In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambulant begeleidster, hierna te noemen [verdachte], die beschuldigd werd van schuld aan de dood van een ernstig verstandelijk beperkt meisje, hierna te noemen [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [slachtoffer] op 25 juni 2021 is overleden na een ongeval waarbij de buggy, waarin zij zich bevond, van een rolstoelfiets is afgevallen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [verdachte] haar zorgplicht heeft geschonden door de buggy niet goed vast te zetten, wat heeft geleid tot het fatale ongeval.
Tijdens de zitting op 3 november 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat [verdachte] roekeloos en nalatig heeft gehandeld, terwijl de verdediging aanvoerde dat het een menselijke fout betrof en dat [verdachte] niet strafbaar was. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er sprake was van onbewuste schuld. Hoewel [verdachte] niet roekeloos handelde, was zij aanmerkelijk onachtzaam en nalatig in haar rol als zorgverlener.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgplicht die op [verdachte] rustte, niet naar behoren is nageleefd. De rechtbank oordeelde dat het overlijden van [slachtoffer] aan de zorgplichtschending van [verdachte] kan worden toegerekend en dat dit een voorzienbaar gevolg was van haar nalatigheid. Ondanks de vaststelling van schuld, heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de impact van het verlies op zowel de ouders van [slachtoffer] als op [verdachte]. De rechtbank benadrukte dat [verdachte] nooit de intentie heeft gehad om haar zorgplicht te verzaken en dat zij zwaar onder het voorval lijdt.