1.3.Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Volgens verweerder is aan het gestelde in artikel 3, 4 en 5 van het Beoordelingsreglement politie 2016 (hierna: het Beoordelingsreglement) voldaan. Zo zijn in de betreffende beoordeling de scores op alle criteria die als ‘matig’ zijn beoordeeld, onderbouwd. Verweerder stelt dat de beoordeling voldoende concreet is opgesteld.
Het standpunt van eiseres
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de beoordeling niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en op een aantal punten strijdig is met het Beoordelingsreglement. Zo is de beoordeling te weinig concreet en worden er geen voorbeelden gegeven van taken waarin eiseres minder goed functioneert. Uit rechtspraakvan de Centrale Raad van Beroep (de Raad) blijkt dat er grote betekenis wordt toegekend aan een in rechte onaantastbaar geworden beoordeling. Daarom is het belangrijk dat alle voorschriften met betrekking tot de totstandkoming van die beoordeling goed worden nageleefd. Verder kan volgens eiseres het beoordelingsgesprek van 27 november 2019 niet achteraf worden aangemerkt als een functioneringsgesprek. In het zienswijzegesprek was er onvoldoende ruimte om inhoudelijk van gedachte te wisselen. Nu in de beoordeling op zichzelf genomen onvoldoende concreet is benoemd op grond van welke feiten en omstandigheden tot het oordeel over het functioneren van eiseres is gekomen, relevante gespreksverslagen ontbreken en verweerder, gelet op de reactie van teamchef [naam 2] van 18 oktober 2021, ook nadien niet in staat is gebleken de geconstateerde gebreken in voldoende mate te herstellen en gespreksverslagen te presenteren, kan niet worden gezegd dat de beoordeling de rechterlijke toets kan doorstaan.
3. Voor het gehanteerde juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht en hiervan deel uitmaakt.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt voorop dat de bevoegdheid van verweerder om eiseres’ functioneren voor de periode van 1 januari 2019 tot en met november 2019 te beoordelen volgt uit het bepaalde in artikel 71, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en niet uit het Beoordelingsreglement, dat enkel het beleid vastlegt dat verweerder voert ter zake van de beoordeling van het functioneren van ambtenaren die werkzaam zijn binnen het gezagsbereik van verweerder.
5. Volgens vaste rechtspraakis de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt tot de vraag of die beoordeling op voldoende gronden berust. Bij negatieve oordelen moet het bestuursorgaan dit met concrete feiten onderbouwen. Niet doorslaggevend is dan of elk feit juist is vastgesteld of geduid; het gaat erom of het totale beeld van de beoordeling deze toetsing doorstaat. De bewijslast bij betwisting van een positieve beoordeling ligt bij de betrokkene.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat de rechtbank niet beschikt over gespreksverslagen van ontwikkelgesprekken die met eiseres zouden zijn gevoerd. Van (documentatie betreffende) een functioneringsgesprek, voorafgaand aan het beoordelingsgesprek, dan wel enig ander officieel evaluatiegesprek is ook niet gebleken. Deze gesprekken zijn van belang voor de ambtenaar om goed en tijdig op de hoogte te zijn van de verwachtingen en eisen die aan hem of haar worden gesteld en de mate waarin hij of zij daaraan al dan niet voldoet. Bij regelmatige en tijdige gesprekken over de voortgang van het functioneren kan de ambtenaar tijdig het functioneren bijsturen en verbeteren, zodat de uiteindelijke beoordeling toch positief kan uitvallen. Bij onvoldoende functioneren gedurende het traject is het voor het bestuursorgaan van belang om kenbaar en inzichtelijk vast te leggen dat het functioneren op dat specifieke moment nog niet aan de eisen voldoet, zodat daarna daar zo nodig naar kan worden verwezen en een beroep op kan worden gedaan.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de reactie van teamchef [naam 2] van 18 oktober 2021 voldoende blijkt dat er veelvuldig met eiseres – aan de hand van concrete voorbeelden – is gesproken over haar functioneren en de onderdelen die geen voldoende score hebben gekregen. Ook zou dit blijken uit de verklaringen van de brieven van [naam 3] van 23 september 2021 en [naam 4] van 28 september 2021. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Het gaat namelijk om verklaringen die na de definitieve beoordeling zijn opgesteld. Verslagen van wat naar aanloop van de definitieve beoordeling met eiseres is besproken ontbreken. Van destijds gegeven concrete voorbeelden is daarom ook niet gebleken. Wat eveneens ontbreekt is een overzicht van de wijze waarop eiseres met de ontwikkelpunten aan de slag moest gaan en welke afspraken met haar hierover zijn gemaakt. De rechtbank vindt de achteraf opgestelde verklaringen van [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] dan ook onvoldoende om als compensatie te kunnen gelden voor het feit dat er geen verslagen van feedback- en evaluatiegesprekken zijn opgesteld.
