ECLI:NL:RBAMS:2022:6653

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
AMS 21/1543
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wegslepen van een voertuig van een gehandicaptenparkeerplaats en de gevolgen voor kostenverhaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2022 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiser had zijn voertuig geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats, wat leidde tot het wegslepen van het voertuig en het verhalen van de kosten op eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op een plek stond waar hij niet mocht parkeren, maar dat de situatie ter plaatse onvoldoende duidelijk was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet in redelijkheid de kosten van het wegslepen op eiser kon verhalen, omdat er bijzondere omstandigheden waren die dit onterecht maakten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de kosten van bestuursdwang betrof, en droeg verweerder op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke verkeersborden en markeringen, en dat handhaving in sommige gevallen niet gerechtvaardigd is als de situatie niet helder is voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1543

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. G.I. Bakker).

Zitting

1.1.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 1 februari 2021 op 27 september 2022 op zitting behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.2.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

2.1.
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de kosten van bestuursdwang zijn verhaald;
- herziet het primaire besluit voor zover daarbij de kosten van bestuursdwang van € 373,- zijn verhaald en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
2.2.
Hieronder is de motivering van de beslissing vermeld. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Overwegingen

3.1
Het gaat in deze uitspraak om de vraag of verweerder in redelijkheid de auto van eiser heeft kunnen wegslepen en de kosten daarvan op hem heeft kunnen verhalen.
3.2.
Op 30 november 2020 stond het voertuig van eiser met [kenteken] , geparkeerd op een parkeervak aan de [adres] te Amsterdam, ter hoogte van [perceelnummer] . Achter dit parkeervak stond een verkeersbord E6 (gehandicaptenparkeerplaats). Het bord stond haaks op de rijrichting geplaatst, met daaronder een bord met het [kenteken 2] .
3.3.
De rechtbank stelt voorop dat eiser op een plek stond waar hij niet mocht parkeren. Deze parkeerplek was voor een ander voertuig gereserveerd (gehandicaptenparkeerplaats). Verweerder was om die reden bevoegd om de auto weg te slepen om zodoende deze plek weer vrij te maken en er was ook geen sprake van bijzondere omstandigheden om dit niet te doen. [1]
3.4.
Vervolgens is de vraag of verweerder de kosten voor het wegslepen (à € 373,- ) mocht verhalen op eiser. In de regel gaan uitoefening van bestuursdwang en kostenverhaal samen. Voor het maken van een uitzondering hierop kan aanleiding bestaan als de aangeschrevene geen verwijt valt te maken over de ontstane situatie en als bij het ongedaan maken van de strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat moet worden geoordeeld dat kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene moeten komen. Ook andere, bijzondere omstandigheden kunnen het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van het kostenverhaal. [2]
3.5.
De rechtbank overweegt daarbij dat verkeersborden in de regel gelden voor de situatie na het verkeersbord, bezien vanuit de rijrichting. Ook verweerder gaat van deze regel uit. In dit geval heeft verweerder daarop echter een uitzondering willen maken en het bord aan het einde van het vak geplaatst. In dergelijke gevallen moet de situatie voor verkeersdeelnemers op een andere wijze voldoende duidelijk worden gemaakt. Verweerder heeft erop gewezen dat om die reden een wegmarkering was aangebracht in de vorm van een wit kruis. Echter, aan de hand van de foto’s in het dossier heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat dit kruis zodanig was vervaagd dat de situatie op het moment van de overtreding niet voldoende duidelijk was. Eiser heeft toegelicht dat hij daadwerkelijk in verwarring was, en dat dit nog werd versterkt doordat er in het vak achter het bord een auto stond geparkeerd (met een ander kenteken dan het gereserveerde kenteken) met op de voorruit een briefje met de mededeling dat deze auto ten onrechte op een gehandicaptenparkeerplaats was geplaatst. Ook is gebleken dat verweerder naderhand de plaatsing van het bord heeft veranderd, in die zin dat dit nu evenwijdig aan de weg is geplaatst en een zwarte pijl is toegevoegd in de richting van het parkeervak met de gehandicaptenparkeerplaats, ter verduidelijking van de situatie.

Conclusie en gevolgen

4.1.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de situatie ter plaatse te onduidelijk was en dat eiser daarom niet kan worden verweten dat hij foutief heeft geparkeerd. Daarom kon verweerder niet in redelijkheid kon overgaan tot kostenverhaal. De kosten van bestuursdwang dienen dan ook voor rekening van verweerder te blijven.
4.2.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover de kosten van bestuursdwang zijn verhaald en bepaalt dat er geen kostenverhaal van bestuursdwang plaatsvindt.
4.3.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
4.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarnaast geen aanleiding, omdat eiser zich niet heeft laten bijstaan door een professionele rechtshulpverlener.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2022 door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wettelijk kader

1. Op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (de Wvw 1994) zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
2. Op grond van artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 worden bij algemene maatregel van bestuur de soorten van de in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen.
3. Op grond van artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994 worden bij gemeentelijke verordening nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval de aanwijzing van de weggedeelten en wegen voor de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c.
4. Op grond van artikel 2 van de Wegsleepverordening Amsterdam 2017, voor zover thans van belang, worden als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994 aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Amsterdam voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
5. In artikel 2, aanhef en onder e, van het Besluit wegslepen van voertuigen – voor zover van belang – is bepaald dat de soorten van weggedeelten en wegen als bedoeld in artikel 173, eerste lid onder a, van de Wvw 1994, zijn parkeergelegenheden voor invaliden, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990.
6. In artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c van het RVV 1990, is bepaald dat op een gehandicaptenparkeerplaats, indien de gehandicaptenparkeerplaats gereserveerd is voor een bepaald voertuig, aangeduid door verkeersbord E6, slechts geparkeerd worden door dat voertuig.

Voetnoten

1.Blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling zal het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dat is het geval wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2896.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3643.