ECLI:NL:RBAMS:2022:6621

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
AMS 22/2581
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor uitbouw, dakterrassen en balkons in Amsterdam; beoordeling van privacy en woongenot

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan een besloten vennootschap voor de uitbouw van panden en de realisatie van dakterrassen en balkons. Eisers, bewoners van de tegenoverliggende panden, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij vrezen voor aantasting van hun privacy, woongenot en een toename van schaduw door de bouwplannen. Het college had het bezwaar van eisers ongegrond verklaard, ondanks het advies van de bezwaarschriftencommissie om het bezwaar gegrond te verklaren.

De rechtbank heeft de processtukken en de adviezen van de betrokken instanties, waaronder de Afdeling VTH en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de aantasting van de privacy en het woongenot van eisers niet onevenredig was in vergelijking met de belangen van de aanvrager van de vergunning. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning had kunnen verlenen, omdat de bouwplannen in overeenstemming waren met de geldende bestemmingsplannen en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied niet onaanvaardbaar zouden aantasten.

De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees hun verzoek om vergoeding van griffierecht en proceskosten af. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2581

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2022 in de zaak tussen

[eisers] ,te Amsterdam, eisers
(gemachtigde: mr. M.J.M. Vernooij),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: mr. H.J. van der Wal).
Tevens heeft aan het geding deelgenomen: de besloten vennootschap
[bedrijf], te Amsterdam
(gemachtigde: mr. F. van der Heijden).
Partijen worden hierna aangeduid als eisers, het college en [bedrijf] .

Procesverloop

Op 28 januari 2020 heeft het college [bedrijf] een omgevingsvergunning verleend. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt.
Op 8 april 2022 heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard, in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie (hierna: de commissie) en met overneming van het advies van de Afdeling VTH [1] (het bestreden besluit). Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 7 november 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [bedrijf] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [de persoon 1] en [de persoon 2] .

Overwegingen

1. Op 29 oktober 2019 heeft [bedrijf] een omgevingsvergunning aangevraagd voor de panden op de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] in Amsterdam (hierna: de panden) voor het uitbouwen van de bestaande eerste en tweede verdieping, met aan de uitbouwen twee dakterrassen op de eerste verdieping en twee balkons op de tweede verdieping; voor het realiseren van twee dakterrassen op het hoogste dak; voor het verhogen van het dak van de bestaande aanbouw, het vervangen en wijzigen van de daklichten in de bestaande aanbouw, het plaatsen van nieuwe kozijnen, en het intern wijzigen van de panden, met bestemming daarvan tot zes woningen (hierna: het bouwplan).
2. Eisers zijn bewoners of gebruikers van de tegenover de panden gelegen panden [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] . De panden van eisers bevinden zich op een [locatie] . Eisers vinden dat de omgevingsvergunning niet verleend had moeten worden.
3. Naar aanleiding van de bezwaren van eisers heeft de bezwaarschriftencommissie geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, omdat het besluit van 28 januari 2020 niet deugdelijk is gemotiveerd. Vervolgens heeft de Afdeling Ruimte en Duurzaamheid (hierna: R&D) op 25 november 2021 nader geadviseerd en een ruimtelijke onderbouwing voor het bouwplan gegeven. Ook heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit op 7 maart 2022 een aanvullend welstandsadvies uitgebracht. De Afdeling VTH heeft op 9 maart 2022 aanvullend geadviseerd. Ook heeft [bedrijf] een rapport ingediend over een in haar opdracht verricht bezonningsonderzoek van 18 oktober 2021. Op grond van de nadere ruimtelijke onderbouwing, het aanvullend advies van VTH, het aanvullend welstandsadvies en de resultaten van het bezonningsonderzoek heeft het college geconcludeerd dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Daarom heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt eisers
4.1
Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Hun beroep richt zich tegen de uitbreiding van de diepte van de panden, de dakterrassen op de eerste verdieping, de balkons op tweede verdiepingen en de dakterrassen op het dak van het pand. Het beroep richt zich niet verhoging van de begane grond verdieping en tegen de overige onderdelen van het bouwplan.
4.2
Eisers zijn het niet eens met standpunt van het college dat het bouwplan in afwijking van het bestemmingsplan kan worden vergund. Eisers voeren aan dat het college ten onrechte de belangen van VBO zwaarder heeft laten wegen dan hun belangen als bewoners . Zij wijzen op de negatieve gevolgen van het bouwplan voor hun woon- en leefklimaat. Door de uitbouw van de panden en het realiseren van de dakterrassen op de eerste verdieping en de balkons op de tweede verdieping, wordt hun privacy aangetast en ontstaat er meer geluidoverlast. Er is er sprake van minder zon- en daglicht door de verbouwing van de panden. Volgens eisers zijn de uitbouw van de panden en de balkons en dakterrassen niet toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Voorts hebben eisers aangevoerd dat de achtergevel van de panden die worden uitgebreid moet worden gezien als een voorgevel, omdat die gevels ook aan de steeg grenzen.
Het toetsingskader
5.1
De toepasselijke wet- en regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak.
5.2
Voor het bouwplan geldt het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (hierna: het bestemmingsplan). De panden zijn gelegen op gronden met de bestemming ‘Gemengd-1’ en de dubbelbestemmingen ‘ [bestemming 1] ’ en ‘ [bestemming 2] ’ en specifieke bouwaanduiding - orde 3. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wonen. [2] Uitbreiding in de diepte van gebouwen is onder voorwaarden toegestaan. [3] Voor dakterrassen geldt dit eveneens. [4]
Beoordeling van het beroep
6. Het bestemmingsplan voorziet onder voorwaarden in een mogelijkheid om in afwijking daarvan dakterrassen te realiseren. [5] Voor uitbreiding van de diepte van de panden op gronden grenzend aan gronden met de bestemming ‘Verkeer’ kan alleen op grond van een goede ruimtelijke onderbouwing worden afgeweken van het bestemmingsplan. [6] Daarom heeft [bedrijf] voor de voorziene dakterrassen en de uitbreiding van de panden een vergunning nodig voor bouwen in afwijking van het bestemmingsplan. Dit is niet in geschil.
7. Het college is bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen als een bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft beslissingsruimte in de keuze om wel of niet van het bestemmingsplan af te wijken. De rechtbank toetst deze keuze terughoudend. Dit betekent dat de rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
Uitbreiding van de diepte van de panden
8. Op grond van planregel 6.2.2, aanhef en onder c, is uitbreiding van de diepte van gebouwen niet toegestaan waar de tot ‘Gemengd-1’ bestemde gronden grenzen aan onder andere tot ‘Verkeer’ bestemde gronden. De steeg bij de panden heeft de bestemming ‘Verkeer’. Dit betekent dat een goede ruimtelijke onderbouwing is vereist voordat een vergunning voor de uitbreiding van de diepte kan worden verleend. Deze ruimtelijke onderbouwing staat in het nader advies van de Afdeling R&D van 25 november 2021. In het advies staat, kort weergegeven, dat het gebouw in de nieuwe situatie terug liggend geplaatst blijft ten opzichte van de achterliggende steeg en dat met de bouwdiepte wordt aangesloten op de diepte van het naburige pand op [adres 7] . Het hoofdvolume bevindt zich op negen meter afstand van de voorgevels van de panden [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] . Verder staat in de ruimtelijke onderbouwing dat afstanden van ongeveer negen meter tussen de hoofdbebouwing in de binnenstad niet ongebruikelijk zijn en dat veel straten in de Jordaan smaller zijn dan negen meter. Ook op binnenterreinen komen afstanden van ongeveer negen meter voor, soms ook begrensd door hogere bebouwing dan in deze situatie met drielaagse bebouwing. Volgens de ruimtelijke onderbouwing is het bouwplan passend in de omgeving. Daarbij wordt erop gewezen dat in een dichtbevolkte stedelijke omgeving enige schending van de privacy niet onaanvaardbaar wordt geacht.
Het realiseren van dakterrassen en balkons
