Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Katowice, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 11 juli 2022 en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 15 september 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en vastgesteld dat de overlevering kan worden geweigerd op basis van artikel 6a OLW. Dit artikel stelt dat overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf kan worden overgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven en dat de IND heeft bevestigd dat hij zijn verblijfsrecht niet verliest door de opgelegde straf.
De rechtbank concludeert dat de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen en weigert daarom de overlevering. Tevens beveelt de rechtbank de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland en heft de overleveringsdetentie op. De uitspraak is gedaan door de rechters M.M.L.A.T. Doll, A.K. Glerum en R.J. Bartels, in tegenwoordigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.