ECLI:NL:RBAMS:2022:6595

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
20/4298
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor een gesloten buitenwagen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een gesloten buitenwagen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen met het besluit van 9 januari 2020, omdat er geen medische redenen waren die een gesloten buitenwagen noodzakelijk maakten. Eiser werd geadviseerd gebruik te maken van een goedkopere en adequate voorziening, namelijk aanvullend openbaar vervoer (AOV) in combinatie met een scootmobiel. Na een bezwaarprocedure bleef het college bij de afwijzing, maar kende het wel een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel toe.

Eiser ging in beroep, maar was vrijgesteld van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Tijdens de zitting op 1 november 2022 was alleen de gemachtigde van het college aanwezig, omdat eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser betoogde dat het college onzorgvuldig had gehandeld door geen medische informatie op te vragen, maar de rechtbank oordeelt dat het college geen verwijt te maken valt, aangezien eiser zelf de kans om medische stukken aan te leveren had gemist door geen toestemming te geven voor uitstel.

De rechtbank concludeert dat het college voldoende onderbouwd heeft dat er geen medische noodzaak is voor de toekenning van een gesloten buitenwagen. Eiser's argumenten over veiligheidsrisico's werden als te algemeen beschouwd en de rechtbank oordeelt dat het college terecht geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4298

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Oosterhagen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (het college)

(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om een gesloten buitenwagen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
2. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 9 januari 2020 afgewezen. Uit het advies van het Indicatie Advies Bureau (IAB) blijkt namelijk dat er geen medische redenen zijn waardoor alleen een gesloten buitenwagen een adequate voorziening zou zijn. Eiser kan gebruik maken van een goedkopere adequate voorziening, namelijk het aanvullend openbaar vervoer (AOV) eventueel in combinatie met een scootmobiel. Met het bestreden besluit van 24 juni 2020 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag van een gesloten buitenwagen gebleven, maar heeft het college wel een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel toegekend.
3. Eiser is vervolgens in beroep gegaan. Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
4. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Medische stukken

8. Eiser vindt dat in het bestreden besluit ten onrechte staat dat eiser geen medische informatie heeft aangedragen, omdat hij niet akkoord is gegaan met uitstel van de beslistermijn van het bestreden besluit. De reden dat hij geen medische informatie heeft ingebracht, is omdat hij daartoe de gelegenheid niet heeft gekregen, terwijl was afgesproken dat het college hem hier expliciet om zou vragen. Eiser vindt daarom dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
9. De rechtbank stelt vast dat het college eerst op grond van artikel 7:10, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de beslistermijn heeft verdaagd, omdat het binnen de termijn niet lukte om vragen aan het IAB voor te leggen en eiser in de gelegenheid te stellen op de reactie van het IAB te laten reageren. Vervolgens heeft het college eiser toestemming gevraagd voor verder uitstel, op grond van artikel 7:10, vierde lid, van de Awb. Uit de mailwisseling tussen het college en de toenmalige gemachtigde van eiser blijkt dat het IAB binnen de (al verdaagde) beslistermijn geen nieuw onderzoek zou kunnen uitvoeren. Eerder had het college gemaild dat het college de medische stukken bij eiser zou opvragen op het moment dat een nieuw IAB-advies zou worden opgevraagd. Omdat eiser geen toestemming gaf voor verder uitstel, is dit onderzoek uitgebleven. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het college geen verwijt valt te maken dat zij de stukken niet hebben opgevraagd. Eiser heeft door verder uitstel te weigeren, zichzelf de kans ontnomen om nog medische stukken voor te leggen. Bovendien is het aanleveren van de stukken een verantwoordelijkheid van eiser zelf en had hij dit ook uit eigen beweging eerder kunnen doen. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
10. Eiser heeft op 26 oktober 2022 alsnog medische stukken ingediend bij de rechtbank. Deze stukken zijn niet binnen de in artikel 8:58, eerste lid, van de Awb genoemde termijn van tien dagen ingediend. De rechtbank laat deze stukken vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing. Niet is gebleken en ook is niet aannemelijk dat deze stukken niet eerder ingediend konden worden, nu deze stukken niet van recente datum zijn.
Motivering bestreden besluit
11. Eiser voert aan dat het college niet onderbouwd heeft dat er geen medische noodzaak bestaat voor toekenning van een gesloten buitenwagen. Er ontbreekt een medisch rapport en er is geen informatie opgevraagd bij eiser.
12. De indicatieadviseur heeft informatie bij de ergotherapeut en revalidatiearts van eiser opgevraagd. Ook heeft eisers casemanager van Reade informatie verstrekt en is er telefonisch contact geweest met een arts van het IAB. Daarnaast heeft de indicatieadviseur eiser zelf onderzocht. Noch uit de ontvangen informatie, noch uit het eigen onderzoek is gebleken het voor eisers gezondheid onwenselijk is dat hij in de buitenlucht verblijft. Eiser heeft gesteld dat hij dan gevaar loopt om een longontsteking te krijgen, maar dit is niet onderbouwd en bovendien volgt uit het IAB-advies dat een longontsteking ook binnen opgelopen kan worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het IAB-advies en is dus van oordeel dat voldoende onderbouwd is dat er geen medische noodzaak is om een gesloten buitenwagen toe te kennen.
13. Eiser betoogt dat het college in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op zijn bezwaargronden. In de bezwaargronden heeft hij erop gewezen dat Joodse jongeren een veiligheidsrisico lopen. Hierop is het college niet inhoudelijk ingegaan.
14. Dit betoog slaagt niet. In het bestreden besluit staat dat de bezwaargrond te algemeen is en dat dit de conclusie van het college dat er medisch en functioneel gezien geen noodzaak bestaat voor een gesloten buitenwagen niet verandert. Het college is dus wel ingegaan op deze bezwaargrond.
15. De rechtbank overweegt verder dat dit standpunt van het college ook juist is. De rechtbank merkt het betoog van eiser aan als een beroep op de hardheidsclausule. [1] De rechtbank begrijpt dat eiser zich zorgen maakt om zijn veiligheid, maar dit maakt niet dat het college toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. Het is namelijk niet aannemelijk geworden dat een gesloten buitenwagen hem een betere bescherming biedt dan een scootmobiel. Daarom heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid, waardoor het weigeren van de toekenning van een gesloten buitenwagen in zijn geval onredelijk uitpakt. Het college heeft in dit betoog dus terecht geen reden hoeven zien om de aanvraag alsnog toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 9.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015, versie 2020.