ECLI:NL:RBAMS:2022:6569

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
13 november 2022
Zaaknummer
13.220188.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over opzettelijk bezit van verdovende middelen met betrekking tot cocaïne, MDMA en amfetamine

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte die op 30 augustus 2022 te Amsterdam opzettelijk een blok cocaïne van ongeveer 1 kilogram en diverse hoeveelheden MDMA en amfetamine in zijn bezit had. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, in behandeling genomen en het verweer van de raadsman, mr. M. Kuipers, verworpen. De raadsman voerde aan dat er sprake was van een onrechtmatige staandehouding, maar de rechtbank oordeelde dat de verbalisant op basis van het gedrag van de verdachte en de omstandigheden voldoende reden had om tot staandehouding over te gaan. De rechtbank achtte de tenlastelegging bewezen en oordeelde dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van vier maanden, waarvan twee en een half maand voorwaardelijk, en een taakstraf van zestig uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een avondklok en verplichtingen om mee te werken aan hulpverlening. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer en de telefoon van de verdachte verbeurd verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.220188.22
Datum (mondelinge) uitspraak: 3 november 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 3 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Kuipers, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door [persoon 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [persoon 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de ouders en zus van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer een blok (ongeveer 1 kilogram) cocaïne en/of 11 wikkels (totaal 9,85 gram) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 2 zakjes (1,98 gram) MDMA en/of 2 zakjes MDMA (inhoudende totaal 10 MDMA tabletten), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 2 zakjes (2 gram) amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 10 lid 3 Opiumwet, artikel 2 ahf/ond C Opiumwet)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft bepleit dat er sprake is van een onrechtmatige staandehouding. De feiten en omstandigheden, zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , zijn niet concreet genoeg om te kunnen concluderen dat er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Pas na de staandehouding raakte verdachte in paniek en begon hij te transpireren. De raadsman heeft verwezen naar het ‘Hollende kleurling-arrest’, waarin is bepaald dat het redelijk vermoeden van schuld niet mag zijn gebaseerd op een voorgevoel, ook niet als dit voorgevoel achteraf blijkt te kloppen. Volgens de raadsman is dat in deze zaak wel aan de orde. Er is daardoor sprake van een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sv, met als gevolg schending van de beginselen van een goede procesorde op grond van de artikelen 5, 6 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting waardoor er onvoldoende bewijs over zal blijven voor een veroordeling. De raadsman heeft subsidiair een beroep gedaan op strafvermindering als gevolg van het vormverzuim.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 30 augustus 2022 omstreeks 16.35 uur ziet verbalisant [verbalisant] , in burger gekleed, ter hoogte van de kruising De Clerqstraat met de Elisabeth de Wolffstraat een man, NN1, staan. NN1 stond voor een winkel en hij leek op iemand te wachten. Hij had een telefoon in zijn handen, was “erg scherp op zijn omgeving”, hij keek naar passanten en hij keek onrustig om zich heen. Op een gegeven moment keek hij de verbalisant langdurig vragend aan en hij bleef de verbalisant nakijken, nadat de verbalisant hem had gepasseerd. Het gedrag van NN1 week af van het straatbeeld en hij besloot daarom NN1 kort in de gaten te houden in afwachting van het beeld dat hij verder van NN1 zou gaan creëren. Omstreeks 16.40 uur zag de verbalisant dat uit de richting van de Bilderdijkstraat een jongen, verdachte, in de richting van NN1 liep. Verdachte en NN1 maakte contact met elkaar en liepen samen weg. Vervolgens deed NN1 zijn rugtas af en hield deze voor zijn buik. Hij haalde een gele plastic tas van de Dekamarkt, vierkant van vorm, uit zijn rugtas en gaf deze aan verdachte. Op dat moment kreeg de verbalisant het vermoeden dat het ging om een overdacht van verdovende middelen, omdat hij tijdens zijn werkzaamheden regelmatig overdrachten van verdovende middelen heeft waargenomen waarbij een plastic tas uit een rugtas werd gehaald. Na alle bovengenoemde feiten en omstandigheden besloot de verbalisant om verdachte staande te houden. Op dat moment stopte verdachte met lopen, hij draaide zich om en hij keek de verbalisant geschrokken aan. Hij is toen staande gehouden. In de gele plastic tas zat een ingetapet vierkant blok; aan de hand van de samenstelling, dichtheid en de manier van inpakken vermoedde de verbalisant dat dit ongeveer een kilogram cocaïne zou zijn. Dit bleek later ook zo te zijn. Tijdens de insluitingsfouillering gaf verdachte aan dat hij meer had bij zijn ballen. Hij haalde een sok uit zijn onderbroek met daarin meerdere soorten verdovende middelen verpakt in wikkels en gripzakjes.