8. Nu niet gebleken is dat er feedbackgesprekken hebben plaatsgevonden en er volgens eiseres ook geen gesprekken met die aard of strekking hebben plaatsgevonden waarin de punten die nog verdere aandacht behoefden kenbaar zijn gemaakt, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat de beoordeling onvoldoende gemotiveerd is. Het enkele feit dat bij eiseres bekend was dat het traject met een beoordeling zou worden afgesloten, maakt niet dat zij voldoende op de hoogte was van de kritiekpunten op haar functioneren. Het ontbreken van enige verslaglegging komt in dit geval voor rekening van verweerder.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de beoordeling vrij algemeen is opgesteld. Er zijn in de beoordeling vrijwel geen, of slechts vrij summiere voorbeelden opgenomen op grond waarvan eiseres zich had moeten verbeteren. Ook ter zitting heeft verweerder desgevraagd geen antwoord kunnen geven op de vraag wat eiseres concreet had moeten doen om zich op de matig gescoorde onderdelen te verbeteren.
Zo wordt bij het onderdeel ‘Activiteiten en resultaten’ door verweerder vermeld dat eiseres initiatieven neemt, maar dit vooral op de achtergrond en op operationeel niveau doet. Doordat eiseres bij het inventariseren van de portefeuilles aangeeft dat ze bezig is met een portefeuille, zonder de verdere inhoud daarvan te delen, geeft ze weinig inzicht in waar ze mee bezig is. Die competentie moet volgens verweerder dan ook nog verder ontwikkeld worden naar het niveau van [functie 2] . In de beoordeling staat echter niet hóe eiseres dat dan zou moeten doen. Bij het onderdeel ‘Kennis en vaardigheden’ wordt vermeld dat verwacht wordt dat eiseres in staat moet zijn om zelfstandig werkzaamheden op te pakken en af te ronden zonder duidelijke instructies of werkafspraken. De ontwikkeling die eiseres moet doormaken is om meer actief de werkzaamheden op te pakken en af te ronden. Als voorbeeld wordt genoemd het doorgeven van informatie aan de politiemedewerkers. Hierbij zou eiseres zelf de gevraagde actie moeten uitvoeren, in plaats van de informatie niet verrijkt door te geven. Er staat echter eveneens dat eiseres dit op kleinschalig niveau reeds doet, maar dat het nog meer naar voren moet komen. Naar het oordeel van de rechtbank geeft dit eiseres echter te weinig informatie op grond waarvan zij weet wat zij dan concreet beter moet doen om dat ‘kleinschalige niveau’ te ontstijgen. Tot slot wordt bij de derde ‘matig’ die eiseres heeft gescoord bij het onderdeel ‘Competenties, samenwerken’ beschreven dat eiseres vrij op de achtergrond acteert, maar dat dat ook komt omdat dat in haar karakter zit en dus niet 100% veranderd kan worden. Volgens verweerder wordt er echter van eiseres verwacht dat zij zelfstandig, zichtbaar en initiatiefrijk te werk gaat en dat die competenties, die in eerste aanleg zeker aanwezig zijn, niet worden gezien/gehoord of niet worden genomen. Vervolgens blijkt echter niet wat eiseres dan wél zou moeten doen om op dit onderdeel een voldoende te scoren. Dit te meer van belang, nu uit de overige onderdelen van de beoordeling blijkt dat eiseres overal voldoende scoort ten aanzien van zelfstandig werken en dat uit de competentie ‘klantgerichtheid’, waarin staat dat eiseres het afgelopen jaar bewust meer de communicatie met de politiemedewerkers heeft opgezocht, afgeleid kan worden dat eiseres heeft gewerkt aan haar zichtbaarheid binnen de organisatie.
Dit alles overwegend is de rechtbank dan ook van oordeel dat de beoordeling te summier is gemotiveerd en dat voor eiseres onvoldoende duidelijk was op welke punten zij niet voldeed aan de vereisten.
10. De beoordeling is ook gebrekkig tot stand gekomen wat betreft de formele vereisten die het Beoordelingsreglement daaraan stelt. Er is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat de informanten uitsluitend aan de leidinggevende hebben gerapporteerd en niet zelf hun commentaar op schrift hebben gesteld. Dat laatste is een waarborg dat het gegeven commentaar niet de inkleuring en interpretatie van een derde krijgt. De informantenformulieren zijn bovendien niet van tevoren aan eiseres uitgedeeld. Ook de conceptbeoordeling is pas tijdens het beoordelingsgesprek aan haar uitgereikt. Dat heeft tot gevolg dat eiseres zich niet goed kon voorbereiden op het gesprek. Dit is in strijd met de zorgvuldigheid waarmee een dergelijke procedure dient te worden gevolgd.
11. Het voorgaande betekent dat de beoordeling niet zorgvuldig is voorbereid zoals bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en niet berust op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12 van de Awb. Het beroep van eiseres slaagt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
13. Verweerder dient tevens het griffierecht aan eiseres te vergoeden.