ECLI:NL:RBAMS:2022:6586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
C/13/710855 / HA ZA 21-1051
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindafrekening van een aannemingsovereenkomst op regiebasis met betrekking tot renovatie van een rijksmonument

In deze zaak vordert eiseres, de eigenaresse van een rijksmonument, een terugbetaling van een bedrag van € 150.269,83 van gedaagde, Hakobouw B.V., op basis van een eindafrekening van een aannemingsovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 19 november 2021, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een aannemingsovereenkomst op regiebasis zijn aangegaan voor de renovatie van de woning van eiseres. Eiseres heeft Hakobouw in 2013 voor het eerst ingeschakeld voor renovatiewerkzaamheden, maar de samenwerking is in mei 2019 spaak gelopen. Eiseres heeft Hakobouw beschuldigd van tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden en heeft een onjuiste eindafrekening ontvangen. Hakobouw heeft echter betoogd dat eiseres de overeenkomst heeft opgezegd en dat de eindafrekening correct is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eindafrekening in beginsel voldoet aan de wettelijke eisen, maar dat Hakobouw onvoldoende inzicht heeft gegeven in de extra werkzaamheden en kosten. De rechtbank heeft daarom besloten dat Hakobouw een bedrag van € 30.276,33 aan eiseres moet terugbetalen, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/710855 / HA ZA 21-1051
Vonnis van 7 september 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.L. Dingemans te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAKOBOUW B.V.,
gevestigd te Montfoort,
gedaagde,
advocaat mr. J.S.O. den Houting te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Hakobouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 november 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 16 maart 2022,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 30 mei 2022, met de daarin genoemde stukken,
  • de akte na comparitie van Hakobouw van 14 juni 2022,
  • de brief van mr. Dingemans van 22 juni 2022, naar aanleiding van het proces-verbaal,
  • de brief van mr. Den Houting van 24 juni 2022, naar aanleiding van het proces-verbaal,
  • de brief van mr. Dingemans van 29 juni 2022, met bezwaar tegen enkele aanvullingen van mr. Den Houting van zijn brief van 24 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is sinds eind 2013 eigenaresse van het rijksmonument [adres 1] (hierna: de woning).
2.2.
[eiseres] heeft Hakobouw, een bouw- en aannemersbedrijf, voor het eerst in 2013, de opdracht gegeven voor de renovatie van haar woning. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is [functie] (via [naam bedrijf] BV) van Hakobouw.
2.3.
Begin 2015 heeft de gemeente Amsterdam onderzoek gedaan naar de fundering van de woning, waarna een aanschrijving funderingsherstel volgde. Nadat de funderingswerkzaamheden in juni 2018 waren afgerond heeft Hakobouw een bijgewerkte offerte voor de renovatie van de woning aan [eiseres] gestuurd. Deze offerte van 22 juni 2018 vermeldt een bedrag van € 196.760,28 inclusief btw. Op 19 juli 2018 gaat [eiseres] hiermee akkoord en schrijft zij in haar e-mail aan [naam 1] :
“(…) Hierbij bevestig ik de opdracht om de opbouw voor [adres 1] te verzorgen.
Dit volgens de afspraken: op regiebasis waarbij je de opbouw opdeelt in fasen en onderdelen. Je geeft daarbij ook een opdeling van het budget op de onderdelen, zodat we hier ook regie op kunnen voeren. We hebben wekelijks overleg en komen iig tweewekelijks bij elkaar om de werkzaamheden, planning en budget te bespreken. (…)”
2.4.
Op 5 juli 2018 heeft [eiseres] in een e-mail aan [naam 1] aangegeven dat zij graag wilde dat de verbouwing in 2018 klaar zou zijn omdat per 1 januari 2019 de fiscale regeling voor het renoveren van rijksmonumenten zou vervallen.
2.5.
In augustus en september 2018 heeft [eiseres] [naam 1] een aantal e-mails gestuurd met de vraag naar de stand van zaken en een planning voor verbouwing zodat het werk eind 2018 af kon zijn.
2.6.
Op 19 september 2018 heeft [naam 1] een e-mail gestuurd aan [eiseres] waarbij hij een kostenoverzicht heeft meegestuurd waarin staat dat het uurloon van de werkvoorbereider € 55,- is en voor de timmerman € 45,-.
2.7.
Vervolgens heeft [naam 1] op 25 september 2018 aan de bouwbegeleider van [eiseres] , [naam 2] van ABO BouwManagement (hierna [naam 2] ) en [eiseres] een e-mail gestuurd, waarin staat, voor zover relevant:
“(…) Al sinds 2017 en in 2018 heb ik je meerdere malen gebeld zonder contact met je te krijgen om te overleggen wat de status was van de verbouwing.
Meerdere malen heb ik gevraagd wat wij moesten uitvoeren i.v.m. het budget wat niet geheel toereikend was. Ook heb ik gevraagd om opdracht te verstrekken voor de werkzaamheden die wij moesten uitvoeren.
Uiteindelijk heb ik zelf een opdrachtbevestiging geregeld bij [eiseres] 19 juli 2018.
Zoals ik voor de bouwvakantie al heb aangegeven is mijn planning eigenlijk dat ik voor heel 2019 vol zit. (…)”
2.8.
Vanaf 20 september 2018 heeft Hakobouw periodiek tot en met december 2018 het volledig bouwbudget van in totaal € 221.500,02 gefactureerd aan [eiseres] en [eiseres] heeft dit (bij voorschot) betaald, om nog te kunnen profiteren van de in 2018 geldende fiscale regeling (zie 2.4).
