ECLI:NL:RBAMS:2022:6473

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
13.040041.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak. Vrijspraak voor openlijke geweldpleging. Vereiste dat geweld in vereniging is gepleegd niet voldaan.

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat het geweld in vereniging is gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 januari 2022 geweld heeft gebruikt tegen een taxichauffeur, maar dat dit niet voldoende bewijs opleverde voor een veroordeling voor openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft ook andere feiten beoordeeld, waaronder mishandeling en poging tot diefstal met geweld, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere delicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 130 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [Slachtoffer 2] voor materiële en immateriële schade, en de vordering van [Slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de openlijke geweldpleging is vrijgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.040041.22 (A), 13.107063.22 (B), 13.056672.22 (C), 13.056255.22 (D)
Datum uitspraak: 29 september 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
verblijvend op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 15 september 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, B, C en D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door [RvKB] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [Save] , namens Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: Save) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de benadeelde partij [Slachtoffer 1] en zijn raadsvrouw mr. J.R. Mekkes en door de ouders van de benadeelde partij [ Slachtoffer 2] naar voren is gebracht, bijgestaan door mevrouw [Slachtofferhulp] en [Slachtofferhulp] namens Slachtofferhulp Nederland.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 25 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een joint en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [persoon] stevig bij zijn jas heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
- tegen die [persoon] heeft geschreeuwd: "die joint of je telefoon geven" en/of (vervolgens)
- een (harde) klap tegen het(rechter)oor en/of (achter)hoofd van die [persoon] heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 25 december 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon] heeft mishandeld door een (harde) klap of stoot tegen het (rechter)oor en/of (achter)hoofd van die [persoon] te geven;
(artikel 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Amsterdam, met een ander of anderen, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg(en), het [geweld adres] , althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
- ( met kracht) duwen van die [Slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- vastpakken van die [Slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
- meermalen met kracht) in/op/aan/tegen het gezicht en/of hoofd en/of nek van die [Slachtoffer 1] slaan en/of stoten en/of stompen;
(artikel 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [Slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een glazen fles stuk te slaan en deze op hem te richten en daarbij de volgende dreigende woorden heeft toegevoegd: "Als je dichterbij komt, kom kom maar kom";
(artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 4 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een aansteker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Zaak B
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- een (stanley)mes ter hand te nemen en/of aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] te tonen, en/of
- met voornoemd mes zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken (op korte afstand van [slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] ), en/of
- te dreigen/zeggen dat hij/zij, verdachte(n), iemand zou(den) (neer)steken, en/of
- het mes (kort) voor het gezicht en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] te houden, en/of
- te zeggen dat hij/zij, verdachte(n), geld en/of tabak wilde(n);
(artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Zaak C
hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [ Slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [ Slachtoffer 2] :
- te slaan en/of te stompen op/tegen het gezicht/het hoofd en/of
- meermaals, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans lichaam, heeft geschopt, terwijl voornoemde [ Slachtoffer 2] op de grond lag;
(artikel 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Zaak D
hij op of omstreeks 12 september 2021 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 5] (met een (water)fles/bidon) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen/stoten;
(artikel 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Op grond van de aangifte, de letselverklaring van het slachtoffer en de verklaring van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte fors geweld heeft gebruikt tegen de taxichauffeur die hem op 4 januari 2022 naar het [geweld adres] te Amsterdam heeft gereden.
De raadsvrouw heeft, kort gezegd, gesteld dat het klopt dat verdachte een klap aan aangever heeft gegeven, maar dat dit uit zelfverdediging was.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het procesdossier en de verklaring van verdachte blijkt dat op 4 juni 2022 te Amsterdam op het slachtoffer [Slachtoffer 1] geweld uitgeoefend door verdachte. [Slachtoffer 1] heeft daar letsel aan overgehouden. Voor een veroordeling van openlijke geweldpleging is echter ook vereist dat het geweld
in verenigingis gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat aan dit criterium niet is voldaan.