9. Op grond van planregel 6.2.8, aanhef en onder c, zijn dakterrassen niet toegestaan. Op grond van artikel 6.4 kan daarvan afgeweken worden als de karakteristiek van het stadsgezicht niet in onevenredige mate wordt aangetast en aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied niet in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan. Op grond van planregel 6.4.7 mag alleen voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie afgeweken worden van de bouwregels. Dit betekent dat voor dakterrassen een zogeheten binnenplanse vrijstelling kan worden verleend, als het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De dakterrassen en de balkons (respectievelijk op een en twee hoog) liggen op ruim zeven meter afstand van de panden van eisers en de dakterrassen op het dak op ruim acht meter daarvan. In de ruimtelijke onderbouwing van R&D van 25 november 2021 waarop het bestreden besluit mede is gebaseerd, staat daarover het volgende. Gelet op de afstanden en de binnenstedelijke omgeving zijn de aantasting van de privacy en de gevolgen voor de lichttoetreding van de omwonenden niet onaanvaardbaar. In de bestaande situatie is er al verminderde privacy omdat de al aanwezige balkons uitkijken op de tegenover gelegen panden. De dakterrassen voldoen aan de criteria van de afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan. Ze zijn bedoeld voor de woonfunctie en voldoen aan de maximale hoogte. De dakterrassen en balkons op de eerste en tweede verdieping zijn zichtbaar vanuit de steeg, net als in de bestaande situatie. Dat deze een grotere diepte hebben en dichter bij de panden van eisers komen te liggen, leidt niet tot een onaanvaardbare verstoring van het stadsbeeld. De dakterrassen op het dak van de panden bevinden zich aan de achterzijde, op één meter van de achtergevel en aan de oostzijde op twee meter van de zijgevel. Met de teruggelegde positie en de regelmatige hoofvorm zijn ze geen verstoring van de beëindiging van het gebouw en van het daklandschap van het beschermde stadsgezicht, aldus R&D.
10.1
Voor de beoordeling is van belang dat het bouwplan is gelegen in een stedelijke omgeving met beperkt beschikbare ruimte. Aan het wonen in een verstedelijkte omgeving is een zekere mate van inbreuk op de privacy inherent. [7] Tussen de panden en de woningen van eisers loopt een smalle steeg. Ook in de bestaande situatie bestaat over en weer inkijk. De rechtbank onderkent dat de privacy van eisers door het bouwplan in enige mate wordt aangetast. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de aantasting van de privacy en het woongenot van eisers en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied in onevenredige mate wordt aangetast.
10.2
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Gelet op de stukken, waaronder de ruimtelijke onderbouwing en het advies van VTH van 9 maart 2022 is die aantasting ten opzichte van de bestaande situatie beperkt en niet zodanig dat het college daarin aanleiding had moeten zien om de gevraagde vergunning voor het bouwplan te weigeren. Het college heeft, zoals al is overwogen onder 7., beslissingsruimte om af te wijken van het bestemmingsplan, mits dat goed is gemotiveerd. Met de adviezen van R&D en VTH heeft het college voldoende onderbouwd waarom de aantasting van het woon- en leefklimaat aanvaardbaar is. Eisers hebben geen tegenadvies ingebracht waaruit het tegendeel zou blijken.
Bezonning
11.1
Het college baseert zijn standpunt over de bezonning van de panden van eisers op het in opdracht van [bedrijf] uitgevoerde ‘ [onderzoek] ’ van 18 oktober 2021. Dit rapport is aangevuld met het rapport ‘Aanvulling [onderzoek] ’ van 1 november 2022. Het vier-seizoenen zon- en schaduwonderzoek concludeert dat op de meest representatieve data - 21 maart en 21 september - de eerste en tweede verdieping van de woningen [adres 4] en [adres 5] in de ochtenduren een zeer beperkte schaduwtoename zien, maar blijven voldoen aan de eis van minimaal twee uur zon. [8] Het aanvullend onderzoek concludeert dat gemeten over een geheel jaar de zonafname van de vier ramen van de woningen [adres 4] en [adres 5] op de begane grond voor een binnenstedelijke situatie zoals hier in Amsterdam acceptabel is te noemen. De ramen 1 tot en met 3 hebben geen zon in de bestaande en in de nieuwe situatie. De bezonning van raam 4 blijft in de bestaande en in de nieuwe situatie onveranderd.
11.2
De rechtbank overweegt dat de gevolgen van deze (beperkte) schaduwtoename niet zodanig onevenredig zijn, dat het college de gevraagde vergunning niet had mogen verlenen. Ook daarbij is van belang dat het bouwplan is gelegen in een verstedelijkte omgeving met beperkt beschikbare ruimte. De rechtbank oordeelt daarom dat het college de belangen van eisers bij het ongewijzigd behoud van zonlicht in hun woningen niet zwaarder hoefde te laten wegen dan de belangen van VBO bij het uitbreiden van de panden, met gebruikmaking van de daartoe beperkt beschikbare ruimte.
12. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college alle betrokken belangen voldoende heeft afgewogen en dat het de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen dus geen gelijk.
14. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter,
in aanwezigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Is uw zaak spoedeisend en moet al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht(Wabo)
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd
indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop
de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of
krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de
Woningwet (het Bouwbesluit 2012);
b. (. . .)
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (. . .).
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan:
1° met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking,
2° (. . .), of
3° in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan).
Planregel 6.1. (Bestemmingsomschrijving) luidt:
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen (. . .).
Planregel 6.2 (Bouwregels) luidt:
Op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
(. . .)
6.2.2. (Uitbreiding in de diepte van gebouwen)
Uitbreiding van de diepte van gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, is toegestaan met inachtneming van het volgende:
(. . .);
de diepte van de uitbreiding bedraagt maximaal 2,50 meter, gemeten vanaf de achtergevel van de belendingen;
in afwijking van het voorgaande is uitbreiding in de diepte van gebouwen niet toegestaan in hoeken van bouwblokken en daar waar de tot 'Gemengd-1' bestemde gronden grenzen aan de tot 'Groen', 'Water' en 'Verkeer' bestemde gronden.
(. . .).
(. . .)
6.2.8. (Dakbeëindiging)
a. (. . .)
b. (. . .)
c. Dakterrassen zijn niet toegestaan.
d. (. . .)
Planregel 6.4 (Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels)
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het dagelijks bestuur is bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:
(. . .)
6.4.7. (Dakterrassen)
het bepaalde in artikel 6.2.5 onder b, artikel 6.2.6 onder b en artikel 6.2.8 onder c, voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.
Het dakterras mag op de tot 'Gemengd - 1' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.

Voetnoten

1.Afdeling vergunningen, toezicht en handhaving (Afdeling VTH).
2.Planregel 6.1.
3.Planregel 6.2.2.
4.Planregel 6.2.8., in samenhang met planregel 6.4, aanhef en onder 6.4.7.
5.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
6.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3107.
8.Conform de norm TNO ‘Licht’, de in Nederland meest gangbare bezonningsnorm.