2.9.
De werkzaamheden zijn door Hakobouw aangevangen in januari 2019. In het najaar van 2018 waren enkele voorbereidende werkzaamheden gestart.
2.10.
Op 24 maart 2019 heeft [eiseres] een e-mail gestuurd aan [naam 1] over de voortgang van de renovatie. Hierin staat, voor zover relevant:
“(…) Op 7 maart zijn de vloeren gelegd in het achterhuis en kwam het dak erop.
De afgelopen weken is er behalve het schoonbikken van muren niets in het huis gedaan.
(…)
Vanaf september kon HAKO aan de slag. Dat was niet ingepland bij HAKO en daar had ik begrip voor. Ik heb jou gevraagd of mijn verbouwing vanaf 2019 wel bovenaan de lijst staat. Dat heb je bevestigd. En nu is het voor mijn gevoel weer een bij-project geworden.
Wat is het probleem? Waarom staat het weer stil?
(…)
Wat daarom nu nodig is:
- Een planning op hoofdlijnen. Wat gaat er wanneer gebeuren en wanneer kunnen we deze zomer weer terug in ons huis
- Een maandelijks overzicht van gedane werkzaamheden + budget status
(…)
Het is erg frustrerend dat er niets gebeurt en niet te weten waarom niet. (…)”
2.11.
Op 16 mei 2019 heeft [naam 1] de planning aan [eiseres] doorgestuurd. Op basis van deze planning zou Hakobouw omstreeks oktober 2019 klaar zijn met de renovatie.
2.12.
In mei 2019 heeft [eiseres] aan Hakobouw voorgesteld om extra mensen in te huren, te weten werklieden van de VOF Majkl Onderhoud (hierna: Majkl).
2.13.
Op 21 mei 2019 heeft [naam 1] aan [eiseres] een e-mail gestuurd over de werkzaamheden door Majkl:
“(…) Na overleg van gisteren heb je besloten dat de onderstaande werkzaamheden worden voortgezet door Majkl Onderhoud.
De onderaannemers voor het buitengevel stucwerk, Loodgieters, cv en elektrawerkzaamheden welke opgenomen waren in de planning heb ik vandaag afgebeld.
Deze werkzaamheden worden overgenomen door Majkl.
(…)
De facturen van Majkl Onderhoud zullen door Hako bouw worden voldaan zolang je depot toereikend is.
Wel wil ik even nadrukkelijk aangeven dat Hako Bouw geen garantie levert op de werkzaamheden van Makl Onderhoud.
Indien er gebreken ontstaan aan de werkzaamheden van Majkl Onderhoud dien je dit zelf op te lossen met hem. (…)”
2.14.
Op 24 mei 2019 heeft Hakobouw een tussentijds overzicht van de bouwkosten verstuurd. Voor het werk dat tot dan toe was gedaan rekende Hakobouw een bedrag van € 77.004,59. In de begeleidende e-mail heeft [naam 1] geschreven dat de vergoeding voor brandstofverbruik en enkele andere kosten nog niet waren meegenomen in het overzicht.
2.15.
De bouwadviseur van [eiseres] , de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) heeft op 27 mei 2019 een e-mail aan [naam 1] gestuurd over de voortgang van de werkzaamheden. Hierin staat onder meer:
“(…) Op 24 mei heeft [eiseres] van jou een overzicht ontvangen van de tot nu toe gemaakte kosten. Het totaalbedrag van de kosten (ruim 77.000 euro) is veel hoger dan verwacht, en het staat bovendien niet in redelijke verhouding tot de voortgang van het werk. Het grote aantal arbeidsuren dat je hebt opgevoerd is niet gespecificeerd, en het is aan de stand van het werk ook niet te zien dat er zoveel uren in zijn gaan zitten.
(…)
[eiseres] heeft erg lang moeten wachten voordat je bereid was een planning van het werk ter beschikking te stellen en enig inzicht te geven in de begroting. Nu we eindelijk een kostenoverzicht hebben, wordt duidelijk dat [eiseres] budget niet toereikend is om op deze voet verder te gaan. (…) [eiseres] is nu genoodzaakt om ingrijpende beslissingen te nemen.
(…)
Er moet nu drastisch worden bezuinigd terwijl het tempo van de werkzaamheden moet worden opgevoerd. Dat kan alleen als de werkzaamheden worden uitgevoerd door het team van [naam 4] , want zijn mensen zijn allen aanzienlijk goedkoper dan de mensen die jij kunt inzetten (…).
Vanaf morgen (dinsdag 28 mei) zullen alle werkzaamheden dan ook worden gedaan door het team van [naam 4] . Hij stuurt wekelijks overzichten van gewerkte uren en kosten van materialen aan [eiseres] . Die zal ze goedkeuren en aan Hako bouw doorsturen voor betaling,
(…)
Het spijt [eiseres] zeer dat het allemaal zo gelopen is. Ze wil het bovenstaande binnenkort met je bespreken in een afrondend gesprek. Het voorstel is om dat te doen op woensdag 29 mei (…)”
2.16.
Op 29 mei 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Hakobouw en [eiseres] . [naam 3] heeft op 5 juni 2019 hierover een e-mail gestuurd aan [naam 1] , waarin staat, voor zover relevant:
“(…) We hebben op woensdag 29 mei op [adres 1] besproken dat de werkzaamheden in [eiseres] huis per 28 mei worden voortgezet door Majkl Onderhoud ( [naam 4] ). In het kader van de overdracht hebben we de volgende afspraken gemaakt.