Aangever [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij van achteren werd vastgehouden door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] , medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , en dat hij toen door [verdachte 2] (verdachte) meermalen in zijn gezicht is geslagen. Bij de rechter-commissaris heeft medeverdachte [medeverdachte 5] op 2 maart 2022 verklaard dat het incident is begonnen met duwen en trekken tussen aangever en verdachte. [medeverdachte 5] vroeg zich af wat het probleem was, aangezien de taxirit al was betaald. Hij heeft zich pas met de ruzie bemoeid toen hij zag dat aangever [Slachtoffer 1] bovenop verdachte kwam en hij boksbewegingen maakte richting verdachte. [medeverdachte 5] heeft toen [Slachtoffer 1] bij zijn schouder gepakt en hij heeft geprobeerd om ze uit elkaar te halen.
Nu de verklaring van [medeverdachte 5] op dit punt overeenkomt met de verklaring van verdachte, die immers al bij de politie heeft verklaard dat de andere jongens hem en de taxichauffeur uit elkaar hielden, kan de rechtbank geen voldoende en significante bijdrage aan het geweld vaststellen van medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . Hoewel [medeverdachte 5] verklaart het slachtoffer te hebben vastgepakt, kan niet worden bewezen dat hij opzet heeft gehad (en dus de intentie had) om het slachtoffer te slaan of anderszins geweld tegen hem te plegen. De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde. Aan de beoordeling van het noodweerverweer wordt dan ook niet toegekomen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft bepleit om de verklaring van verdachte te volgen en hem vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij deze feiten ontkend. Hij stelt aangever [persoon] en diens vriendin niet te hebben aangesproken en [persoon] evenmin te hebben geslagen. Mocht de rechtbank hier anders over denken, dan is in elk geval sprake van eendaadse samenloop van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, nu het in essentie om hetzelfde feitencomplex gaat.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld en mishandeling. Gelet op de aangifte van [persoon] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 6] heeft geprobeerd te beroven van zijn joint en/of zijn telefoon en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt door het slachtoffer een klap te geven tegen zijn rechteroor/achterhoofd. Hoewel verdachte enerzijds ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde delicten, heeft hij anderzijds op de zitting verklaard dat hij niet meer weet hoe het precies is gegaan, omdat hij onder invloed van drugs verkeerde. De rechtbank gaat dan ook uit van de bewijsmiddelen in het dossier. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop van de feiten, zoals bepleit door de raadsvrouw, nu hetzelfde feitencomplex (dat op dezelfde tijd en plaats heeft afgespeeld) door de omstandigheden tevens een ander strafbaar feit oplevert.
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het in zaak B ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde bedreiging. Verdachte heeft dit feit stellig ontkend. De getuigen hebben verdachte niet genoemd als de dader. Op een gegeven moment spreken de getuigen wel hun vermoedens uit over de betrokkenheid van verdachte, maar alleen op basis van wat zij van anderen hebben gehoord. De rechtbank kan enkel uit de verklaring van medeverdachte [ Slachtoffer 2] de betrokkenheid van verdachte aannemen. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank overweegt als volgt.
[slachtoffer 3] en [Slachtoffer 4] hebben allebei aangifte gedaan van een bedreiging op 29 juni 2021. Deze aangiftes bevestigen elkaar en komen op het volgende neer. De aangevers zaten op een bankje voor de BCC op de [Locatie 1] te Amsterdam toen zij hun groep van vijf jongens richting hen zagen lopen. Zij herkenden één van de jongens als [ Slachtoffer 2] (hierna: medeverdachte), omdat hij destijds bij hen op school ‘ [schoolnaam] ’ zat.
Medeverdachte was in gezelschap van een onbekende jongen. De slachtoffers hadden deze jongen niet eerder gezien en hij zat ook niet bij hen op school. Medeverdachte en die onbekende jongen vroegen de slachtoffers om geld of tabak en ook dreigden zij hen neer te steken. Medeverdachte liet daarbij een stanleymes zien en hij begon ermee te zwaaien. Later is gebleken dat hij dit uit het tekenlokaal van school heeft gestolen. Op een gegeven moment gaf medeverdachte het mes aan de onbekende jongen. De onbekende jongen liep met het mes in zijn hand op [Slachtoffer 4] af en hij duwde haar tegen het raam van de BCC. Even later hield hij het mes voor haar gezicht. Als gevolg van dit incident heeft de schoolleiding de politie gebeld. Op 9 september 2021 heeft [slachtoffer 3] een aanvullende verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij die onbekende jongen nu steeds vaker ziet, omdat hij tegenover de school ‘ [schoolnaam] ’ woont.
