ECLI:NL:RBAMS:2022:6689

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
13/160243-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestaan van de overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Düsseldorf. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een persoon die in België is geboren en geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, wat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en er geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

De identiteit van de opgeëiste persoon is onderzocht en bevestigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoet aan de eisen van dubbele strafbaarheid, en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, op basis van de inhoud van het EAB en de relevante wetsartikelen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/160243-22
RK nummer: 22/3711
Datum uitspraak: 16 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
4 juni 2020 door het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 november 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon, niet ter zitting verschenen, is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam. Zij was gemachtigd om namens de opgeëiste persoon de verdediging te voeren.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank op basis van artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Belgische nationaliteit heeft.

3.ReferteDe raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland) van 20 mei 2020 met dossiernummer 152 Gs 467/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan is aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
eendaadse samenloop van:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 47, 55, 311 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.