1. Facturen voor werkzaamheden aan [adres 1] worden door [eiseres] goedgekeurd en daarna naar HAKO Bouw doorgestuurd. Deze facturen worden de eerstvolgende maandag door HAKO Bouw betaald ten laste van het tegoed van [eiseres] dat daar op de bankrekening staat. (…)
5. Binnenkort loop je met [naam 4] door het huis om vragen van [naam 4] te beantwoorden en een lijst te maken van werkzaamheden die eventueel nog door HAKO Bouw moeten worden afgerond. (…)
6. Inkoop van bouwmaterialen voor het project kan via HAKO Bouw. [eiseres] zal [naam 1] per e-mail doorgeven welke materialen nodig zijn en [naam 1] zal dan laten weten tegen welke voorwaarden de materialen bij HAKO Bouw kunnen worden ingekocht.
7. Door HAKO Bouw geïnde bedragen ten laste van het tegoed van [eiseres] : we onderzoeken nog of deze overeenkomen met de offerte en in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden. (…)”
2.17.
[naam 3] heeft naar aanleiding van het tussentijds kostenoverzicht van 24 mei 2019 (zie 2.14) per e-mail op 10 juni 2019, en bij herhaling op 19 juni 2019, nog enkele vragen gesteld aan [naam 1] :
“(…) Bijgaand een overzicht waarin de door HAKO Bouw geoffreerde kosten zijn vergeleken met de kosten die in rekening zijn gebracht aan [eiseres] .
Hier zit een verschil tussen van ruim 30%. Kun je aangeven waar dit verschil vandaan komt?
(…)
Graag hierbij ook je aandacht voor het in rekening brengen van kosten die redelijkerwijs niet aan het project kunnen worden toegerekend zoals dubbel berekende uren, bekeuringen en zaken als koffiefilters. (…)”
2.18.
In opdracht van [eiseres] heeft de heer Holm van Bouwkundig Advies Buro (hierna: Holm) op 17 juni 2019 een bouwopname verricht, waar [naam 1] ook bij aanwezig was, voor de tot dan toe verrichte werkzaamheden van Hakobouw en de daarmee gemaakte kosten. In het rapport van 20 juni 2019 staat, voor zover relevant:
“(…) Aan uw verzoek om een bouwopname te doen naar de tot op heden verrichte werkzaamheden van HAKO bouw en de daarmee gemaakte kosten, is een onmogelijke opgave omdat het werk al maanden gaande is en er voor mij geen duidelijkheid is wie welke werkzaamheden heeft uitgevoerd.
Ten tijde van de opname waren er ook al diverse werkzaamheden uitgevoerd door Maikl / Onderhoud.
De kwaliteiet van de tot op heden uitgevoerde werkzaamheden hebben geen opmerkelijke gebreken of gebreken die niet alsnog verbeterd of opgelost kunnen worden.
(…)
Uit uw mail en tijdens het onderzoek heb ik begrepen dat de werkzaamheden op uw verzoek enkele weken geleden zijn overgenomen door Maikl Onderhoud.
(…)
Het project is een gecompliceerde verbouwing en aangezien de kennis van dhr. [naam 1] met betrekking tot het gehele project en de bouwwerkzaamheden is het welhaast onmogelijk om van het ene op het andere moment, het werk geheel over te dragen aan Maikl Onderhoud.
(…)
Advies voortgang werkzaamheden.
Een mogelijk gang van zaken zou zijn om dhr. [naam 1] een of medere uren per week te consulteren om op locatie, de technische stand van het werk te begeleiden en dat hij dagelijks op een afgesproken tijdstip telefonisch beschikbaar is om vragen te beantwoorden.
Een andere gang van zaken is dat HAKO Bouw de opdracht aan u teruggeeft, een stand van zaken aanleverd tot waar en welke werkzaamheden hij heeft uitgevoerd en tussen de partijen een financiële afronding plaats vindt.
Voortgang van de werkzaamheden op de huidige manier, wordt per minuut onoverzichtelijker en zal leiden tot bouwtechnische problemen en een zorgwekkend probleem die juridische en financiele gevolgen zal hebben.
(…) Ik adviseer u echter wel om de situatie zoals deze nu gaande is, te onderbreken en duidelijke afspraken te maken. (…)”
2.19.
[naam 1] heeft op 21 juni 2019 een e-mail gestuurd aan [eiseres] over de rol van Hakobouw bij de renovatie. In zijn e-mail staat onder meer:
“(…) Uit kostenoverwegingen hebben jullie in mei aangegeven dat jullie de nog uit te voeren werkzaamheden wilde laten uitvoeren door Majkl Onderhoud.
21 mei hebben we afgesproken dat Majkl Onderhoud het buitengevel stucwerk, Loodgieters, cv en elektrawerkzaamheden zal overnemen.
Ondanks deze heldere afspraken werden enkele dagen later ook de timmerwerkzaamheden ondergebracht bij Majkl Onderhoud.
De situatie die jullie hebben gecreëerd door Majkl Onderhoud bij het project te betrekken is dusdanig complex geworden dat Hako Bouw niet meer als Hoofdaannemer kan worden gezien.
(…)
Het lijkt ons verstandig dat Hako Bouw de financiële eindafrekening opmaakt zodat jullie zelf het project verder kunnen oppakken met Makl Onderhoud.
