ECLI:NL:RBAMS:2022:6670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AMS 22/3558
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Wob-verzoek inzake openbaarmaking van documenten door de minister van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres had op 23 juli 2021 de minister verzocht om alle documenten, met name van de NCTV, openbaar te maken die verband houden met demonstraties en protesten. De minister heeft het verzoek afgewezen met het argument dat hij niet over de gevraagde informatie beschikt. Na een hoorzitting heeft de minister zijn standpunt gehandhaafd, maar eiseres is van mening dat de minister het verzoek te beperkt heeft opgevat en dat de zoekslag onzorgvuldig is geweest.

De rechtbank heeft op 10 november 2022 geoordeeld dat de minister inderdaad het verzoek te beperkt heeft opgevat en dat de verrichte zoekslag onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet alleen betrekking had op beleid, maar ook op notities, onderzoeken, besluiten en andere relevante documenten. De rechtbank heeft de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij het volledige verzoek in acht moet worden genomen en de zoekslag gemotiveerd moet worden toegelicht.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie en zorgvuldigheid bij de behandeling van Wob-verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3558

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. dr. C. Raat),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. T.J. Sterkenburg en mr. C. van der Hooft).
Partijen worden hierna [eiseres] en de minister genoemd.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiseres] tegen de afwijzing van haar verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
2. Op 23 juli 2021 heeft [eiseres] de minister verzocht om alle documenten, in het bijzonder van de NCTV [1] , openbaar te maken die verband houden met - kort gezegd - demonstraties en protesten.
3. Met het besluit van 25 november 2021 heeft de minister het verzoek afgewezen, omdat hij niet beschikt over de informatie waar [eiseres] om vraagt. Na de hoorzitting zijn twee documenten verstrekt over het algemeen beleid van de minister die al openbaar waren.
4. Met het bestreden besluit van 22 juni 2022 heeft de minister zijn standpunt gehandhaafd.
5. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
6. De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2022 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon] namens [eiseres] , de gemachtigde van [eiseres] (via een videoverbinding) en de gemachtigden van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of de minister het verzoek op juiste wijze heeft behandeld, of de zoekslag voldoende is en zo ja, of de minister voldoende documenten openbaar heeft gemaakt. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die [eiseres] heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
8. Het verzoek is ingediend op grond van de Wob. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden en per die datum is de Wob ingetrokken. Omdat niet is voorzien in overgangsrecht, heeft de minister het bestreden besluit terecht genomen op grond van de Woo. Ook de rechtbank oordeelt in deze zaak met toepassing van de Woo.
De omvang van het verzoek en de uitgevoerde zoekslag
9. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de minister het verzoek te beperkt heeft opgevat en een gebrekkige zoekslag heeft verricht. Het verzoek ziet namelijk niet alleen op beleid en richtlijnen, maar ook op notities, onderzoeken, besluiten en kaders. Daarnaast ziet het verzoek op activisten, organisatoren en deelnemers van protesten en demonstraties. Ook heeft de minister niet beschreven hoe, door wie en in welke systemen is gezocht. Daarom zijn veel documenten niet verstrekt. Het is volgens [eiseres] meer dan aannemelijk dat er meer informatie is. [eiseres] baseert dit vermoeden op het bestreden besluit zelf, op twee documenten waarin het algemeen beleid van de NCTV staat opgenomen en een Wob-besluit dat zij heeft ontvangen van de gemeente Amsterdam over een andere kwestie.
10. De minister vindt dat hij aan het verzoek van [eiseres] tegemoet is gekomen. Tijdens de hoorzitting heeft [eiseres] aangegeven dat het verzoek ziet op het algemeen beleid van de NCTV naar aanleiding van internetmonitoring, crisis en het Nationaal Crisiscentrum (NCC). Twee documenten waarover de minister beschikte en die al openbaar waren, zijn aan [eiseres] verstrekt. Verder heeft de minister op de zitting toegelicht dat is gezocht op zoektermen die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Er is gefilterd in documentmanagementsystemen en e-mailboxen. De zoekslag werd sterk bemoeilijkt, omdat de woorden ‘demonstraties’, ‘protesten’ en ‘manifestaties’ veelgebruikte termen zijn en zorgen voor veel ‘records’. De documenten die de minister tegenkwam, hadden geen betrekking op het verzoek van [eiseres] . De documenten bevatten namelijk geen weergave van enig beleid. Dat komt ook omdat de NCTV geen taak en rol heeft in de aanpak rondom demonstraties en/of protesten. Na ontvangst van het Wob-besluit van de gemeente Amsterdam dat door [eiseres] is toegestuurd, is er nog een zoekslag uitgevoerd, maar meer informatie werd niet aangetroffen.
