In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een man tegen een verhaalsbesluit van de gemeente Amsterdam. De man, die in het verleden gehuwd was met een vrouw en een minderjarig kind heeft, kwam in verzet tegen het besluit van de gemeente om verhaal te nemen voor de partneralimentatie die hij nooit had voldaan. De man stelde dat hij niet op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij de Nederlandse taal niet machtig was, waardoor hij niet goed in staat was om zijn rechten te verdedigen. De gemeente voerde aan dat de man zich had moeten laten bijstaan door een advocaat en dat zijn verweer ongeloofwaardig was. De rechtbank oordeelde dat de man de partnerbijdrage nooit had voldaan en dat de gemeente op grond van artikel 62b van de Participatiewet verhaal mocht nemen. Het verzet van de man werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat de man zelf verantwoordelijk was voor het aanvragen van een wijzigingsprocedure indien hij meende dat de alimentatie te hoog was vastgesteld. De man had tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij deze procedure nog niet had gestart vanwege de kosten, maar dat hij dit op korte termijn zou doen.