Op 6 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 21 oktober 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Tiergarten in Duitsland op 27 juli 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1979 en gedetineerd in Nederland, heeft de Poolse nationaliteit en is zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De zitting vond plaats op 23 december 2021, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S.V. Ramdihal, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de juiste personalia heeft opgegeven. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing in Duitsland, waar hij een vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden heeft gekregen, met aftrek van 58 dagen voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid, zoals neergelegd in de Overleveringswet. De feiten omvatten mishandeling, wederspannigheid, eenvoudige belediging en (poging tot) diefstal met geweld.
De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen door de voorzitter, mr. M. van Mourik, en de rechters mrs. M.T.C. de Vries en J.H. Beestman, en is uitgesproken in de openbare zitting op 6 januari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.