11. De rechtbank is van oordeel dat de minister het verzoek van [eiseres] te beperkt heeft opgevat en dat de verrichte zoekslag onzorgvuldig is geweest en onvoldoende inzichtelijk is gemaakt.
12. Het verzoek van [eiseres] zag niet alleen op beleid, maar ook op notities, onderzoeken, besluiten, kaders, activiteiten, organisatoren en deelnemers. Dit staat expliciet in het verzoek vermeld. Volgens [eiseres] klopt de interpretatie van de minister van de hoorzitting niet. Op de zitting heeft [eiseres] toegelicht dat niet is bedoeld het verzoek te beperken tot beleid. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten dat het oorspronkelijke verzoek in de bezwaarfase door [eiseres] zelf is beperkt. Ook vindt de rechtbank dat de minister de zoekslag onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. De minister heeft niet duidelijk uiteengezet hoe en op welke (combinaties/delen van) termen er is gezocht. Op de zitting heeft de minister toegelicht bij welke afdelingen navraag is gedaan naar aanleiding van de extra uitgevoerde zoekslag, maar de rechtbank vindt deze zoekslag ook te beperkt. Niet bekend is welke vragen er zijn gesteld en aan wie er vragen zijn gesteld. Bovendien staat over deze zoekslag niets vermeld in het bestreden besluit. Het beroep is daarom gegrond.
13. De rechtbank draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen en daarbij het volledige oorspronkelijke verzoek te betrekken. Bij de nieuw te verrichten zoekslag dient de minister gemotiveerd uiteen te zetten op welke (delen van) termen dan wel combinaties van termen is gezocht, bij welke afdelingen zoekvragen zijn uitgezet, hoe die zoekvragen luiden, wat het resultaat daarvan is, of naar aanleiding daarvan een nadere zoekslag is verricht, en zo ja, wat deze zoekslag inhoudt. Verder dient de minister aan te geven welke ‘records’ naar voren komen bij het gebruik van de gehanteerde zoektermen, met een vermelding waarom de betreffende ‘record’ wel of niet onder het verzoek van [eiseres] valt.
14. De rechtbank wijst er verder op dat als er meldingen binnenkomen bij de NCTV, bijvoorbeeld via (de Frontoffice van) het NCC die zijn neergelegd in een document, deze documenten ook onder de reikwijdte van de Woo vallen. Het is dan aan de minister om vervolgens te beslissen of deze al dan niet openbaar worden gemaakt.
15. Daarnaast heeft de minister aangegeven dat de NCTV geen taak/rol heeft in de aanpak rondom demonstraties en/of protesten. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de minister daarom niet beschikt over documenten waar het verzoek van [eiseres] op ziet. In tegendeel: uit het bestreden besluit volgt juist dat: “
Bij het verrichten van een gerichte zoekslag hebben de termen "demonstraties, manifestaties en protesten" voor veel records gezorgd. Deze termen komen namelijk voor in documenten omdat er op onze beleidsterreinen wordt gemonitord met als doel om te kijken in hoeverre dit impact heeft op de nationale veiligheid.” De rechtbank leidt hieruit af dat er veel documenten zijn. Bij de nieuw te verrichten zoekslag dient de minister te beslissen of deze documenten worden verstrekt of (deels) worden geweigerd en welke weigeringsgronden dan van toepassing zijn.
16. Omdat op dit moment nog onduidelijk is wat de nieuwe zoekslag van de minister gaat opleveren, vindt de rechtbank het niet efficiënt om een tussenuitspraak te doen. De zaak is weliswaar versneld behandeld met het oog op de nadere inwerkingtreding van het ‘Wetsvoorstel Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid’, maar een datum waarop het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zal worden behandeld, is nog niet bekend.
17. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de beroepsgronden van [eiseres] over artikel 10 van het EVRM, het MHB-arrest en de MH17-uitspraak.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dit betekent dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak.
19. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de minister aan [eiseres] het door haar betaalde griffierecht van € 365,- vergoedt.
20. Verder veroordeelt de rechtbank de minister in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan [eiseres] te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid.