ECLI:NL:RBAMS:2022:6517

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
10115785 EA VERZ 22-565
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging van de beslagvrije voet op basis van artikel 475fa Rv in het kader van beschermingsbewind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2022 een beschikking gegeven inzake de verhoging van de beslagvrije voet van een verzoekster, die onder bewind is gesteld. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, heeft een verzoek ingediend tot verhoging van de beslagvrije voet, omdat de huidige voet van € 594,00 per maand niet toereikend is om in haar noodzakelijke kosten te voorzien. De verzoekster ontvangt een WIA-uitkering en heeft te maken met diverse beslagleggers, wat leidt tot een aanzienlijk tekort in haar maandelijkse uitgaven.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huidige beslagvrije voet leidt tot een onevenredige hardheid, gezien de noodzakelijke kosten voor zorg en het beschermingsbewind. De rechter heeft de beslagvrije voet verhoogd met € 125,00 per maand, tot een totaal van € 719,00, met ingang van 25 juli 2022, en dit voor de duur van een jaar. De beslissing is genomen op basis van artikel 475fa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om de beslagvrije voet te verhogen in geval van uitzonderlijke noodzakelijke kosten.

De rechter heeft LAVG, de coördinerende deurwaarder, veroordeeld in de proceskosten en bepaald dat teveel ingehouden bedragen met terugwerkende kracht aan de verzoekster moeten worden gerestitueerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10115785 EA VERZ 22-565
beschikking van: 10 november 2022
func.: 33806

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e
[bewindvoerder] CBM B.V., gevestigd te Gorinchem, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[verzoekster], wonende te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen: [bewindvoerder] c.q. [verzoekster]
verschenen bij: [naam 1]
t e g e n

LAVG Gerechtsdeurwaarders B.V.

gevestigd te Groningen
verweerster
nader te noemen: LAVG
verschenen bij: [naam 2]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[bewindvoerder] heeft een verzoekschrift, met een productie, tot verhoging van de beslagvrije voet als bedoeld in artikel 475fa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingediend, ontvangen op 19 september 2022.
LAVG heeft een verweerschrift, met producties ingediend.
Op 28 oktober 2022 is de zaak mondeling behandeld. [bewindvoerder] is vertegenwoordigd door
[naam 1] , vergezeld door collega [naam 3] . Namens LAVG is [naam 2] verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
De datum voor beschikking is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 16 maart 2022 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoekster] onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand, onder benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder.
1.2.
[verzoekster] ontvangt een WIA-uitkering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) van € 2.837,94 bruto per maand.
1.3.
Op 11 juni 2018 is op verzoek van Ziggo Services B.V., voorheen genaamd UPC Nederland B.V., ten laste van [verzoekster] executoriaal beslag gelegd onder het UWV.
1.4.
Op 10 juli 2018 is op verzoek van Stichting Ymere door Geerlings & Hofstede gerechtsdeurwaarders ten laste van [verzoekster] executoriaal beslag gelegd onder het UWV.
1.5.
Op 23 juli 2018 is op verzoek van Intrum Justitia Nederland B.V. door Van Arkel Gerechtsdeurwaarders & Incasso (
thans LAVG) ten laste van [verzoekster] executoriaal beslag gelegd onder het UWV.
1.6.
Op 24 juli 2018 is op verzoek van ABN AMRO BANK N.V. door Van der Hoeden & Mulder gerechtsdeurwaarders en juristen ten laste van [verzoekster] executoriaal beslag gelegd onder het UWV.
1.7.
Op 29 maart 2019 is op verzoek van HOIST Finance AB door GGN Mastering Credit incasso & gerechtsdeurwaarders ten laste van [verzoekster] executoriaal beslag gelegd onder het UWV.
1.8.
Op 2 december 2019 is op verzoek van Arrow Global Investments Holdings Benelux B.V., voorheen h.o.d.n. InVesting B.V., door Rosmalen Gerechtsdeurwaarders B.V. ten laste van [verzoekster] executoriaal beslag gelegd onder het UWV.
1.9.
Op 17 januari 2022 is op verzoek van Westland Utrecht B.V. door Groenendaal & Van Krijl Gerechtsdeurwaarders ten laste van [verzoekster] executoriaal beslag gelegd onder het UWV.
1.10.
LAVG verdeelt als coördinerend deurwaarder de inkomsten over de verschillende beslagleggers.
1.11.
[verzoekster] is ter verkrijging van zorg opgenomen in een instelling. Het CAK heeft zijn eigen bijdrage voor deze zorg vanaf 1 januari 2022 vastgesteld op € 326,65 per maand.
1.12.
In opdracht van het CAK wordt op de netto uitkering van [verzoekster] van € 1.964,11 per maand een bedrag van € 152,20 per maand ingehouden aan (verhoogde) zorgverzekeringspremie.
1.13.
Op 25 juli 2022 heeft [bewindvoerder] LAVG verzocht om een herberekening van de beslagvrije voet.
1.14.
Bij brief van 27 juli 2022 heeft LAVG meegedeeld dat de beslagvrije voet op basis van de aangeleverde gegevens is berekend op € 594,00 per maand.
1.15.
[verzoekster] ontvangt zodoende een bedrag van € 441,80 netto per maand.