(…)
Conclusie:
- Hako Bouw betaald vanaf nu geen facturen meer van Majkl Onderhoud en andere partijen;
- Hako Bouw zal z.s.m. de financiële eindafrekening opmaken zodat jullie weer verder kunnen bouwen; (…)”
2.20.
Op 8 juli 2019 heeft Hakobouw de eindafrekening aan [eiseres] gestuurd met de totale kosten tot dan toe, ter hoogte van € 158.735,63 (inclusief BTW). Het totale bouwbudget bedroeg € 221.500,00, waardoor nog een budget van € 62.764,37 resteerde, wat Hakobouw diende terug te betalen aan [eiseres] (wegens de vooruitbetaling aan Hakobouw zie 2.8). Bij de eindafrekening heeft Hakobouw ook € 13.016,168 voor winstderving in rekening gebracht, zodat hij volgens het overzicht € 49.748,20 aan [eiseres] moest betalen.
2.21.
De advocaat van [eiseres] heeft vervolgens op 15 juli 2019 een brief gestuurd aan Hakobouw waarin staat – kort samengevat – dat Hakobouw niet of nauwelijks heeft gewerkt, geweigerd heeft veroorzaakte schade te herstellen en een onjuiste en misleidende financiële eindafrekening heeft gestuurd. Hakobouw is in de brief gesommeerd het volgens [eiseres] te veel betaalde bedrag van € 132.341,20 (inclusief btw) terug te betalen.
2.22.
Naar aanleiding van deze brief heeft [naam 1] op 22 juli 2019 per e-mail op de verwijten gereageerd en uitleg gegeven over onder andere de opdracht, gemaakte afspraken en kosten, met bijlagen. In deze e-mail staat, voor zover relevant:
“(…)
Uitleg resterende betaling
Uw cliënte [eiseres] heeft besloten bij Hako Bouw B.V. de opdracht te beëindigen en de werkzaamheden verder voort te laten zetten de Slowaakse arbeiders van Majkl Onderhoud.
Een opdracht per omgaande beëindigen en door een ander bedrijf voort te laten zetten is mogelijk maar niet kosteloos en niet op korte termijn te bewerkstelligen, tevens hebben wij dit ook kenbaar gemaakt aan uw cliënt.
Voor het beëindigen van de opdracht heeft Hako Bouw B.V. dan ook winstderving gerekend zoals opgenomen in het overzicht in de email van 8 juli 2019 financieel overzicht.
(…)
Uitleg voortgang bouw / planning
(…)
Omdat de bouw van de kelder en het funderingsherstel vele problemen met zich meebracht kon er meer dan een jaar lang geen duidelijkheid worden verstrekt aan Hako Bouw B.V. wanneer de verbouwingswerkzaamheden konden plaatsvinden.
Op het moment dat uw cliënt mevrouw [eiseres] Hako Bouw B.V. opdracht heeft verstrekt zijn we zeer duidelijk geweest dat we pas vanaf januari 2019 de werkzaamheden konden starten.
(…)
Op 27 mei 2019 ontvangt Hako Bouw per email van de heer [naam 3] dat uw cliënt mevrouw [eiseres] per omgaande wilt stoppen met Hako Bouw B.V.
De werkzaamheden zullen vanaf dat moment worden voortgezet door Majkl Onderhoud.
(…)
De heer [naam 3] en [eiseres] maken met Hako Bouw B.V. een afspraak om op 29 mei 2019 op locatie (…) het e.e.a. met elkaar af te wikkelen.
Tijdens deze afspraak maakt Hako Bouw B.V. kenbaar dat de reeds gemaakte kosten door uw cliënt niet eens waren afgewogen tegen het al geleverde werk en de kostenraming / offerte (…) d.d. 10 juli 2017.
Nadat Hako Bouw B.V. dit kenbaar had gemaakt mailt De heer [naam 3] op 10 juni 2019 hier pas zijn opmerkingen op.
De heer [naam 3] kan hier helemaal geen oordeel over vellen aangezien hij geen enkel inzicht had op de extra werkzaamheden die zijn uitgevoerd t.o.v. de kostenraming van (…) d.d. 10 juli 2017.
(…)
In het financieel overzicht van 8 juli 2019 zijn alle kosten van Majkl Onderhoud die door Hako Bouw B.V. zijn voldaan inzichtelijk gebracht. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. Hakobouw te veroordelen te betalen een bedrag van € 150.269,83 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de respectieve data van betaling, althans datum eindafrekening 8 juli 2019, althans 15 juli 2019;
II. Hakobouw te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 2.756, inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente,
III. Hakobouw te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [eiseres] stelt dat Hakobouw de opdracht heeft beëindigd, dan wel heeft terug gegeven, op basis van zijn e-mail van 21 juni 2019. [eiseres] heeft hiermee ingestemd en stelt dat was afgesproken dat Hakobouw met een eindafrekening zou komen. [eiseres] is het niet eens met de eindafrekening.
Primair stelt [eiseres] dat Hakobouw tekort is geschoten in de overeenkomst tot het opstellen van de eindafrekening. Hierdoor lijdt [eiseres] schade, bestaande uit het te veel door haar betaalde bedrag van € 150.269,83.