Medeverdachte heeft kort na het incident het stanleymes teruggegeven aan een docent op school. Tijdens het gesprek met de docent heeft hij aangegeven dat een vriend van hem, ene ‘ [vriend] ’, degene was die de slachtoffers met het stanleymes heeft bedreigd. In de eerste instantie heeft medeverdachte niet willen verklaren wie de ‘ [vriend] ’ is. Tijdens het verhoor op 7 april 2022 heeft medeverdachte - nadat de politie hem heeft geconfronteerd over de mogelijke identiteit van ‘ [vriend] ’ - verklaard dat hij tijdens het incident het stanleymes aan verdachte heeft gegeven en dat verdachte toen daarmee de aangevers heeft bedreigd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank - net als de officier van justitie - bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging. Uit het politieonderzoek is gebleken dat verdachte de initialen ‘ [vriend] ’ heeft en dat zijn vader in die tijd tegenover de school ‘ [schoolnaam] ’ woonde, namelijk aan de [adres 2] . De ter zitting afgelegde verklaring van verdachte - dat hij niets te maken heeft met deze verdenking en dat hij destijds niet tegenover de school ‘ [schoolnaam] ’ heeft gewoond - vindt geen steun in de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het in zaak D ten laste gelegde
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de in zaak D ten laste gelegde mishandeling.
De raadsvrouw heeft bepleit om verdachte vrij te spreken, omdat er alleen getuigen zijn gehoord vanuit het andere voetbalteam. Verdachte stelt niemand te hebben geslagen; hij is juist diegene die in zijn gezicht is gespuugd na afloop van de wedstrijd. De coach van verdachte heeft geen mishandeling waargenomen, maar hij heeft verklaard dat aangever net zo fout zat voor wat betreft omgang met elkaar. Nu er door niet-onafhankelijke getuigen een te eenzijdig beeld is ontstaan van een chaotische situatie op het voetbalveld dient verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. Het is voor de raadsvrouw te onduidelijk wat zich op die dag precies heeft afgespeeld.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte aangever [slachtoffer 5] heeft mishandeld door hem met een waterfles/bidon in het gezicht te slaan. Gelet op de foto’s van het letsel (pagina’s 006-008 van het dossier) ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de getuigen. Dat zij van een ander voetbalteam waren maakt deze getuigen niet zonder meer ongeloofwaardig.
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 en in zaak C ten laste gelegde
De raadsrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaringen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, omdat verdachte zijn betrokkenheid bij deze delicten heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
op 25 december 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een joint en een telefoon, toebehorende aan [persoon] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
- die [persoon] stevig bij zijn jas heeft vastgepakt en vervolgens
- tegen die [persoon] heeft geschreeuwd: "die joint of je telefoon geven" en vervolgens
- een harde klap tegen het rechteroor en achterhoofd van die [persoon] heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
op 25 december 2021 te Amsterdam, [persoon] heeft mishandeld door een harde klap tegen het rechteroor en achterhoofd van die [persoon] te geven;
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 ten laste gelegde
op 4 januari 2022 te Amsterdam, opzettelijk een aansteker, toebehorende aan [Slachtoffer 1] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
op 29 juni 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 3] en [Slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door:
- een stanleymes ter hand te nemen en aan voornoemde [slachtoffer 3] en [Slachtoffer 4] te tonen, en
- met voornoemd mes zwaaiende en stekende bewegingen te maken op korte afstand van [slachtoffer 3] en [Slachtoffer 4] , en
- te dreigen dat zij iemand zouden neersteken, en
- het mes kort voor het gezicht en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en [Slachtoffer 4] te houden, en
- te zeggen dat zij geld en tabak wilden;
Ten aanzien van het in zaak C ten laste gelegde
op 26 augustus 2021 te Amsterdam, [ Slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [ Slachtoffer 2] :
- te slaan tegen het gezicht en
- meermaals, tegen het hoofd en lichaam, heeft geschopt, terwijl voornoemde [ Slachtoffer 2] op de grond lag;
Ten aanzien van het in zaak D ten laste gelegde
op 12 september 2021 te Amstelveen, , [slachtoffer 5] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 5] met een waterfles in het gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

8.Strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
Nu verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het beroep op noodweer.
