3.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 21 mei 2020 heeft verdachte aangever [aangever] (hierna: [aangever] ) uitgenodigd in haar woning aan [adres] in Amsterdam. Omstreeks 17:00 uur hebben zij samen boodschappen gedaan, vervolgens is er gekookt, gedanst en wijn gedronken. Rond 23:30 uur is contact gezocht met een wijntaxi voor twee extra flessen wijn en sigaretten, waarvoor verdachte heeft betaald. Een paar uur later, omstreeks 03:00 uur, hebben verdachte en [aangever] een conflict gekregen. Daarbij heeft verdachte een mes gepakt, waarmee zij [aangever] heeft geraakt op zijn linkerarm. Dit mes heeft zij nadien afgespoeld in de wasbak in de keuken. Verbalisanten ter plaatse zagen onder meer een diepe en grote snijverwonding in de linker onderarm en een steekverwonding in de linker bovenarm van [aangever] . Een arts van het OLVG heeft geconstateerd dat de snijverwonding op de linker onderarm ongeveer zes centimeter breed was en doorliep tot in het onderliggende spierweefsel. Er was volgens hem geen sprake van inwendig bloedverlies en verwacht werd dat de verwonding binnen zes weken zou genezen. Wegens het vastgestelde spierletsel heeft [aangever] gips gekregen voor de duur van één week ter bevordering van het herstel.
Over de aanloop naar het incident en de wijze waarop het letsel is toegebracht lopen de verklaringen van [aangever] en verdachte uiteen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting houdt – kortweg – het volgende in. [aangever] heeft op enig moment aanhoudend seksuele avances gemaakt, waarvan zij niet was gediend. Daarbij bevroor zij als het ware. Toen zij even naar de keuken was gelopen om een glas water te pakken, heeft [aangever] haar van achteren benaderd, waarbij hij zijn handen op haar heupen plaatste en haar tegen zijn onderlichaam aantrok. Uit angst dat [aangever] haar zou verkrachten heeft verdachte vanuit een paniekreactie een mes gepakt van het aanrecht en een ‘move’ gemaakt, waarbij zij [aangever] op zijn arm heeft geraakt. Verdachte kan zich niet herinneren welke beweging zij exact heeft gemaakt.
Daarentegen heeft [aangever] verklaard dat de sfeer omsloeg, nadat hij verdachte vroeg waarom zij geen vriend had. Verdachte begon te schreeuwen en werd kwaad omdat hij niet wilde blijven slapen. [aangever] had besloten om te vertrekken. Toen hij op een poef in de woonkamer zat om zijn schoenen aan te trekken is verdachte naar de keuken gerend. Zij is teruggekomen met een mes in haar hand, waarmee zij vanaf schouderhoogte een stekende beweging maakte richting zijn borst/schouder. [aangever] heeft het mes kunnen afweren met zijn arm.
De rechtbank constateert dat verdachte zowel op de zitting als tijdens de verschillende verhoren bij de politie en rechter-commissaris wisselende verklaringen heeft afgelegd over wat volgens haar is voorgevallen voorafgaand aan het incident met het mes. Verdachte heeft, bijvoorbeeld, pas voor het eerst op de zitting verklaard dat [aangever] was doorgedraaid, dat zij bang was dat [aangever] haar zou verkrachten en dat hij haar armen en benen agressief heeft vastgepakt op de bank in de woonkamer en haar over haar hele lichaam heeft aangeraakt.
Na haar aanhouding, waarbij de cautie werd gegeven, en tijdens het vervoer naar het politiebureau heeft verdachte spontaan aan de verbalisanten verklaard dat zij een domme fout heeft gemaakt, dat zij kookte van woede, dat [aangever] het (de rechtbank begrijpt: het toegebrachte letsel) echt heeft verdiend en dat zij een mes heeft gepakt en hem heeft “gehakt”.
Bij de voorgeleiding voor de hulp officier van justitie heeft verdachte het erover dat ze niet gediend was van de handtastelijkheden van [aangever] en het erop leek dat ze een blackout had toen hij achter haar aankwam in de keuken en dat ze in een reflex “iets” in de keuken heeft gepakt en hem heeft geraakt.
Drie dagen later heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard over het vastpakken door [aangever] bij haar heupen en haar reactie met het mes uit angst te worden aangerand.
Verdachte heeft aldus door de tijd heen de aanleiding van het incident met het mes zwaarder aangezet. Daarnaast heeft zij de omschrijving van haar gevoel/reactie bij/op de vermeende handelingen van [aangever] , te weten van woede naar blackout en van reflex naar reflex uit angst voor aanranding en uiteindelijk naar reflex uit angst voor verkrachting, veranderd. Over de angst voor verkrachting heeft verdachte pas voor het eerst op de zitting verklaard.
De rechtbank vindt de eerste versie van wat er die avond is voorgevallen en hoe verdachte zich toen voelde, woede, het meest authentiek en daarmee geloofwaardig. Dit geldt vooral ook omdat verdachte deze versie kort na het incident en spontaan heeft gegeven en haar verklaring bovendien steun vindt in het bij [aangever] geconstateerde letsel.
Voorwaardelijk opzet op de dood/zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte toen zij een stekende beweging maakte richting het lichaam van [aangever] vol opzet had op de dood van [aangever] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij hem. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [aangever] .
Op basis van de verklaringen van [aangever] , de letselverklaring, de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse en de verklaring van verdachte kort na het incident acht de rechtbank bewezen dat verdachte een stekende beweging heeft gemaakt richting het lichaam van [aangever] . De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de borst en/of de schouder van [aangever] , omdat het dossier daarvoor onvoldoende aanwijzingen bevat.
[aangever] heeft een steek- en snijverwonding opgelopen in zijn arm. Bij [aangever] is geen inwendig bloedverlies geconstateerd en verwacht werd dat de verwonding binnen zes weken zou genezen.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank – anders dan de officier van justitie heeft betoogd – niet bewezen dat een aanmerkelijke kans op de dood van [aangever] heeft bestaan. Verdachte zal van poging tot doodslag worden vrijgesproken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een scherp voorwerp, als een (keuken) mes, in de richting van het lichaam kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. In het lichaam liggen dicht onder de huid kwetsbare organen, pezen en spieren. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij het steken met een mes in de richting van het lichaam dan ook aanmerkelijk. Door kokend van woede en bewapend met een mes een steekbeweging te maken in de richting van het lichaam van [aangever] heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.