Subsidiair stelt [eiseres] dat Hakobouw moet stellen en bewijzen dat het door hem gestelde bedrag hem toekomt op grond van artikel 7:752 BW. Op basis van de eigen berekening van [eiseres] komt Hakobouw slechts een bedrag van € 41.230,17 toe voor de door Hakobouw verrichte werkzaamheden. In totaal was er al € 221.500,00 aan Hakobouw betaald, en had Hakobouw al € 30.000,00 terugbetaald aan [eiseres] zodat nog een bedrag van € 150.269,83 resteert dat Hakobouw aan [eiseres] dient terug te betalen.
Meer subsidair vordert [eiseres] afrekening op grond van artikel 7:764 BW, waarbij zij stelt dat Hakobouw de omvang van de gemaakte kosten en verrichte arbeid moet stellen en bewijzen. Hakobouw komt geen bedrag aan winst toe omdat hij de overeenkomst heeft opgezegd.
3.3.
Hakobouw voert verweer. Hakobouw betoogt dat niet hij maar [eiseres] de aannemingsovereenkomst heeft opgezegd. De primaire stelling van [eiseres] gaat daarom niet op, van enige tekortkoming is geen sprake en bovendien heeft [eiseres] Hakobouw daarvoor niet in gebreke gesteld.
Ten aanzien van de subsidiaire stelling betoogt Hakobouw dat partijen een aannemingsovereenkomst op basis van regie zijn aangegaan op grond waarvan [eiseres] Hakobouw (op voorschotbasis) heeft betaald. Deze betalingen zijn gegrond op de aannemingsovereenkomst en kunnen daarom niet onverschuldigd (zonder rechtsgrond) zijn betaald.
Verder voert Hakobouw aan dat hij heeft afgerekend op grond van artikel 7:764 lid 2 BW en hij hiertoe de benodigde gegevens en overzichten heeft verstrekt aan [eiseres] . Op grond van deze wettelijke bepaling betoogt Hakobouw dat hij ook gederfde winst mag vorderen. Ten aanzien van de stelling dat bij de afrekening rekening zou moeten worden gehouden met gebreken, betoogt Hakobouw dat dit niet zo is. Hij is hiervoor nooit in gebreke gesteld en als er wel gebreken zouden zijn had [eiseres] hem de gelegenheid moeten geven om deze te herstellen.
Tot slot voert Hakobouw aan dat hij niet een bedrag van € 30.000,00 heeft terug betaald aan [eiseres] , maar € 49.598,21. Hakobouw erkent wel dat het bedrag van € 276,33 aan parkeerboetes onterecht is doorberekend aan [eiseres] .
4. De beoordeling
Aannemingsovereenkomst op regiebasis
4.1.
Tussen partijen staat vast dat zij een aannemingsovereenkomst hebben gesloten op basis van regie voor de renovatie van de woning van [eiseres] . Bij regieovereenkomsten is uitgangspunt dat de prijs bestaat uit een vergoeding voor de werkelijke uitvoeringskosten van het werk (zoals de kosten van materiaal en arbeid), verhoogd met een opslag voor algemene kosten en voor winst.
De offerte van juni 2018 is een leidraad geweest voor de omvang van de totale kosten, maar dus geen vaste aanneemsom. Over de uurtarieven is afgesproken dat, zoals [naam 1] in september 2018 heeft gemaild (zie 2.6), het uurloon van een werkvoorbereider € 55 per uur zou zijn en van een timmerman € 45 per uur.
4.2.
Ook staat tussen partijen vast dat Hakobouw vanwege het eindigen van de fiscale regeling voor renovatie van Rijksmonumenten alvast het bedrag ter grootte van het gehele bouwdepot à € 221.500,00 aan [eiseres] heeft gefactureerd in 2018 en dat [eiseres] dit bij wijze van voorschot aan Hakobouw heeft betaald. Hierdoor is een situatie ontstaan dat de baten voor de kosten zijn uitgegaan in plaats van andersom. Dit neemt niet weg dat het uitgangspunt tussen partijen was dat Hakobouw het werk zou afrekenen op basis van het uurtarief van de werklieden en materiaalkosten.
Opzegging
4.3.
Eind mei 2019 is de samenwerking tussen Hakobouw en [eiseres] spaak gelopen. [eiseres] stelt dat Hakobouw de overeenkomst heeft beëindigd dan wel opgezegd. Zij stelt dat Hakobouw lange tijd niets, of te weinig werkzaamheden verrichtte waardoor ze Majkl wilde inschakelen. Majkl zou slechts enkele werkzaamheden overnemen. Haar intentie was dat Hakobouw wel betrokken zou blijven en dat Makjl onder begeleiding van Hakobouw aan de slag zou gaan. Hakobouw zou onder andere de timmerwerkzaamheden en de inkoop van bouwmaterialen blijven verzorgen, aldus [eiseres] .
4.4.
