Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel en het uit winstbejag behulpzaam zijn van een ander bij wederrechtelijk verblijf in Nederland. De zaak kwam ter terechtzitting op 3 november 2022, waar de officier van justitie, mr. M. van Ling, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1971, had samen met zijn vrouw een au pair in huis, die na afloop van haar au pair-periode van 2012 tot 2017 bij hen bleef wonen. De tenlastelegging omvatte het (mede)plegen van mensensmokkel en het helpen van de au pair bij haar wederrechtelijk verblijf in Nederland.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn vrouw de au pair na haar au pair-periode in huis hebben gehouden, terwijl zij wisten dat haar verblijf in Nederland wederrechtelijk was. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van het uit winstbejag behulpzaam zijn, omdat niet bewezen was dat hij handelde met de intentie om financieel voordeel te behalen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn vrouw de au pair uit humanitaire overwegingen hielpen, gezien de omstandigheden waarin de au pair zich bevond na het overlijden van haar moeder.
Voor het tweede feit, mensensmokkel, achtte de rechtbank het bewezen dat de verdachte de au pair in juli 2017 naar Spanje heeft gebracht, wetende dat zij illegaal was in de landen die hij doorkruiste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in nauwe samenwerking met een ander handelde, waardoor hij van deze strafverzwarende omstandigheid werd vrijgesproken. De rechtbank legde een geldboete van € 2.500,- op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank weegt de specifieke omstandigheden van de zaak zwaarder dan de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf had gevorderd.