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden de verbalisant in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat ten aanzien van verdachte op het moment van staandehouding een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit bestond. De rechtbank kan zich niet vinden in het standpunt van de raadsman dat er slechts sprake is geweest van ‘een voorgevoel’. NN1 keek schichtig om zich heen en hij hield continu de omgeving in de gaten. NN1 heeft met verdachte slechts een korte ontmoeting om de overdracht van de plastic tas mogelijk te maken. Gelet op de ervaring van de verbalisant dat verdovende middelen regelmatig vanuit een rugtas en in een plastic tas worden overgedragen en de schrikreactie van verdachte op het moment dat hij de verbalisant ziet, had de verbalisant voldoende reden om tot staandehouding over te gaan. De staandehouding van verdachte - en de daaropvolgende aanhouding en de inbeslagneming van de verdovende middelen - zijn dan ook niet onrechtmatig geweest. Het verweer van de raadsman dat er sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv wordt daarom verworpen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 30 augustus 2022 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad een blok (ongeveer 1 kilogram) cocaïne en 11 wikkels (totaal 9,85 gram) cocaïne en 2 zakjes (1,98 gram) MDMA en 2 zakjes MDMA (inhoudende totaal 10 MDMA tabletten) en 2 zakjes (2 gram) amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsmanvindt de strafeis van de officier van justitie disproportioneel, omdat deze geen recht doet aan de positie van een minderjarige verdachte. Hij heeft bepleit om aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Het lijkt erop dat de officier van justitie bij haar strafeis weinig rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de rapporten van de hulpverlening blijkt dat verdachte een slimme jongen is die zijn best doet om zijn leven weer op orde te krijgen. Hij zit in het examenjaar van de havo, hij haalt goede cijfers, hij heeft een bijbaan en hij houdt van sporten. Hij gaat steeds vaker in gesprek met zijn ouders als hij ergens mee zit. Tijdens de gesprekken met de hulpverlening maakt hij zijn gevoelens bespreekbaar en hij is respectvol richting zijn begeleiders. Het recidiverisico is daarnaast laag. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman verzocht om de adviezen van de hulpverlening te volgen; een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur is in deze zaak passend. Ten aanzien van de geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte beseft dat hij hulp nodig heeft om de juiste stappen te zetten. Hij heeft de juiste mensen om zich heen - zoals zijn ouders en zijn begeleiders van Indaad - die bereid zijn om hem te helpen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs en er zijn aanwijzingen dat verdachte betrokken is bij de handel hierin gelet op de hoeveelheid en de wijze van verpakking (in wikkels en gripzakjes) van de aangetroffen verdovende middelen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Voor het aanwezig hebben van harddrugs bij een dealerindicatie wordt in beginsel een werkstraf opgelegd vanaf 120 uur dan wel 60 dagen jeugddetentie. Deze oriëntatiepunten gelden voor
first offenders.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 13 oktober 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel is verdachte op 10 juni 2020 door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag en aan het bezit van een stroomstootwapen en een boksbeugel. Daarnaast is aan verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM) opgelegd voor de duur van 12 maanden, bestaande uit een ambulant programma met diverse voorwaarden.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • de (evaluatie)rapportage van JBRA van 18 oktober 2022;
  • het meest recente rapport van de Raad van 25 oktober 2022.
Ter zitting heeft
de Raadhaar advies toegelicht. Er zijn veel zorgen over het netwerk van verdachte. Verdachte wil niet over het delict praten, maar heeft wel aangegeven dat hij geen keuze had en dat hij het ten laste gelegde niet vrijwillig heeft gedaan. Tegelijkertijd geeft hij aan dat hij niet in de problemen zit, terwijl de politie grote hoeveelheden harddrugs bij hem in beslag heeft genomen. Verdachte kan sociaal wenselijk reageren en hij laat veelal niet het achterste van zijn tong zien. Het is dan ook voor de Raad moeilijk in te schatten in hoeverre verdachte zijn handelen minimaliseert en of hij voldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, als stok achter de deur, met de bijzondere voorwaarden dat verdachte: naar school en stage gaat volgens rooster, zich houdt aan de afspraken met Indaad of soortgelijke instelling, meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en meewerkt aan alle hulpverlening die JBRA noodzakelijk acht. Daarnaast dient verdachte zich de komende drie maanden te houden aan een avondklok, wat inhoudt dat verdachte zich dagelijks vanaf 19:00 uur tot 07:00 uur in de ouderlijke woning bevindt. Tot slot heeft de Raad een onvoorwaardelijke werkstraf geadviseerd, zodat verdachte naast een voorwaardelijke straf ook direct consequenties van zijn gedrag ervaart.
