Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Düsseldorf. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een persoon die in België is geboren en geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, wat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en er geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.
De identiteit van de opgeëiste persoon is onderzocht en bevestigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoet aan de eisen van dubbele strafbaarheid, en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, op basis van de inhoud van het EAB en de relevante wetsartikelen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.