Voor het overige zijn de bewezen geachte feiten volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 128 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan dat voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals door de hulpverlening geadviseerd, inclusief het contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten, en het meewerken aan de gesloten plaatsing bij Pactum, en dient verdachte toezicht en begeleiding te krijgen van Save. Tot slot heeft de officier van justitie gevraagd om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsvrouwheeft bepleit om aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Het lijkt erop dat de officier van justitie bij zijn strafeis weinig rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is
first offenderen volgens de psycholoog is sprake van een matig recidiverisico op soortgelijke feiten. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was verdachte daarnaast continu onder invloed van drugs. Hij heeft het heel moeilijk gehad op alle verschillende groepen en plekken waar hij heeft moeten verblijven en waar hij regelmatig in aanmerking is gekomen met jongeren die ook hun eigen problematiek hadden. Inmiddels gaat het beter met verdachte. Sinds juli 2022 verblijft hij in het vrijwillige kader (met toestemming van zijn ouders) op een gesloten groep van de jeugdinstelling ‘Pactum’ in Deurne. In de afgelopen periode heeft hij een aantal positieve stappen gezet. Zo heeft hij zijn agressie beter onder controle en hij houdt zich aan de afspraken van de instelling. Verdachte is gemotiveerd om deel te nemen aan de geadviseerde behandelingen om weer thuis te kunnen wonen. Ook de ouders zijn bereid om mee te werken aan alle noodzakelijke hulpverlening. De raadsvrouw heeft zich daarom gerefereerd aan de duur van het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie en de geadviseerde bijzondere voorwaarden, zoals opgenomen in het raadsrapport 31 augustus 2022.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders. Het betreft in de onderhavige zaak de oriëntatiepunten voor meerdere mishandelingen, een poging tot straatroof, verduistering en bedreiging met tonen van een mes. Rekening houdend met de strafverzwarende omstandigheden (zoals fysiek letsel dat is toegebracht en de kwetsbaarheid van de slachtoffers) heeft de rechtbank in principe de mogelijkheid om aan verdachte een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks misdrijven. Op 29 juni 2021 heeft verdachte samen met een ander de slachtoffers [slachtoffer 3] en [Slachtoffer 4] , twee jonge meiden, bedreigd met een stanleymes (zaak B). De jongens vroegen om geld of tabak en toen de meiden daar niet op reageerden, hielden zij het mes voor het gezicht van [slachtoffer 3] en sloegen zij [Slachtoffer 4] in haar buik. Dit incident heeft zich afgespeeld in de buurt van de school van de slachtoffers en de medeverdachte. Uit de aangifte van [Slachtoffer 4] blijkt dat zij verstijfd raakte van angst, waardoor zij niet veel kon zeggen tegen de verdachte. Na deze gebeurtenis voelde zij zich ook niet meer veilig op school. Zij was bang om de medeverdachte tegen te komen.
Op 26 augustus 2021 heeft verdachte het slachtoffer [ Slachtoffer 2] mishandeld door hem in zijn gezicht te slaan en meermalen te schoppen tegen het hoofd terwijl het slachtoffer op de grond lag (zaak C). [ Slachtoffer 2] kan zich weinig herinneren van de mishandeling, omdat hij op een gegeven moment bewusteloos is geraakt. Hij weet nog wel dat hij veel pijn voelde toen hij weer bij kwam. Uit de vordering van schadevergoeding blijkt dat [ Slachtoffer 2] veel last heeft gehad van het incident. Hij is dezelfde dag nog naar de spoedeisende hulp geweest; hij heeft een hersenschudding, een zwelling aan het linker jukbeen en een zwelling aan zijn rechterkaak opgelopen. Ook was er bloed in zijn linker ooglid geconstateerd. De eerste twee dagen na het misdrijf had [ Slachtoffer 2] door de zwelling en wondjes in zijn mond moeite met eten en praten. Na ongeveer een week waren de wondjes genezen, maar de zwelling op de kaak heeft een maand aangehouden. [ Slachtoffer 2] voelde zich erg onmachtig en hij was bang om verdachte tegen te komen.