Hakobouw heeft echter de e-mail van 27 mei 2019 van [naam 3] zo mogen opvatten dat de werkzaamheden aan Majkl waren overgedragen en Hakobouw niet meer nodig was. In die e-mail schrijft [naam 3] immers namens [eiseres] : “
Vanaf morgen (dinsdag 28 mei) zullen alle werkzaamheden dan ook worden gedaan door het team van [naam 4]” en “
Ze [ [eiseres] ] wil het bovenstaande binnenkort met je bespreken in een afrondend gesprek” (zie 2.15). Hierna heeft op 29 mei 2019 nog een gesprek tussen [eiseres] en Hakobouw plaatsgevonden en hierover stuurt [naam 3] dan op 5 juni 2019 een e-mail aan Hakobouw met de mededeling “
We hebben op woensdag 29 mei op [adres 1] besproken dat de werkzaamheden in [eiseres] huis per 28 mei worden voortgezet door Majkl Onderhoud” (zie 2.16). . Voorgaande passages laten zich niet anders uitleggen dan als een opzegging, terwijl de uitleg van [eiseres] dat zij wilde dat Hakobouw als bouwbegeleider betrokken zou blijven nergens uit blijkt. Die uitleg lag ook niet voor de hand, omdat Hakobouw nooit als bouwbegeleider bij [eiseres] had gewerkt maar alleen als aannemer om werkzaamheden te verrichten. Er was geen sprake van een zogenoemde
turn key overeenkomstwaarbij Hakobouw ook een coördinatieverplichting had. Hakobouw diende voor [eiseres] alleen nog de betalingen aan Majkl te voldoen uit het aan Hakobouw vooruit betaalde bouwdepot.
4.5.
De conclusie is dan ook dat [eiseres] de aannemingsovereenkomst heeft opgezegd.
De e-mail van [naam 1] 21 juni 2019, dus na de opname door Holm, die volgens [eiseres] een opzegging namens Hakobouw inhield maakt dit niet anders. De aannemingsovereenkomst was tenslotte al geëindigd. Hakobouw wilde kennelijk niet ingaan op de suggestie van Holm om het werk door Hakobouw te laten afbouwen en zag de opname door Holm als een opname van de stand van het werk, waarna hij de eindafrekening kon gaan opmaken en niet langer over het bouwdepot zou beschikken.
Eindafrekening
4.6.
De aannemingsovereenkomst is opgezegd in overeenstemming met artikel 7:764 lid 1 BW. Vervolgens zal de verschuldigde prijs voor een overeenkomst op regiebasis ingevolge lid 2 van voormeld artikel worden berekend op grondslag van de gemaakte kosten, de verrichte arbeid en de winst die de aannemer over het gehele werk zou hebben gemaakt.
4.7.
Tussen partijen bestaat discussie over hoe deze afrekening er uit zou moeten zien. [eiseres] heeft een vergelijking gemaakt tussen de offerte van juni 2018 en de volgens haar door Hakobouw uitgevoerde werkzaamheden. Op de offerte heeft zij aangetekend welke werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, wat leidt tot een besparing op de totale begroting, aldus [eiseres] . Bij een aannemingsovereenkomst op regiebasis wordt er echter afgerekend op basis van de verrichte werkzaamheden en het arbeidsloon daarbij en materiaalkosten, zoals het artikel 7:764 lid 2 BW ook luidt. De wijze van berekenen waarbij de besparingen van de totale aanneemsom worden afgetrokken, is de wijze van afrekenen bij een aannemingsovereenkomst met een vaste aanneemsom, maar daarvan is hier geen sprake.
4.8.
De aannemer heeft de plicht om rekening en verantwoording af te leggen voor de eindafrekening. Uitgangspunt is daarbij dat de aannemer een afrekening maakt en daarop de gewerkte uren, materiaalkosten en andere kosten vermeldt.
Dit is ook wat Hakobouw heeft opgesteld bij zijn eindafrekening van 8 juli 2019. Bij deze e-mail zat een uitdraai uit het boekhoudsysteem van Hakobouw met daarop vermeld: het werkloon van de werklieden, overeenkomstig de tarieven zoals eerder aangekondigd in september 2018 (zie 2.6), parkeerkosten, materiaal leveranciers, brandstofkosten en reeds in opdracht verstrekte materialen voor de periode na de tussentijdse afrekening van 24 mei 2019. Het verwijt van [eiseres] dat Hakobouw geen projectadministratie heeft bijgehouden is in het licht daarvan onbegrijpelijk.
Hakobouw heeft geen verdere verplichting gehad om aan [eiseres] (vooraf) mede te delen hoe hij zijn uren zou afrekenen, zoals [eiseres] stelt, nu partijen daarover niets hebben afgesproken en de kern van een aannemingsovereenkomst op regiebasis juist is om de gewerkte uren en materiaal af te rekenen.
4.9.
Hierna heeft [eiseres] laten weten dat zij het niet eens is met de eindafrekening (zie 2.21) en heeft zij Hakobouw gesommeerd om het te veel betaalde terug te betalen.
In reactie hierop heeft Hakobouw op 22 juli 2019 een uitgebreide e-mail gestuurd met daarin uitleg over de opdracht, de resterende betaling, over de voortgang en planning van de bouw en de gemaakte afspraken. Deze e-mail heeft hij ook voorzien van bijlagen: de eerdere deelopdracht die Hakobouw heeft uitgevoerd in 2017 met raming, e-mailcorrespondentie tussen Hakobouw en de binnenhuisarchitect van [eiseres] over de tekeningen, het tussentijdskostenoverzicht van 24 mei 2019, nogmaals de eindafrekening, de planning van Hakobouw van 16 mei 2019 en een e-mail van Hakobouw van 4 juni 2019 over de werkwijze van Majkl. Op deze manier heeft Hakobouw extra toelichting verschaft op de door hem gemaakte eindafrekening. Op deze e-mail van 22 juli 2019 heeft [eiseres] niet meer gereageerd en zij heeft geen nadere vragen meer gesteld.
4.10.
