Overwegingen
Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1. Op last van de rechtbank of een andere instantie van 10 januari 2019 heeft verweerder een toevoeging verstrekt onder kenmerk [nummer] . Hierbij zijn zes punten toegekend voor een ‘
procedure of advies’ voor een jeugdstrafzaak.
2. Op 11 januari 2019 heeft eiseres een aanvraag tot vergoeding gedaan en aangegeven dat het gaat om een ‘
procedure in eerste aanleg enkelvoudig / meervoudig of appel daarvan’. Op 15 januari 2019 heeft verweerder een vergoeding toegekend van € 792,03.
3. Op 3 maart 2021 heeft verweerder bij eiseres, die meedoet aan het [naam] programma, een steekproefcontrole uitgevoerd. Naar aanleiding van die controle is met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, de vergoeding van € 792,03 niet akkoord bevonden en verlaagd naar € 660,66. Volgens verweerder gaat het niet om een oproeping voor het opleggen van een strafbeschikking, maar voor een gesprek met de officier van justitie om vast te stellen of vervolging onder voorwaarden kan worden voorkomen. Verweerder heeft om die reden de toevoeging gecorrigeerd naar vijf punten in plaats van zes.
4. Eiseres voert aan dat verweerder de toevoeging ten onrechte heeft gecorrigeerd naar vijf punten. Volgens eiseres was geen sprake van een TOM-zitting, maar van een zitting voor de uitvaardiging van een strafbeschikking. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de Afdelingvan 1 februari 2017.Volgens eiseres is in deze uitspraak geoordeeld dat zes punten moeten worden toegekend wanneer duidelijk wordt dat een rechtzoekende door de officier van justitie wordt gehoord met het oog op het uitvaardigen van een strafbeschikking. Eiseres voert aan dat uit de omstandigheid dat haar cliënt is opgeroepen voor een ‘taakstrafzitting’, volgt dat de officier van justitie een strafbeschikking wilde uitvaardigen. Daarnaast is gewezen op artikel 257a van het Sv, waarin staat dat een strafbeschikking kan worden uitgevaardigd. Volgens eiseres is daarmee sprake van een behandeling ‘in rechte’ en moeten zes punten worden toegekend. Verweerder handelt volgens eiseres in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel door niet te reageren op voornoemde punten. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
5. De vraag die bij de rechtbank voorligt is of in de voorliggende procedure de cliënt van eiseres is opgeroepen voor een TOM-zitting of een zitting voor de uitvaardiging van een strafbeschikking.
6. Ingevolge artikel 18, eerste lid van het Bvr, wordt voor de toepassing van dit artikel onder zitting verstaan: elk optreden van de rechter in het kader van het onderzoek ter terechtzitting en elke behandeling in rechte van de hoofdzaak of hoofdvordering, alsmede het horen van de verdachte door de officier van justitie, met het oog op het uitvaardigen van een strafbeschikking, met uitzondering van:
a. de zitting waarin tot aanhouding wordt besloten zonder dat de zaak inhoudelijk is behandeld, of
b. de zitting waarin uitsluitend de uitspraak in de zaak is gedaan.
7. In artikel 19 van het Bvr is bepaald dat, als een strafzaak vóór het onderzoek ter terechtzitting, of vóór de behandeling in rechte van de hoofdzaak of hoofdvordering, wordt beëindigd, in afwijking van artikel 14 vijf punten worden toegekend, tenzij in de bijlage een lager puntenaantal is bepaald.
8. In artikel 74, eerste lid, van het Sris bepaald dat, de officier van justitie voor de
aanvang van de terechtzitting een of meer voorwaarden kan stellen ter voorkoming van de
strafvervolging wegens misdrijven, met uitzondering van die waarop naar de wettelijke
omschrijving gevangenisstraf is gesteld van meer dan zes jaar, en wegens overtreding. Door
voldoening aan die voorwaarden vervalt het recht tot strafvordering.
9. De rechtbank stelt vast dat in de bijlage van de oproeping die de client van eiseres heeft ontvangen, onder randnummer 1 het volgende is opgenomen: “
Door het verrichten, en het echt afronden, van een taakstraf kan je vervolging voorkomen. (…)”. De rechtbank overweegt dat dezelfde bewoordingen zijn opgenomen in artikel 74 van het Sr. Daaruit volgt dat de client van eiseres is opgeroepen voor een TOM-zitting en niet voor een zitting voor de uitvaardiging van een strafbeschikking.
10. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een terechtzitting. Gelet op artikel 19 van het Bvr is het aantal punten terecht aangepast naar vijf punten.
11. Op de zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat de voorbereiding van een TOM-zitting en een zitting voor een strafbeschikking hetzelfde is. Volgens eiseres is het in strijd met het evenredigheidsbeginsel om onderscheid te maken in de hoogte van de toevoeging, omdat het doel van het onderscheid niet in verhouding staat tot de belangen van eiseres. De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgrond op zitting voor het eerst is aangevoerd en dat verweerder niet de gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren. De rechtbank acht het in strijd met de goede procesorde dat eiseres deze beroepsgrond pas in deze fase van de procedure aanvoert. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling daarvan.
12. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.