In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een gesloten buitenwagen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen met het besluit van 9 januari 2020, omdat er geen medische redenen waren die een gesloten buitenwagen noodzakelijk maakten. Eiser werd geadviseerd gebruik te maken van een goedkopere en adequate voorziening, namelijk aanvullend openbaar vervoer (AOV) in combinatie met een scootmobiel. Na een bezwaarprocedure bleef het college bij de afwijzing, maar kende het wel een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel toe.
Eiser ging in beroep, maar was vrijgesteld van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Tijdens de zitting op 1 november 2022 was alleen de gemachtigde van het college aanwezig, omdat eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser betoogde dat het college onzorgvuldig had gehandeld door geen medische informatie op te vragen, maar de rechtbank oordeelt dat het college geen verwijt te maken valt, aangezien eiser zelf de kans om medische stukken aan te leveren had gemist door geen toestemming te geven voor uitstel.
De rechtbank concludeert dat het college voldoende onderbouwd heeft dat er geen medische noodzaak is voor de toekenning van een gesloten buitenwagen. Eiser's argumenten over veiligheidsrisico's werden als te algemeen beschouwd en de rechtbank oordeelt dat het college terecht geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.