Vooropgesteld moet worden dat voor de eindafrekening bij een aannemingsovereenkomst op regiebasis de stand van het werk niet relevant is omdat de afrekening is gebaseerd op de gemaakte uren en de kosten van materialen. De foto’s van de woning die [eiseres] heeft gemaakt op het moment dat Hakobouw stopte, waarmee [eiseres] meent te onderbouwen dat Hakobouw minder heeft uitgevoerd dan was overeengekomen, zijn dus niet relevant. Dit geldt ook voor het rapport van Holm, die de stand van het werk heeft bekeken op 17 juni 2019 (zie 2.18). De stand van het werk, waarbij wordt gekeken naar besparingen en extra werkzaamheden ten opzichte van de overeengekomen werkzaamheden, is alleen relevant bij afrekening van een aannemingsovereenkomst met een vaste aanneemsom, maar daarvan is hier geen sprake.
4.11.
Deze eindafrekening voldoet in beginsel aan de voorwaarden die de wet daaraan stelt bij een aannemingsovereenkomst op regiebasis. Het overzicht is goed te volgen en op datum gespecificeerd. De extra brandstofkosten in de eindafrekening heeft Hakobouw toegelicht doordat in de tussentijdse afrekening van 24 mei 2019 nog niet alle brandstofkosten waren opgenomen. Het primaire standpunt van [eiseres] dat Hakobouw tekort is geschoten in de nakoming tot het opstellen van een eindafrekening slaagt dus niet. De eindafrekening is gebaseerd op de volgende bedragen. Volgens Hakobouw is een bedrag van € 47.557,38 aan nevenaannemers voldaan en een bedrag van € 109.003,12 (inclusief btw) heeft Hakobouw zelf besteed (bestaande uit: € 77.004,59 aan kosten tot en met 24 mei 2019 en € 31.998,53 voor de periode 25 mei 2019 tot en met 8 juli 2019). Hakobouw heeft ook € 15.749,56 gerekend aan gederfde winst. Dit brengt het totaal op € 172.310,06 aan kosten voor de renovatie tot en met 8 juli 2019. Hakobouw had een bouwbudget op voorschot ontvangen van € 221.500,00. En hij heeft € 49.589,21 aan [eiseres] (althans aan Global Development B.V.) terugbetaald.
-
verwijten [eiseres]
4.12.
Een kernverwijt van [eiseres] is dat zij het aantal uren dat Hakobouw in rekening heeft gebracht betwist, omdat de werkzaamheden tot dat moment het aantal arbeidsuren niet rechtvaardigen. Het verzoek van [eiseres] aan Holm was dan ook om een bouwopname te doen naar de tot op dat moment verrichtte werkzaamheden van Hakobouw en de daarmee gemoeide kosten/uren, maar dat was voor Holm kennelijk onmogelijk en het rapport vermeldt dan ook niets over de tot dan toe gemoeide kosten. Het lag echter op de weg van [eiseres] om, in het kader van een gemotiveerde betwisting, een duidelijk antwoord van Holm te krijgen of hiervoor een andere deskundige te benaderen. Hakobouw heeft wel de stelplicht en bewijslast voor de eindafrekening, maar als [eiseres] het daar niet mee eens is, dient [eiseres] haar betwisting verder te onderbouwen. De verklaring van de buurvrouw van [adres 2] , die heeft verklaard dat er vaak nauwelijks personen aan het werk waren en als er iemand werkte dit maar één persoon was van 10.00 uur ’s ochtends tot 15.00 ’s middags is hiervoor niet voldoende. Ook de vergelijking die [eiseres] heeft gemaakt tussen de parkeerkosten en de gewerkte uren waaruit zij concludeert dat er meer uren zijn opgevoerd dan parkeerkosten zodat er te veel arbeidsuren zijn opgevoerd biedt onvoldoende steun, omdat er diverse andere verklaringen denkbaar zijn voor dat verschil.
4.13.
Daarnaast geldt dat [eiseres] zelf een verantwoordelijkheid heeft bij een aannemingsovereenkomst op regiebasis om toezicht te houden op de gewerkte uren. [eiseres] had een bouwbegeleider, [naam 2] , en een bouwadviseur, [naam 3] , die daartoe de aangewezen personen waren. Dat [eiseres] dus in bewijsnood zou verkeren en niet meer zou kunnen controleren wie wanneer heeft gewerkt is een omstandigheid die voor haar rekening komt.
4.14.
Het standpunt van [eiseres] dat de prijs niet in verhouding staat tot het verrichte werk wordt ook aangemerkt, zo begrijpt de rechtbank, als het standpunt van [eiseres] dat Hakobouw niet doelmatig is geweest. Dat zou als een vordering op grond van wanprestatie kunnen worden gezien. Zo is de vordering van [eiseres] echter niet ingestoken. Zo stelt [eiseres] niet dat zij schade heeft geleden doordat Hakobouw trager heeft gewerkt dan zij voor ogen had. Evenmin is onderbouwd dat Hakobouw niet doelmatig heeft gewerkt, anders dan dat de gemaakte kosten niet in verhouding zouden staan tot de verrichte werkzaamheden, hetgeen hiervoor al aan de orde is gekomen.
-
vragen [naam 3]
4.15.
heeft op 10 (en 19) juni 2019 echter vragen gesteld over de tussentijdse afrekening, die deel uitmaakt van de eindafrekening. [naam 3] had namelijk opgemerkt en gevraagd naar het verschil van ruim 30% tussen de door Hakobouw ingeschatte kosten ten tijde van het uitbrengen van de offerte en de kosten die in rekening waren gebracht (zie 2.17). Dat is een relevant verschil.
