Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 20 januari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 en met de Nederlandse nationaliteit, was niet aanwezig tijdens de zitting op 15 september 2022, maar zijn raadsman, mr. Th. Boumans, was wel aanwezig en verklaarde gemachtigd te zijn. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de opgeëiste persoon niet gedetineerd was, wat aanvankelijk door de raadsman was gesteld. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het EAB vermeldde een bevel tot voorlopige hechtenis en de rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW), specifiek georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.