Op 12 september 2021 heeft verdachte na een voetbalwedstrijd het slachtoffer [slachtoffer 5] geslagen met een waterfles (zaak D). Als gevolg hiervan had [slachtoffer 5] letsel aan de binnenkant van zijn wang.
Op 25 december 2021 heeft verdachte geprobeerd om het slachtoffer [persoon] te beroven van zijn spullen, terwijl het slachtoffer op het [Locatie 2] (nabij het station Sloterdijk) op de bus wachtte. Verdachte heeft [persoon] bij zijn jas gepakt en gaf hem een klap tegen zijn rechteroor/achterhoofd. Het slachtoffer is toen naar een wachthokje voor de buschauffeurs gelopen, maar niemand wilde hem helpen. Uiteindelijk heeft een van de wachtende buschauffeurs de deur van een lege bus voor hem geopend, zodat hij daar de politie kon bellen. Tot slot heeft verdachte zich op 4 januari 2022 schuldig gemaakt aan verduistering van een aansteker.
De rechtbank vindt het grimmige karakter van deze gepleegde feiten zorgelijk en neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van de (psychische) gevolgen van zijn handelen voor de aangevers. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast hebben dit soort delicten veel impact op de samenleving, omdat zij allemaal in het openbaar hebben plaatsgevonden. Zij zorgen voor een algemeen gevoel van onveiligheid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 23 augustus 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Verdachte wordt dan ook aangemerkt als
first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • het psychologisch rapport Pro Justitia, opgemaakt ten aanzien van de verdenkingen in parketnummer 13.040041.22 door dr. S.L. van Woerden, GZ-psycholoog, op 10 mei 2022;
  • het meest recente rapport van de Raad van 31 augustus 2022;
  • de (evaluatie) rapportage van Save van 9 september 2022.
De psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van een ADHD en een oppositioneel opstandige stoornis. Ook is er sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel op beneden gemiddeld niveau en een stoornis in cannabisgebruik. Ten tijde van het ten laste gelegde feit was er sprake van bovenbeschreven problematiek. Met name de ADHD en het disharmonische intelligentieprofiel op beneden gemiddeld niveau maken dat verdachte grote behoefte heeft aan externe structuren, aangezien hij zelf de innerlijke sturing en remmen (nog) mist. Gezien de problematiek leidt het advies om beide ten laste gelegde feiten, indien bewezen geacht, verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten leefde verdachte al enige tijd in een onrustige periode. Door zijn regelovertredende gedrag en strijd thuis, woonde hij binnen een begeleide woonvorm samen met andere jongens die soortgelijk gedrag vertonen. Ook ging hij veel om met andere jongeren die een minder positieve invloed op hem hebben en gebruikte hij veelvuldig softdrugs. Beide ten laste gelegde feiten zijn impulsief en reactief gepleegd in een situatie waarin verdachte zijn zin niet leek te krijgen. Ook is er mogelijk sprake van beïnvloeding door softdrugs.
Volgens de psycholoog is er bij verdachte sprake van een matig risico op recidive op korte termijn. Zo zijn er een aantal factoren die een rol kunnen spelen bij toekomstig gewelddadig gedrag. Deze zijn voornamelijk gericht op een aantal persoonskenmerken (emotieregulatie en probleemoplossende vaardigheden, ADHD), zijn omgeving van leeftijdsgenoten en is er sprake van problematisch middelengebruik. Echter komt verdachte uit een betrokken en warm gezin die bereid is hulpverlening op te zoeken. Verdachte is een jongen die, om het risico op recidive te verminderen en zijn ontwikkeling te stimuleren, op dit moment een sterke behoefte heeft aan een stabiele woonomgeving met strakke kaders, structuur en ondersteuning. Deze is nodig om de focus op zijn eigen ontwikkeling te leggen en beïnvloeding van leeftijdsgenoten te doen afnemen. Vanuit daar kan verdachte de verschillende andere leefgebieden in gaan vullen; school/werk, sport, vrienden. Deze stevige basis is ook nodig als anker om te kunnen ontwikkelen binnen een (individueel) behandeltraject, want deze is nodig om de ontwikkeling van verdachte in