ECLI:NL:RBAMS:2022:670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
13/752347-21 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met verzetgarantie

Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Metropolitan Court of Budapest op 10 november 2021. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1983, die wordt verdacht van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, medeplegen van mishandeling en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de [nationaliteit] nationaliteit heeft. De vordering tot overlevering is ingediend door de officier van justitie op 3 december 2021 en is behandeld op een openbare zitting waar de opgeëiste persoon niet aanwezig was. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. In de beoordeling van het EAB heeft de rechtbank vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering onverwijld op de hoogte zal worden gesteld van zijn recht op verzet en dat hij in persoon zal worden geïnformeerd over de termijn voor het indienen van een verzetprocedure. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752347-21 (EAB II)
RK nummer: 21/6475
Datum uitspraak: 26 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 november 2021 door de
Metropolitan Court of Budapest(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[verdachte]
geboren te [geboorte plaats] op [geboorte dag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 januari 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft en van de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon is niet verschenen.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de [nationaliteit] nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
District Court of Budapest Districts 20, 21 and 23van 8 januari 2019 (nr. 10.B.XXI.166/2017/51) en van een arrest van de
Budapest Regional Court, welk arrest onherroepelijk werd op 5 november 2019 (nr. 25.Bf.XXI.6792/2019/22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 10 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 9 maanden en 26 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) de betreffende beslissing na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon in persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het EAB.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB rubriek 3.4 aangekruist. Hierin is tevens vermeld dat de opgeëiste persoon “
will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 1 month”.
Deze garantie is vervolgens door de uitvaardigende justitiële autoriteit herhaald bevestigd bij brief van 21 december 2021:
“Furthermore, I would like to inform you that as it is stated under part d) subsection 3.4. of the European arrest warrant no. 8.Szv.4346/2019/8: The person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 1 month (…) (Right to retrial)”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verzetgarantie aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
medeplegen van mishandeling;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, er geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 47, 141, 300 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[verdachte]aan de
Metropolitan Court of [geboorte plaats]de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en J.A.A.G. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.