ECLI:NL:RBAMS:2022:6694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
13/751835-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van nationale en Europese wetgeving met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel

Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko en met de Nederlandse nationaliteit, was in Frankrijk veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vier jaar voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzetgarantie die aan de opgeëiste persoon was aangeboden voldeed aan de eisen van artikel 12, sub d, van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon heeft echter aangegeven geen gebruik te willen maken van deze verzetgarantie.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om de overlevering te weigeren, mits de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, waarbij het verzoek van de raadsman om het bevel later in te laten gaan, is afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751835-19
RK nummer: 19/5747
Datum uitspraak: 16 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 oktober 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
12 augustus 2019 door de
procureur van de republiek, verbonden aan de arrondissementsrechtbank van Nantes(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 23 maart 2021 en 4 juni 2021. Het onderzoek ter zitting is op beide zittingen op verzoek van de raadsman van de opgeëiste persoon voor onbepaalde tijd geschorst, om te kunnen bewerkstelligen dat het aan het EAB ten grondslag liggende vonnis onherroepelijk zou worden. Dit zodat de aan de opgeëiste persoon opgelegde straf direct door Nederland overgenomen zou kunnen worden (de opgeëiste persoon heeft onder andere de Nederlandse nationaliteit), zonder dat de opgeëiste persoon daarvoor eerst terug zou moeten naar Frankrijk, alleen om aan hem het vonnis te betekenen in het kader van de aan hem afgegeven verzetgarantie. De opgeëiste persoon heeft immers aangegeven van die verzetgarantie geen gebruik te willen maken.
De vordering is vervolgens behandeld op de openbare zitting van 2 november 2022. Het onderzoek is, met instemming van partijen, voortgezet in gewijzigde samenstelling. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam.
Op de zitting van 23 maart 2021 is de termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, hetgeen op grond van het wettelijke kader zoals dat toen gold mogelijk was. Deze op grond van het oude, kaderbesluitconform uitgelegde artikel 22 OLW genomen beslissing is nog steeds rechtsgeldig.
2.
Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een verstekvonnis van de correctionele rechtbank van Nantes van 22 januari 2014, waarvan betekening werd gedaan aan het parket op 11 februari 2014, met parketnummer 10338000002.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaren. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 3 jaren, 1 maand en 2 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB, onder 3.4, het volgende verklaard:
“betrokkene heeft de vonnisbetekening niet persoonlijk ontvangen, maar
- zal de vonnisbetekening zo snel mogelijk persoonlijk overhandigd krijgen;
- bij ontvangst daarvan zal hij/zij uitdrukkelijk in kennis zijn gesteld van het feit dat hij/zij recht heeft op een nieuwe beslissingsprocedure of beroepsprocedure waaraan de betrokkene persoonlijk kan deelnemen, en waarbij de zaak, op grond van eventuele nieuw over te leggen bewijsstukken, ten gronde zal worden heronderzocht, hetgeen eventueel kan leiden tot de vernietiging van het aanvankelijke vonnis en
- betrokkene zal worden ingelicht dat hij/zij, binnen een termijn van 10 dagen, een verzoek kan indienen voor het instellen van een nieuwe beslissingsprocedure of beroepsprocedure.”
De rechtbank stelt vast dat de bovengenoemde verzetgarantie voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. Zoals onder 1 is opgemerkt, heeft de opgeëiste persoon aangegeven van de verzetgarantie géén gebruik te willen maken. Op basis van aanvullende informatie namens de uitvaardigende justitiële autoriteit van 25 april 2022 stelt de rechtbank vast dat het vonnis inmiddels onherroepelijk is geworden.
De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich niet voor.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Frankrijk
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Uit de Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW bestaat daarom geen aanleiding.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen. De rechtbank gaat hierbij, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, voorbij aan het verzoek van de raadsman om het bevel gevangenhouding als bedoeld in artikel 27, vierde lid, OLW, later in te laten gaan. Dit bevel gevangenhouding is bedoeld om de tenuitvoerlegging van de door Nederland overgenomen straf te garanderen. Door de raadsman zijn geen dusdanig zwaarwegende omstandigheden aangevoerd die maken dat hiervan kan worden afgezien.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 Opiumwet en 2, 5, 6a en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
procureur van de republiek, verbonden aan de arrondissementsrechtbank van Nantes(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.