Verzoek

2. [bewindvoerder] heeft tijdens de zitting haar verzoek nader gepreciseerd en verzocht om verhoging van de beslagvrije voet met € 125,00 per maand, met ingang van haar kennisgeving van het bewind op 8 juni 2022, danwel haar aanvraag om een berekening van de beslagvrije voet op 12 juli 2022, danwel haar verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet op 25 juli 2022 danwel de indiening van het verzoekschrift op 19 september 2022. Volgens [bewindvoerder] moet de beslagvrije voet van [verzoekster] zodanig worden aangepast dat in ieder geval de maandelijkse kosten van het beschermingsbewind van € 225,97, de eigen bijdrage van het CAK van € 326,65, de WA-verzekering van € 5,09 en de bankkosten van € 5,95 kunnen worden betaald. Daarbij zijn de kosten voor bijvoorbeeld shampoo, kleding, waskosten en taxikosten voor bezoek aan het gezin van [verzoekster] nog niet in aanmerking genomen. In deze uitzonderlijke situatie moet rekening worden gehouden met genoemde noodzakelijke kosten. [verzoekster] is na een hersenbloeding permanent opgenomen in een verpleeginrichting. Hij heeft een schuldenlast van ruim € 70.000,00. Het is zeer belangrijk dat het bewind in stand kan blijven om te zorgen voor een gezonde financiële situatie.

Verweer

3. LAVG voert aan dat [verzoekster] geen recht heeft op een hogere beslagvrije voet. Er is geen sprake van een zeer uitzonderlijke situatie op grond waarvan niet van [verzoekster] kan worden verlangd dat hij rondkomt van een beslagvrije voet van € 594,00 per maand. De door [verzoekster] aangehaalde kosten vallen grotendeels onder levensonderhoud en leveren geen kennelijk onevenredige hardheid op. LAVG voert verweer tegen de verzochte terugwerkende kracht en stelt als ingangsdatum 19 september 2022 voor.

Beoordeling

4. Artikel 475fa Rv bepaalt dat indien toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e Rv leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid, als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet, de kantonrechter op verzoek van de geëxecuteerde de beslagvrije voet voor een door hem te bepalen termijn kan verhogen.
5. Uit de memorie van toelichting bij de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet volgt dat bij een beroep door een schuldenaar op de hardheidsclausule gedacht kan worden aan uitzonderlijke noodzakelijke extra kosten, die de schuldenaar niet op andere wijze vergoed kan krijgen. Het beroep op de hardheidsclausule is beperkt tot zeer uitzonderlijke, individuele situaties en is niet bedoeld als standaardcompensatie voor groepen mensen die niet uitkomen met de beslagvrije voet. De beslagvrije voet kan van dien aard zijn dat een schuldenaar die te maken heeft met uitzonderlijk hoge en niet (deels) via andere wegen te verlagen kosten onder het bestaansminimum komt. In dat geval getuigt het onverkort vasthouden aan de beslagvrije voet van een kennelijk onevenredige hardheid en kan de rechter besluiten de beslagvrije voet te verhogen. Het verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule moet in volle omvang getoetst worden, waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslagvrije voet conform het bepaalde in artikel 475e lid 2 Rv is berekend en terecht is vastgesteld op een bedrag van € 594,00 per maand. Vaststaat dat deze vastgestelde beslagvrije voet leidt tot een aanzienlijk tekort in de maandelijkse uitgaven van [verzoekster] . De kosten van de eigen bijdrage van € 326,65 per maand wegens het verblijf in een inrichting zijn noodzakelijke kosten voor [verzoekster] , die hij niet kan verminderen of op een andere wijze vergoed kan krijgen. Ten aanzien van de kosten van het bewind heeft [bewindvoerder] tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de gemeente [woonplaats] haar aanvraag voor bijzondere bijstand heeft afgewezen vanwege de hoogte van het inkomen van [verzoekster] . LAVG heeft dat onvoldoende weersproken. De kosten voor het beschermingsbewind van € 225,97 per maand moeten daarom ook worden aangemerkt als uitzonderlijke noodzakelijke extra kosten, die [verzoekster] niet op andere wijze vergoed kan krijgen. [bewindvoerder] heeft verder onweersproken gesteld dat er geen ruimte is om met de zorgverzekeraar een betalingsregeling te treffen, zodat ook de kosten van de verhoging van de ziektekostenpremie niet te vermijden zijn. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat toepassing van de huidige beslagvrije voet leidt tot een onevenredige hardheid als bedoeld in artikel 475fa Rv. Daarom zal de beslagvrije voet verhoogd worden met € 125,00 per maand tot een bedrag van € 719,00 per maand, zoals verzocht.
7. Nu [bewindvoerder] LAVG op 25 juli 2022 voor het eerst heeft verzocht om een herberekening van de beslagvrije voet, zal deze beslagvrije voet vanaf die datum ingaan. Gelet op het bepaalde van artikel 475d lid 2 Rv zal de verhoogde beslagvrije voet gelden voor de duur van een jaar.
8. De in deze beschikking vastgestelde beslagvrije voet dient door LAVG als coördinerend deurwaarder te worden toegepast en geldt voor alle beslagleggers. Voor zover teveel gelden zijn ingehouden dienen deze met terugwerkende kracht vanaf 25 juli 2022 aan [verzoekster] te worden gerestitueerd. Dat kan door terugbetaling van het teveel ingehouden bedrag ineens, dan wel door middel van lagere c.q. een tijdelijke stop van inhoudingen in de komende maanden.
9. Bij deze uitkomst wordt LAVG als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
verhoogt de voor [verzoekster] geldende beslagvrije voet met ingang van 25 juli 2022 van € 594,00 naar € 719,00 per maand voor de duur van een jaar;
veroordeelt LAVG in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [bewindvoerder] begroot op € 86,00 aan griffierecht, voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Sissing, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.