7.3.Oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich in zaak A schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Door de plotselinge en doelgerichte klap met de klauwhamer op het achterhoofd is bij het slachtoffer pijn en letsel ontstaan. Het is een gelukkige omstandigheid dat het slachtoffer geen levensbedreigend hoofdletsel heeft opgelopen. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer, gebruikmakend van zijn spreekrecht, verteld welke gevolgen het strafbare feit voor hem heeft gehad. Zo heeft hij geruime tijd hoofdpijn en slaap- en concentratieproblemen ervaren en voelde hij zich angstig in drukke steden. De gedachte dat zijn pasgeboren dochter bijna zonder vader had moeten opgroeien, heeft een diepe indruk op hem en zijn familie achtergelaten. Verder heeft verdachte zich in zaak B schuldig gemaakt aan een opzettelijke brandstichting in de cel waar hij op dat moment verbleef. Door dit gevaarlijke gedrag heeft verdachte niet alleen schade veroorzaakt, maar is ook gevaar voor andere goederen en (levens)gevaar voor de op de afdeling aanwezige personeelsleden en medegedetineerden te duchten geweest.
Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd onder invloed van zijn psychotische stoornis. Het voorkomen van herhaling van dergelijke (gewelddadige) feiten is van groot belang. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Advies van de deskundigen
De psychiater I. van Outheusden en de GZ-psycholoog R. Haveman hebben de voornoemde pro Justitia rapportage opgesteld. Hierin wordt – zakelijk weergegeven – het volgende beschreven.
De deskundigen hebben zoals reeds beschreven bij verdachte een psychotische stoornis in het kader van schizofrenie vastgesteld. Verdachte ervaart gevoelshallucinaties in de vorm van kwellende sensaties van frequenties in zijn lichaam, bedoeld om hem te controleren. Ook de agressieve gedragingen van verdachte op de afdeling van het PBC maken vanwege het geïsoleerde, doelmatige en instrumentele karakter ervan de indruk rechtstreeks te zijn ingegeven door psychotische motieven. Volgens de deskundigen is er sprake van een zeer hoog risico op herhaling van soortgelijke agressieve gedragingen indien verdachte onbehandeld terug zou keren in de maatschappij. Verdachte heeft al verschillende plannen uitgewerkt over waar en op welke wijze hij weer zal toeslaan. Vanuit zijn stoornis voelt hij zich ertoe gedreven om iemand van het leven te beroven, hij kan in zijn beleving niet anders. Beschermende factoren zijn er slechts beperkt. De bovengemiddelde intelligentie van verdachte is niet alleen protectief, maar stelt hem ook in staat om het vanuit zijn psychotische motieven ontstane voornemen om geweld te gaan plegen planmatig uit te voeren.
De deskundigen hebben geconstateerd dat verdachte geen ziektebesef en -inzicht heeft. Ook wil hij niet behandeld worden. Hoewel verdachte de voorgeschreven medicatie lijkt in te nemen, heeft dat vooralsnog geen tot nauwelijks effect op de psychotische symptomen. Om het recidivegevaar te beperken, vinden de deskundigen een behandeling in een gedwongen kader, binnen een intensieve behandelomgeving noodzakelijk waarbij het essentieel is dat voldoende tijd beschikbaar is voor het uitvoeren van de 'multidisciplinaire richtlijn schizofrenie' en het borgen van eventueel bereikte resultaten. Het lijkt aangewezen om verdachte op korte termijn in te stellen op het medicijn clozapine. Dat middel is gereserveerd voor en in veel gevallen effectief bij therapieresistente psychoses. De inname hiervan zal langdurig moeten worden gemonitord. De mate waarin verdachte door de psychotische gedachteninhoud wordt gestuurd in zijn gedrag pleit voor een hoog-beveiligde behandelomgeving.
Volgens de deskundigen is gelet op de geschetste combinatie van een intensieve, langdurige behandeling met een minimaal matig tot hoog beveiligingsniveau, bij het ontbreken van ziektebesef en behandelmotivatie in combinatie met het ingeschatte recidivegevaar, de tbs-maatregel aangewezen. Een zorgmachtiging wordt niet afdoende geacht. Omdat verdachte niet in staat is om zich aan voorwaarden te houden (zowel vanuit zijn motivatie als vanuit de stoornis) zal dit in het kader van dwangverpleging moeten plaatsvinden. De deskundigen adviseren dan ook om aan verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen over.
Minder vergaande alternatieven ontoereikend
Een opname in een civiele setting op grond van een zorgmachtiging vindt de rechtbank niet aangewezen, gelet op de hiervoor genoemde rapportage en op de brief met bevindingen van de Geneesheer-directeur van 26 januari 2022 en de beëindigingsbrief van het Openbaar Ministerie van 31 januari 2022. Daaruit volgt dat het voorbereidingstraject is beëindigd omdat behandeling en opname in de reguliere GGZ ontoereikend zal zijn met het oog op het voorkomen van recidive en het benodigde beveiligingsniveau.
Ook een tbs-maatregel met voorwaarden wordt door de rechtbank als niet voldoende ingeschat om het recidiverisico te beperken. De rechtbank overweegt dat de deskundigen in de pro Justitia rapportage nadrukkelijk en gemotiveerd hebben geconcludeerd dat een tbs-maatregel met voorwaarden niet toereikend zal zijn, omdat de motivatie en de mogelijkheid zich aan de voorwaarden te houden bij verdachte ontbreken. In dit verband vindt de rechtbank relevant dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij van mening is dat hij geen behandeling en medicatie nodig heeft. De kans dat verdachte zich niet houdt aan voorwaarden, acht de rechtbank zeer groot.
Tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank is op grond van de behandeling ter terechtzitting en de inhoud van de pro Justitia rapportage overtuigd geraakt van de noodzaak dat verdachte een langdurige, intensieve en bij de stoornis passende behandeling krijgt in een gedwongen kader, waarbij de veiligheid voor anderen voldoende wordt gewaarborgd en het door de deskundigen als hoog ingeschatte recidiverisico zoveel mogelijk wordt ingeperkt. Gelet op het ontbreken van ziektebesef en behandelmotivatie ziet de rechtbank zoals hiervoor beschreven geen mogelijkheid om de noodzakelijke behandeling in een minder vergaand kader te realiseren.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de tbs-maatregel. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een psychotische stoornis in het kader van schizofrenie. De gepleegde feiten in zaak A (poging tot doodslag) en in zaak B (opzettelijke brandstichting) zijn misdrijven waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt. Ook is sprake van een recente multidisciplinaire gedragsrapportage van twee gedragsdeskundigen met verschillende disciplines. Tot slot stelt de rechtbank vast dat de stoornis zonder behandeling een zodanig groot gevaar voor de algemene veiligheid van personen vormt dat dit de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging vereist.
Gelet op het voorgaande dient verdachte in zaak A en in zaak B ter beschikking te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de tbs-maatregel is daarom niet beperkt tot de duur van vier jaren.