ECLI:NL:RBAMS:2022:6651
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens onttrekking van woning aan woonvoorraad door vakantieverhuur
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een bestuurlijke boete van € 20.500,- die aan hem is opgelegd wegens het zonder vergunning onttrekken van zijn woning aan de woonvoorraad in Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders had op 16 oktober 2019 een boete opgelegd, die na bezwaar op 2 juni 2020 werd gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 5 oktober 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.
De rechtbank constateert dat eiser de woning aan toeristen heeft verhuurd, wat in strijd is met artikel 21 van de Huisvestingswet 2014. Eiser betoogde dat de boete gematigd moest worden vanwege de beperkte ernst van de overtreding en zijn financiële situatie. De rechtbank overweegt dat het college geen aanleiding had om de boete te matigen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onvoldoende financiële draagkracht heeft. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de boete van € 20.500,- niet in verhouding staat tot de overtreding, en dat er sprake is van een cumulatie van overtredingen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank herroept het primaire besluit en stelt de boete vast op € 10.600,-, rekening houdend met de lange duur van de procedure. Eiser krijgt ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller op 16 november 2022.