positieve zin te beïnvloeden. Zo is behoefte en noodzaak aan behandeling gericht op het vergroten van zijn emotieregulatie, probleemoplossende- en copingvaardigheden. Ook het middelengebruik kan onderdeel zijn van deze behandeling, aangezien er mogelijk een relatie bestaat tussen zijn copingvaardigheden en middelengebruik. Op dit moment is er voor verdachte en zijn gezin voldoende begeleiding, maar juist een inhoudelijke behandeling die ook de verdieping legt naar individuele en gezinspatronen, lijkt noodzakelijk. Een outreachende vorm van jeugdhulpverlening, bijvoorbeeld vanuit de Forensische Formatie van Levvel of Arkin, kan hierin passend zijn. Ook omdat hierin het gehele gezin betrokken kan worden. Daarnaast heeft dit als voordeel dat er ook een psychiater betrokken is en mee kan kijken naar eventueel passend medicatiegebruik. Wanneer verdachte schuldig wordt bevonden aan het plegen van de ten laste gelegde feiten, wordt geadviseerd om duidelijke voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te stellen met toezicht en begeleiding vanuit de reclassering voor de duur van twee jaar. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde verwijst de deskundige naar de schorsingsvoorwaarden. Het is van belang dat verdachte naar school gaat volgens zijn rooster, meewerkt aan het hebben van een positieve vrije tijdsbesteding en op geen enkele wijze contact opneemt met de slachtoffers.
Ter terechtzitting heeft
de Raadzijn advies toegelicht. De Raad heeft veel zorgen over verdachte en vindt het belangrijk dat hij zijn sociale en algemene vaardigheden vergroot en zijn probleemoplossend vermogen versterkt, zodat de kans op herhaling wordt voorkomen. De Raad kan zich vinden in de bevindingen van de psycholoog, maar vraagt zich of het recidiverisico daadwerkelijk matig is, aangezien het psychologisch rapport Pro Justitia slechts betrekking heeft op één parketnummer, te weten 13.040041.22. Op dit moment lijkt de gesloten setting van Pactum de juiste optie voor verdachte, omdat hij veel behoefte heeft aan duidelijkheid, structuur en stabiliteit. Hij wil geen delicten meer plegen en hij is bereid om zijn leven te verbeteren, zodat zijn ouders weer trots op hem zijn.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, als stok achter de deur, met de volgende bijzondere voorwaarden dat hij: meewerkt aan een plaatsing in een jeugdinstelling (gesloten/besloten/open) en zich houdt aan de regels van die instelling, meewerkt aan het hebben en behouden van een positieve dagbesteding in de vorm van school en/of stage en/of een (bij)baan, meewerkt aan het hebben van een zinvolle vrijetijdsbesteding, meewerkt aan alle hulpverlening - waaronder de behandelingen die gericht zijn op de verslavingsproblematiek, agressieregulatie en seksualiteit - indien en zolang dit noodzakelijk wordt geacht door Save, meewerkt aan alle hulpverlening die door Save nodig wordt geacht om de terugkeer naar huis mogelijk te maken. Tot slot dient verdachte op geen enkele wijze contact op te nemen met de slachtoffers.
Saveheeft zich aangesloten bij het advies van de Raad. Op dit moment staat verdachte op een wachtlijst voor onderzoek door een psychiater (ook om de mogelijkheden van medicatie voor zijn ADHD te bespreken). Het heeft verder geen toegevoegde waarde meer om aan verdachte een gebiedsverbod voor Amsterdam op te leggen, aangezien hij momenteel op een gesloten groep verblijft in Deurne en mogelijk ook de komende periode daar zal verblijven. Tot slot is het voor de begeleiders van Save duidelijk dat verdachte tijd en hulp nodig heeft om de zorgelijke signalen te verminderen. Hij doet zijn best op de huidige groep; hij trekt aan de bel als iets niet goed gaat en hij maakt steeds vaker zijn onzekerheden bespreekbaar. Het lukt hem echter (nog) niet altijd om in moeilijke situaties zijn emoties (met name zijn agressie) onder controle te houden. De hulpverlening heeft daarom recent een verzoek ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad om de gesloten plaatsing van verdachte bij Pactum te verlengen. De bedoeling is dat dit verzoek op korte termijn op een zitting zal worden behandeld.