JBRAis het eens met het advies van de Raad. Tot op heden heeft verdachte zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Tijdens de gesprekken met Indaad is hij open over zijn aandeel bij het ten laste gelegde delict. Het is voor de hulpverlening duidelijk dat verdachte veel potentie heeft om zijn leven te verbeteren, maar hij heeft daarbij wel duidelijke kaders nodig.
De rechtbankis van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting ten aanzien van het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte zegt dat hij gemotiveerd is om zijn leven te verbeteren en zet daarin ook belangrijke stappen. Hij gaat weer naar school, hij haalt goede cijfers en hij is bereid om mee te werken met alle noodzakelijke hulpverlening om zijn toekomstdoelen - geen strafbare feiten meer plegen, het vinden van een bijbaan en zich inzetten voor de vervolgopleiding richting ICT - waar te maken. Om deze reden zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. De Raad heeft ter zitting aangegeven dat het niet vaak voorkomt dat een verdachte zoveel beschermende factoren heeft als verdachte. Uit de rapportages van de hulpverlening komen echter ook zorgen naar voren, die de rechtbank deelt. Verdachte is twee jaar geleden veroordeeld tot de GBM en kort na het (positief) afronden van deze maatregel is hij aangehouden voor het ten laste gelegde feit. Dit terwijl zijn ouders het idee hadden dat het goed met hem ging en ook JBRA heeft eerder aangegeven dat de aanhouding voor hen als onverwacht kwam. Verdachte blijft herhalen dat hij door zijn stommiteit in deze situatie is beland, maar tot op heden heeft hij geen inzicht gegeven hoe hij bij het ten laste gelegde betrokken is geraakt. Tijdens de gesprekken met zijn begeleiders kan verdachte sociaal wenselijk reageren, waardoor hij vrij ongrijpbaar is. De deskundigen vragen zich terecht af of hij daadwerkelijk afstand heeft genomen van zijn criminele netwerk. Gelet op de houding van verdachte op zitting is het de rechtbank (net als de hulpverlening) niet duidelijk geworden wat verdachte heeft bewogen om tot het ten laste gelegde over te gaan, in wat voor netwerk hij zich bevindt en in hoeverre verdachte daadwerkelijk de wens heeft om de criminaliteit achter zich te laten. Ter zitting heeft verdachte zelf aangegeven dat hij strakke kaders nodig heeft en een strenge aanpak. Het voorgaande maakt dat de kans op herhaling niet goed kan worden ingeschat. De rechtbank zal ter voorkoming van recidive een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals ter zitting geadviseerd (inclusief de avondklok voor de duur van drie maanden). Tot slot maakt de ernst van het bewezenverklaarde feit dat aan verdachte ook een werkstraf zal worden opgelegd.
9.1.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229545, Cocaïne Crack)
  • 10 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229546, Xtc)
  • 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229547)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229548)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229549, Mdma)
  • 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229550, Cocaïne Crack)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229551, Cocaïne Crack)
  • 6 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229552, Cocaïne Crack)
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6230102, Zwart, Merk: Apple)
De officier van justitieheeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen, behoudens de telefoon, worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van de telefoon heeft zij verzocht om deze verbeurd te verklaren.
De raadsman van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
De rechtbankoverweegt als volgt. Nu de voorwerpen, afgezien van de inbeslaggenomen telefoon, van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zal de rechtbank bevelen dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer. De telefoon zal de rechtbank verbeurd verklaren, nu deze door verdachte is gebruikt om het ten laste gelegde mogelijk te maken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2,5 (twee en een half) maanden van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- naar school en stage gaat volgens rooster;
- meewerkt aan begeleiding door Indaad of soortgelijke instelling en zich houdt aan de afspraken met deze instelling;
  • zich gedurende drie maanden houdt aan een avondklok, wat inhoudt dat verdachte zich dagelijks vanaf 19:00 uur tot 07:00 uur in de ouderlijke woning (het adres: [adres] ) bevindt. De avondklok loopt
  • meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan;
- meewerkt aan alle hulpverlening die JBRA noodzakelijk acht.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan door de jeugdreclassering te houden toezicht en begeleiding, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
60 (zestig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Verklaartonttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229545, Cocaïne Crack)
  • 10 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229546, Xtc)
  • 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229547)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229548)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229549, Mdma)
  • 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229550, Cocaïne Crack)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229551, Cocaïne Crack)
  • 6 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6229552, Cocaïne Crack)
Verklaartverbeurd:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022182519-G6230102, Zwart, Merk: Apple)
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K. Oldekamp-Bakker, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. M.J.M. Marseille en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2022.