ECLI:NL:RBAMS:2022:6740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
C/13/700441 / FA RK 21/2339
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning, omgangsregeling en informatieregeling in familiezaken

Op 16 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende vervangende toestemming voor erkenning en vaststelling van een omgangsregeling. De verzoekende partij, de man, heeft verzocht om toestemming om de minderjarige te erkennen, waarbij de bijzondere curator, mr. A.R.M. van Kempen, betrokken was. De man en de vrouw, de verwerende partij, hebben een complexe relatie met veel communicatieproblemen. De bijzondere curator heeft geadviseerd dat erkenning in het belang van de minderjarige is, omdat het de duidelijkheid over zijn afstamming bevordert en de vaderrol van de man formaliseert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker van de minderjarige is en dat er geen contra-indicaties zijn voor de erkenning. De rechtbank heeft het verzoek van de man om vervangende toestemming toegekend, ondanks de bezwaren van de vrouw. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld waarbij de man tot mei 2022 eenmaal per week contact heeft met de minderjarige, met de mogelijkheid tot uitbreiding naar twee keer per week. De vrouw is verplicht om de man maandelijks te informeren over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/700441 / FA RK 21/2339 (HP/LN)
Beschikking van 16 februari 2022 betreffende vervangende toestemming erkenning en vaststelling omgangsregeling
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. N.S. van Es te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen de vrouw.
Als belanghebbende is aangemerkt:
mr. A.R.M. van Kempen,
kantoorhoudende te Amsterdam,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen de bijzondere curator,
als advocaat voor zichzelf verschijnende,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de man, ingekomen op 6 april 2021;
- de beschikking van deze rechtbank van 12 mei 2021, waarbij mr. Van Kempen is benoemd tot bijzondere curator over na te noemen minderjarige;
- de schriftelijke reactie van de bijzondere curator van 30 juni 2021;
- een brief van de vrouw, d.d. 13 juli 2021;
- een F9-formulier met bijlage van de man d.d. 15 juli 2021;
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 februari 2022.
Gehoord zijn: de man, bijgestaan door zijn raadsman, de vrouw, de bijzondere curator en mevrouw [naam] namens de Raad.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar beschikking van 12 mei 2021.
Advies van de bijzondere curator
2.2.
De bijzondere curator acht het aannemelijk dat de man de verwekker van de minderjarige is. Zowel de man als de vrouw verklaren dit. De relatie van partijen kende ups en downs, er is veel gebeurd en partijen communiceren niet met elkaar. De wat dwingende houding van verzoeker, zijn dreigementen om het verhaal op internet te zetten en het gegeven dat de vrouw geen contact met de man wil, komen de situatie niet ten goede. De man wil graag contact met de minderjarige en wil betrokken zijn bij de minderjarige. De vrouw geeft aan haar best te hebben gedaan om de man bij de zwangerschap te betrekken en om hem vanuit Brazilië naar Nederland te laten komen. De vrouw geeft aan dat zij het belangrijk vindt dat de minderjarige weet wie zijn vader is en dat de man een vaderrol kan vervullen. De bijzondere curator is daarom van mening dat erkenning van de minderjarige door de man de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige niet zal schaden en dat de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van de minderjarige door erkenning niet in het gedrang zal komen. De bijzondere curator acht het in het belang van de minderjarige dat hij duidelijkheid zal krijgen over zijn afstamming, dat de vaderrol van de man zal worden geformaliseerd door erkenning en dat er familierechtelijke betrekkingen tussen hen zullen ontstaan. De bijzondere curator verzoekt de rechtbank om het verzoek van de man tot vervangende toestemming erkenning toe te wijzen.
Juridisch kader
2.3.
De man heeft de Braziliaanse nationaliteit zodat deze zaak een internationaal karakter draagt.
2.4.
Nu betrokkenen hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd om van dit verzoek kennis te nemen.
2.5.
Op grond van artikel 10:95, eerst lid BW wordt, of de erkenning door een persoon familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, bepaald door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit bezit. Verzoeker heeft de Braziliaanse nationaliteit. Op grond van 1607 e.v. Codigo Civil (Braziliaans Burgerlijk Wetboek) is erkenning van een kind door een man die niet is gehuwd met de moeder, mogelijk. Op grond van het derde lid van artikel 10:95, derde lid BW is op de toestemming van de moeder tot de erkenning toepasselijk het recht van de staat waarvan de moeder de nationaliteit bezit. De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit, zodat Nederlands recht van toepassing is.
Vervangende toestemming erkenning
2.6.
Op het moment van geboorte van de minderjarige was de vrouw niet gehuwd / een geregistreerd partnerschap aangegaan zodat de minderjarige niet reeds op grond van artikel 1:199 sub a BW van rechtswege een juridische vader heeft.
2.7.
Op grond van artikel 1:204, derde lid Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW), kan de toestemming van de moeder van wie het kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon de verwekker van het kind is.
2.8.
Nu tussen betrokkenen niet in geschil is dat de man de verwekker is van de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021, en van de overige in artikel 1:204, derde lid BW genoemde contra-indicaties niet is gebleken, zal de rechtbank het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen teneinde de minderjarige te kunnen erkennen toewijzen. Ondanks het gegeven dat de vrouw op de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij het eens is met een erkenning van de minderjarige door de man, is het gelet op de wensen van betrokkenen toch wenselijk dat er een rechterlijke uitspraak komt waarin aan de man vervangende toestemming wordt verleend.
Omgangsregeling en informatieregeling
2.9.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het eens geworden over een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige. Partijen hebben afgesproken dat de minderjarige tot mei 2022 eenmaal per week één tot anderhalf uur contact heeft met de man. De omgang zal in eerste instantie geschieden via de moeder van de vrouw. Partijen zullen in onderling overleg bepalen op welk moment in de week de omgang plaats zal vinden. Per mei 2022, of zoveel eerder indien de omgang goed verloopt en beide partijen daar achter staan, zal de omgang worden uitgebreid naar twee keer per week, één tot anderhalf uur.
2.10.
Partijen hebben ook afgesproken dat de vrouw de man maandelijks zal informeren over de minderjarige, telkens de eerste week van de maand. De vrouw zal deze informatie naar het e-mailadres van de man versturen, te weten [e-mailadres 1] . Er zal in dit kader geen uitgebreide communicatie plaatsvinden, behalve dan dat de man aan de vrouw bevestigt dat hij de informatie ontvangen heeft.
2.11.
Tot slot is tijdens de mondelinge behandeling over een eventuele bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige gesproken. De vrouw zal aan de advocaat van de man haar financiële gegevens toesturen zodat de advocaat van de man een berekening kan maken. De vrouw kan deze gegevens mailen naar [e-mailadres 2] . Bij de rechtbank is geen verzoek tot vaststelling van alimentatie ingediend.
2.12.
Mitsdien wordt als volgt beslist.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
geeft de man toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek om
[minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021,
te erkennen;
3.2.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam;
3.3.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld;
3.4.
bepaalt in het kader van een omgangsregeling dat de man voornoemde minderjarige tot eind mei 2022 eenmaal per week gedurende één tot anderhalf uur bij zich heeft - moment door partijen in onderling overleg te bepalen -, en dat de man de minderjarige vanaf mei 2022 tweemaal per week gedurende één tot anderhalf uur bij zich heeft - momenten door partijen in onderling overleg te bepalen -;
3.5.
bepaalt dat de vrouw is gehouden de man eenmaal per maand (telkens de eerste week van de maand) per e-mail op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van voornoemde minderjarige;
3.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Patijn, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van L.S. Nonner, griffier, op 16 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).