In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2022 een beschikking gegeven inzake de verhoging van de beslagvrije voet van een verzoekster, die onder bewind is gesteld. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, heeft een verzoek ingediend tot verhoging van de beslagvrije voet, omdat de huidige voet van € 594,00 per maand niet toereikend is om in haar noodzakelijke kosten te voorzien. De verzoekster ontvangt een WIA-uitkering en heeft te maken met diverse beslagleggers, wat leidt tot een aanzienlijk tekort in haar maandelijkse uitgaven.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huidige beslagvrije voet leidt tot een onevenredige hardheid, gezien de noodzakelijke kosten voor zorg en het beschermingsbewind. De rechter heeft de beslagvrije voet verhoogd met € 125,00 per maand, tot een totaal van € 719,00, met ingang van 25 juli 2022, en dit voor de duur van een jaar. De beslissing is genomen op basis van artikel 475fa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om de beslagvrije voet te verhogen in geval van uitzonderlijke noodzakelijke kosten.
De rechter heeft LAVG, de coördinerende deurwaarder, veroordeeld in de proceskosten en bepaald dat teveel ingehouden bedragen met terugwerkende kracht aan de verzoekster moeten worden gerestitueerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.