De rechtbankis van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden - en nu de rechtbank één feit minder bewezen acht dan waar de officier van justitie bij zijn strafvordering vanuit is gegaan - er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. In beginsel rechtvaardigen de hoeveelheid en de ernst van feiten, het letsel van het slachtoffer [ Slachtoffer 2] (zaak C) en de belangen van de maatschappij bij het voorkomen van nieuwe (gewelds)delicten een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank is het echter met de officier van justitie en de raadsvrouw eens - ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en nu de feiten hem in verminderde mate toegerekend kunnen worden - dat het op dit moment opnieuw gedetineerd raken van verdachte zijn (prille) positieve ontwikkeling zal doorkruisen. Om deze reden zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest.
Uit de rapportages van de deskundigen komt naar voren dat verdachte veel behoefte heeft aan toezicht, begeleiding, sturing en strakke kaders. Verdachte beseft dat hij hulp nodig heeft om de juiste stappen te zetten en hij is daarom gesloten geplaatst. In de afgelopen periode zijn er veel incidenten geweest op de groep, waaronder een vechtincident met een groepsgenoot, agressief gedrag richting de groepsleiding en seksueel grensoverschrijdend gedrag richting een groepsgenoot. Ook is verdachte twee keer weggelopen en niemand weet waar en met wie verdachte dan is; zijn sociale netwerk is daarom een aandachtspunt voor de hulpverlening. Hij heeft ook hulp en begeleiding nodig bij het onder controle krijgen van zijn cannabisverslaving. Inmiddels is verdachte gemotiveerd (en hij doet zijn best) om zijn leven te verbeteren. Momenteel zijn de gedragswetenschapper en groepsleiding in Deurne bezig met het opstellen van een behandelplan/perspectiefplan. Gelet op de adviezen van de deskundigen zal ter voorkoming van recidive ook een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals ter zitting geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte dient mee te werken aan een plaatsing in de behandelsetting (gesloten/besloten open), nu het verzoek tot verlenging van zijn huidige plek op korte termijn in het civiele kader op een zitting (bij rechtbank Lelystad) beoordeeld zal worden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is gelet op de rapporten over de persoon van verdachte, en dan met name zijn agressieproblematiek, de ernst en de hoeveelheid van de door verdachte gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling en begeleiding, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
10.1.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
[Slachtoffer 1] (het slachtoffer in zaak A, feit 3)
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging is vrijgesproken.
[ Slachtoffer 2] (het slachtoffer in zaak C)
De benadeelde partij [ Slachtoffer 2] vordert € 187,06 aan materiële schadevergoeding en € 700,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ter zitting heeft Slachtofferhulp Nederland de vordering van de benadeelde partij toegelicht. Als gevolg van de mishandeling is de kleding van het slachtoffer beschadigd geraakt. Het gaat om de broek, het vest en de jas die hij op de dag van het incident droeg. De kleding was ten tijde van het misdrijf vijf jaar oud en daarom is een afschrijvingspercentage toegepast.
De benadeelde partij [ Slachtoffer 2] heeft daarnaast veel last gehad van de psychische gevolgen van de mishanding. Het misdrijf heeft op het schoolplein plaatsgevonden, waardoor hij zich niet meer veilig voelde om naar school te gaan. De eerste maand na de mishandeling is hij daarom thuis gebleven. Voor het misdrijf was het slachtoffer vrolijk en hij was graag onder de mensen. Na de mishandeling zat hij niet meer goed in zijn vel, hij ging het liefst niet meer naar buiten en hij was bang (en paniekerig bij het idee) om verdachte op straat tegen te komen. Kort na dit incident heeft [ Slachtoffer 2] een video doorgestuurd gekregen, die verdachte heeft gemaakt tijdens de mishandeling. Op deze video is te zien dat [ Slachtoffer 2] op de grond ligt en dat hij door verdachte tegen zijn hoofd wordt getrapt. Hij was boos en hij voelde veel onmacht dat nu meerdere mensen konden zien dat hij zich niet heeft kunnen verdedigen. Het slachtoffer voelde zich hierdoor in zijn waardigheid aangetast. Het gaat nu beter met het slachtoffer; hij is begonnen op een nieuwe school en hij doet zijn best om de opgelopen achterstand in te halen. De nieuwe schoolgenoten zijn niet op de hoogte van de mishandeling (en de video), waardoor het gevoel van schaamte een stuk is afgenomen.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, omdat deze voldoende is gemotiveerd met stukken.