4.16.
Hakobouw heeft hier bij akte na comparitie op gereageerd. Over deze e-mail (productie B39) heeft hij opgemerkt dat het overzicht waarop [naam 3] doelde in zijn e-mail van 10 juni 2019, waarbij de door Hakobouw geoffreerde kosten zouden zijn vergeleken met de daadwerkelijk in rekening gebrachte kosten, niet bij de stukken zit. Hakobouw betoogt dat het daarom lastig is voor hem om hierop te reageren. Daarnaast betoogt hij (nogmaals) dat hij heeft voldaan aan de op hem rustende informatieverplichting, met verwijzing naar onder meer zijn e-mail van 22 juli 2019.
4.17.
Dit standpunt van Hakobouw is geen afdoende antwoord op de vragen van [naam 3] . De e-mail van 10 (en 19) juni 2019 is door [naam 3] aan [naam 1] gericht, zodat het overzicht al in zijn bezit zou moeten zijn. Als het overzicht op dat moment (ook) niet bij de e-mail was gevoegd, dan had hij dat op dat moment moeten melden bij [naam 3] . De reactie van Hakobouw hierop in zijn e-mail van 22 juli 2019 is geen afdoende antwoord. Daarin vermeldt hij dat het lage btw tarief is verhoogd, dat er extra werkzaamheden zijn verricht en “
De heer [naam 3] kan hier helemaal geen oordeel over vellen aangezien hij geen enkel inzicht had op de extra werkzaamheden die zijn uitgevoerd t.o.v. de kostenraming van (…) d.d. 10 juli 2017.” (zie 2.22). Het had echter op de weg van Hakobouw gelegen om dat inzicht op de extra werkzaamheden (en de invloed van het verhoogde btw op de afrekening) te verstrekken. Dit heeft Hakobouw, ook bij akte na comparitie, nagelaten. Hierdoor heeft Hakobouw de op hem rustende administratieplicht en rekening en verantwoording van de eindafrekening onvoldoende toegelicht.
4.18.
Gelet op het voorgaande zal de eindafrekening worden gecorrigeerd met een door de rechtbank ambtshalve vastgesteld bedrag. Daarbij wordt het verschil van circa 30% tussen de offerte en de eindafrekening als (enige) aanknopingspunt gebruikt, welk verschil circa € 30.000,00 beloopt.
De eindafrekening dient met dit bedrag te worden verlaagd, zodat Hakobouw een bedrag van € 30.000,00 moet terugbetalen aan [eiseres] .
-
gederfde winst
4.19.
Hakobouw heeft als productie 10 bij conclusie van antwoord een overzicht overgelegd van de staartkosten die zouden behoren bij de offerte 22 juni 2018. [eiseres] ontkent dit overzicht eerder te hebben gekregen. Bovendien stelt [eiseres] dat het percentage voor algemene kosten, winst en risico van 9,2% te hoog is.
4.20.
Het uitgangspunt is dat bij een afrekening op regiebasis de winst die de aannemer over het gehele project zou hebben gemaakt, afgerekend mag worden (7:764 lid 2 BW), de zogenoemde staartkosten. [eiseres] heeft dat uitgangspunt niet betwist, anders dan dat zij stelt dat het niet (vooraf) was afgesproken. Dat klopt, maar dat doet er niet aan af dat Hakobouw staartkosten mag berekenen. [eiseres] had geen aanleiding om te veronderstellen dat Hakobouw geen staartkosten in rekening zou brengen. [eiseres] heeft verder onvoldoende onderbouwd dat een percentage van 9,2% voor staartkosten (winstpercentage is 4%) over het uitgevoerde werk niet redelijk zou zijn of waarom dit niet marktconform is. Er is dan ook geen reden om het door Hakobouw in rekening gebrachte percentage te corrigeren.
-
erkenning parkeerboetes
4.21.
Tot slot heeft Hakobouw erkend dat hij ten onrechte parkeerboetes heeft doorberekend aan [eiseres] voor het zonder ontheffing laden en lossen. Hakobouw erkent dan ook een saldo van € 276,33. Dit zal hij ook moeten terug betalen aan [eiseres] .
Conclusie
4.22.
De conclusie is dat Hakobouw in beginsel een voldoende inzichtelijke eindafrekening heeft opgesteld. Alleen in het kader van het verweer/ de vragen hierop van [naam 3] heeft hij onvoldoende extra toegelicht. Hierdoor zal Hakobouw een bedrag van € 30.000 + € 276,33 voor de parkeerboetes = € 30.276,33 als onverschuldigd betaald moeten terugbetalen aan [eiseres] .
De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen van de datum van de eindafrekening, 8 juli 2019.
4.23.
[eiseres] vordert op grond van artikel 6:96 lid 2 BW een bedrag van € 2.756,- als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht doordat er brieven van haar advocaat aan Hakobouw zijn verstuurd om te proberen om buiten rechte tot afspraken te komen.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. Het bedrag wordt dan ook toegewezen op basis van de toegewezen vordering, wat in dit geval neerkomt op een bedrag van € 1.077,76.
4.24.
Hakobouw zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 125,09
- griffierecht 1.666,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 3.233,09

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Hakobouw om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 30.276,33 (dertig duizendtweehonderdzesenzeventig euro en drieëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 8 juli 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Hakobouw om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.077,76 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt Hakobouw in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.233,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Hakobouw in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Hakobouw niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: