Bij voornoemd tussenvonnis is Innova in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting te geven over de overgang van de energieovereenkomst naar haar. Voorts is Innova in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op de informatieplichten en de mogelijke sanctie op het niet naleven daarvan.
Innova heeft in haar akte gesteld dat zij geen besluit van de netbeheerder kan overleggen. Volgens Innova waren destijds meerdere energiemaatschappijen geïnteresseerd in de overname van de klanten van Flexenergie en is zij als meest gerede partij door de ACM aangewezen om energie te leveren. In samenspraak met en met toestemming van de ACM is slechts het klantenbestand overgedragen en niet de lopende contracten van Flexenergie. In geval van aanwijzing op grond van artikel 2 lid 6 van het Besluit Leveringszekerheid gas en elektriciteit kleinverbruikers (het Besluit) zullen de essentiële informatieplichten moeten worden getoetst aan de overeenkomst die op 1 november 2018 tot stand is gekomen. Innova berust in het opleggen van een sanctie mocht geoordeeld worden dat essentiële informatieplichten zijn geschonden.
Op grond van de stellingen van Innova wordt geconcludeerd dat de ACM Innova niet ingevolge artikel 2 lid 6 onder b en c van het Besluit heeft aangewezen. Bij gebrek aan een andere wettelijke basis en de afwezigheid van een toelichting van de zijde van Innova op dit punt, kan de leveringsverplichting van Flexenergie niet anders op Innova zijn overgegaan dan door overname ingevolge artikel 2 lid 5 onder b van het Besluit. Nu Innova hieromtrent niets heeft gesteld en de stukken ook geen nadere uitleg geven, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de energieovereenkomst die bestond tussen Flexenergie en [gedaagde] , door Innova is overgenomen. Deze overeenkomst dient in dat geval door Innova onder dezelfde voorwaarden die golden bij Flexenergie te worden voortgezet. Het betoog van Innova dat zij zich heeft gebaseerd op een door de ACM geautoriseerde “tussenvorm” maakt het vorenstaande niet anders. Nog afgezien van het feit dat van een autorisatie voor die “tussenvorm” door de ACM in dit geding niet is gebleken, valt niet in te zien op basis van welke bevoegdheid de ACM een dergelijke autorisatie kan afgeven in de privaatrechtelijke verhouding tussen de energieleverancier en haar klant. De ACM heeft slechts de mogelijkheid om op basis van een aanwijzing de leveringszekerheid te garanderen indien er geen overeenkomst met de curator tot stand komt. Het overnemen van alleen het “klantenbestand”, zonder dat daarbij de energieovereenkomsten worden overgenomen, zoals door Innova wordt bepleit, is een figuur die in het Besluit niet voor komt.
Innova heeft niettemin aan [gedaagde] bericht dat hij per 1 november 2018 (de overnamedatum) een nieuwe leveringsovereenkomst met Innova had en zij heeft [gedaagde] daarbij als bijlage een nieuwe schriftelijke overeenkomst met een variabel tarief toegezonden. Verder heeft Innova [gedaagde] vervolgens een nieuw aanbod gedaan tegen vaste tarieven. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder rov. 3 is dit onjuiste informatie en is Innova niet volledig geweest in haar mededelingen, zodat sprake is van een omissie. Dit kwalificeert als een oneerlijke handelspraktijk. Innova had de door haar overgenomen klanten van Flexenergie moeten berichten dat zij de overeenkomsten met Flexenergie heeft overgenomen, onder de voorwaarden die golden bij Flexenergie.
Aangezien [gedaagde] het aanbod van Innova niet heeft aanvaard, is de overeenkomst die [gedaagde] oorspronkelijk met Flexenergie heeft gesloten in stand gebleven en moet(en) Innova (en [gedaagde] ) daaraan uitvoering geven. Hieruit volgt dat de vorderingen van Innova zijn gebaseerd op een niet bestaande overeenkomst.
Verder is aannemelijk dat [gedaagde] vanwege hogere tarieven aan Innova meer heeft betaald dan waartoe hij was gehouden als Innova uitvoering had gegeven aan de oorspronkelijke overeenkomst. In ieder geval is redelijkerwijs aannemelijk dat [gedaagde] aan Innova onverschuldigd een bedrag heeft betaald dat het in reconventie gevorderde van € 11,39 te boven gaat.
Dat betekent dat, los van het door [gedaagde] aangevoerde verweer dat hij meer heeft betaald aan Innova dan op basis van het daadwerkelijk verbruik in rekening mocht worden gebracht, de vordering in conventie niet en de vordering in reconventie wel toewijsbaar is.
Innova wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie, die tot op heden aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.