aangaf dat de medische gesteldheid van verzoeker ter beoordeling aan de rechtbank is, maar dat het CJIB bereid is om een passende betalingsregeling te treffen. Gezien de leeftijd en gezondheid van de verzoeker, concludeert de rechtbank dat het niet realistisch is dat hij in staat zal zijn om het bedrag te betalen.
De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot kwijtschelding van het resterende bedrag toe te wijzen, omdat de huidige omstandigheden van verzoeker dit rechtvaardigen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 november 2022.