Op 2 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1988, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en op dat moment gedetineerd was in een Nederlandse detentieplaats. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 9 september 2022 en werd behandeld op een openbare zitting op 19 oktober 2022. Tijdens deze zitting was de opgeëiste persoon aanwezig via telehoren en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A.L.F. Frijns, en een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De feiten zijn geclassificeerd als (poging tot) diefstal, gepleegd door middel van braak of verbreking. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat de overlevering kan worden toegestaan.
De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. J.G. Vegter, samen met de rechters mrs. M.M.L.A.T. Doll en L. Sanders, en griffier mr. Y.M.E. Jurgens. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.