ECLI:NL:RBAMS:2022:6813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
13/136141-22 (A) en 13/236375-20 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diefstal met geweld in Amsterdam

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal met geweld in twee afzonderlijke zaken. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van de diefstal van een horloge (Rolex) van slachtoffer 1 op 18 april 2022, waarbij geweld werd gebruikt. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van de diefstal van een tas van slachtoffer 2 op 12 september 2019, eveneens met geweld. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld. Tijdens de zittingen op 30 augustus en 9 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. L. Bertels, bewijs gepresenteerd, waaronder een bekennende verklaring van de verdachte en DNA-bewijs in zaak B. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.M.A. Schwartz, betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling in zaak B.

De rechtbank oordeelde dat in zaak A het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor diefstal met geweld, maar sprak hem vrij van het onderdeel dat het horloge een Rolex betrof. In zaak B was de rechtbank niet overtuigd van de schuld van de verdachte, gezien de inconsistenties in getuigenverklaringen en het DNA-onderzoek. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en begeleiding. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte, maar gaf hem ook de kans om zijn leven te verbeteren door middel van begeleiding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.136141.22 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/136141-22 (A) en 13/236375-20 (B)
Datum uitspraak: 23 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het [naam] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 30 augustus 2022 en 9 november 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Bertels en van wat verdachte en zijn raadsman mr. L.M.A. Schwartz naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van zaak A
diefstal in vereniging van een horloge (Rolex) van [slachtoffer 1] met geweld bestaande uit het door achter [slachtoffer 1] aanlopen, hem van achter vastpakken en het horloge met kracht van zijn arm trekken, op 18 april 2022 in Amsterdam;
Ten aanzien van zaak B
diefstal in vereniging van een tas met inhoud van [slachtoffer 2] met geweld bestaande uit [slachtoffer 2] duwen, aan de tas trekken, een klap tegen de neus geven, haar op de grond duwen en slaande bewegingen maken, op 12 september 2019 in Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen. Het in zaak A ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. In zaak B is een muts van één van de verdachten in beslag genomen, bemonsterd en onderzocht. Hieruit volgt een DNA-profiel dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Dit schreeuwt om een verklaring van de verdachte. De verklaring van verdachte dat hij zijn muts mogelijk had uitgeleend, heeft hij pas ter terechtzitting gegeven en acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Die omstandigheden samen met de signalementen van de dader die door verschillende getuigen zijn gegeven, maken dat ook het in zaak B ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de eerste zaak op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat het een horloge van het merk Rolex betrof. Ten aanzien van het overige heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De opgegeven signalementen komen niet met elkaar overeen en bovendien past verdachte niet in deze signalementen. Daarnaast laat het resultaat van het DNA-onderzoek de mogelijkheid open dat een ander dan verdachte de muts ten tijde van het delict heeft gedragen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zaak A
Op grond van de aangifte, de omschrijving van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van een horloge. Nu uit het dossier niet is gebleken dat het horloge van het merk Rolex was, spreekt de rechtbank verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Ten aanzien van zaak B
De rechtbank heeft door de inhoud van wettige bewijsmiddelen en op basis van wat ter terechtzitting is behandeld niet de overtuiging dat verdachte het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt om te beginnen vast dat de door de getuigen gegeven signalementen niet overeenkomen. Aangeefster [slachtoffer 2] spreekt van een dader met een donkere huid met een
normaal postuur. Getuige [getuige 1] verklaart over een dader met een donkere huid, een
gezet postuuren een
pet.Getuige [getuige 2] heeft het in zijn verklaring over een dader met een
Marokkaans uiterlijken een
muts.
Verder heeft de rechtbank twijfel over het daderschap van verdachte vanwege de resultaten van het sporenonderzoek aan de op de plaats delict aangetroffen muts. Getuige [getuige 2] verklaart dat de dader die muts tijdens de diefstal zou zijn verloren.
Uit het rapport dat ziet op het forensisch DNA-onderzoek blijkt dat uit de bemonstering van de muts een enkelvoudig DNA-profiel is verkregen. Dit enkelvoudige DNA-profiel is vergeleken met alle DNA-profielen in de DNA-databank. Dat heeft een
matchopgeleverd met het DNA-profiel van verdachte. Naast het afgeleide enkelvoudige DNA-profiel van verdachte is ook een gering aantal, zwak aanwezige DNA-kenmerken aangetoond. Deze kenmerken zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn muts destijds in 2019 mogelijk had uitgeleend aan iemand anders. Verdachte heeft hierover geen nadere informatie gegeven, maar nu geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden – noch op bronniveau noch op activiteitenniveau – kan dit scenario naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten.
Omdat ook de verklaringen van de aangeefster en de getuigen niet overeenkomen, is de rechtbank niet ervan overtuigd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in zaak B ten laste gelegde. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A
op 18 april 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, een horloge, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met versnelde pas achter die [slachtoffer 1] aan te lopen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] van achteren in een (wurg)greep beet te pakken en vast te houden en
- het voornoemde horloge met kracht van de arm van die [slachtoffer 1] af te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten in zaak A en B zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan zouden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering moeten worden verbonden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – gelet op het standpunt dat alleen het ten laste gelegde in zaak A kan worden bewezen – verzocht een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Met deze voorgestelde straf zou verdachte korte tijd na het uitspreken van het vonnis op vrije voeten komen en kan hij bewijzen dat hij zijn leven onder begeleiding van de reclassering weer kan oppakken.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof van een horloge. Verdachte en zijn medeverdachte zijn samen achter het slachtoffer aan gelopen om het horloge te stelen. Daarbij hebben zij het gebruik van geweld niet geschuwd. Zij dachten dat het horloge geld waard zou zijn en zijn hiermee vervolgens ook naar een juwelier gegaan. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij kennelijk alleen heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin en niet aan de nare ervaring voor het slachtoffer. Dit soort gewelddadige berovingen op straat veroorzaken ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 31 oktober 2022. Hieruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 13 oktober 2022. Hieruit blijkt dat sprake is van een delictpatroon betreffende geweldsdelicten en dat het recidiverisico gemiddeld tot hoog is. Er lijkt sprake te zijn van een impulsieve en antisociale levensstijl en verdachte lijkt niet intrinsiek gemotiveerd om een positieve draai aan zijn leven te geven. Desondanks ziet de reclassering wel nog mogelijkheden voor een toezicht en wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten: meldplicht, ambulante begeleiding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding en inkomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard gemotiveerd te zijn om zijn leven te verbeteren. Hij wil zijn ouders trots maken en een goede vader zijn voor zijn kind. Ook heeft verdachte verklaard mee te willen werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank wil verdachte deze kans geven en zal daarom een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank vindt het voorstel van de raadsman, te weten een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. De rechtbank hoopt dat dit voor verdachte een stok achter de deur is om zich niet opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.

8.Beslag

Onder verdachte is een muts (goednummer G5805882) in beslag genomen. De rechtbank bepaalt dat deze muts aan verdachte kan worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
acht (8) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
twee (2) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclassering en houden aan de aanwijzingen
Verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres Weesperzijde 70 te Amsterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen;
-
Ambulante begeleiding
Verdachte werkt mee aan intensieve en persoonsgerichte ambulante begeleiding door Stichting Forsa/Exodus/Centrum Stepping Stone, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de ambulante begeleiding;
-
Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
-
Inspanningsverplichting dagbesteding en inkomen
Verdachte verleent zijn medewerking aan en verricht een actieve inspanning voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding en legaal inkomen.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan de in beslag genomen muts (goednummer G5805882).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2022.