De raadsvrouw heeft primair bepleit om de vordering af te wijzen, omdat deze onvoldoende is gemotiveerd. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de kleding van de benadeelde partij door toedoen van verdachte kapot is gegaan. Het kan zijn dat de kleding reeds beschadigd was, aangezien het om oude kleding gaat. Ook kunnen de beschadigingen op een ander moment zijn ontstaan.
Ten aanzien van de immateriële schade is de raadsvrouw van mening dat uit de vordering niet blijkt op welke gronden sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze, zoals bepaald in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze vordering dient daarom ook te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de gevorderde bedragen op grond van artikel 6:101 BW fors te matigen wegens eigen schuld van het slachtoffer en beperkte financiële middelen van verdachte. Dit soort gevorderde bedragen zijn voor de minderjarige verdachten niet realiseerbaar.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan de raadsvrouw in haar verweer heeft gesteld is de materiele schadevergoeding van de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Onder meer zijn foto’s bijgevoegd van de beschadigde kleding, waarop is te zien dat precies op de plek van de wond van het slachtoffer de broek is gescheurd. De gevorderde schade komt de rechtbank ook redelijk voor aangezien rekening is gehouden met afschrijvingspercentages voor de kleding. De rechtbank gaat niet mee in het verzoek tot matiging op grond van vermeende ‘eigen schuld’ van het slachtoffer. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de situatie vrij snel uit de hand is gelopen. Hij had de mogelijkheid om met het slachtoffer te praten over wat hem op dat moment dwars zat. Het werd echter zwart voor zijn ogen en het lukte verdachte niet om zijn woede te beheersen. Hij heeft spijt dat hij zich zo agressief heeft gedragen; hij vindt dat hij te ver is gegaan in zijn handelen. Gelet op het voorgaande komen de materiële schadeposten voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde schadevergoeding, te weten een bedrag van
€ 187,06(bestaande uit de kosten voor de broek, het vest en de jas) komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank overweegt verder dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:106 van het BW heeft de benadeelde partij daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en gedurende langere tijd psychische gevolgen heeft ondervonden van het gepleegde misdrijf, zoals blijkt uit de onderbouwing bij de vordering benadeelde partij (waaronder bijlage 2A en 4 tot en met 6). Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de ernst van het feit - dat aangever [ Slachtoffer 2] werd geslagen en getrapt terwijl hij (bewusteloos) op de grond lag en dat verdachte dit zelfs heeft gefilmd en de video rond heeft gestuurd aan de schoolgenoten van het slachtoffer - is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van
€ 700,00passend is, zoals gevorderd door de benadeelde partij.
In het belang van [ Slachtoffer 2] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegde ter hoogte van
€ 887,06vermeerderd met wettelijke rente, welk bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade. Tot slot is het voor minderjarigen verdachten ingrijpend om in de jeugdgevangenis terecht te komen. Het uitgangspunt is daarom dat er geen vervangende jeugddetentie wordt opgelegd aan verdachten die volgens het jeugdstrafrecht worden berecht en dat er gezocht wordt naar andere oplossingen. De rechtbank zal om deze reden de maximale duur van de vervangende hechtenis bepalen op 0 dagen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 285, 300, 312 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 bewezen verklaarde:
Eendaadse samenloop van
poging tot diefstal, vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
mishandeling
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde:
verduistering
Ten aanzien van het in zaak B bewezen verklaarde:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van het in zaak C en D bewezen verklaarde:
mishandeling, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
130 (honderddertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 53 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
78 (achtenzeventig) dagen, van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het hebben en behouden van een positieve dagbesteding in de vorm van school en/of stage en/of een (bij)baan;
  • meewerkt aan het hebben van een zinvolle vrijetijdsbesteding;
  • meewerkt aan hulpverlening - waaronder de behandelingen die gericht zijn op de verslavingsproblematiek, agressieregulatie en seksualiteit - indien en zolang dit noodzakelijk wordt geacht door Save;
- meewerkt aan hulpverlening die door Save noodzakelijk wordt geacht om de terugkeer naar huis mogelijk te maken;
- op geen enkele wijze contact opneemt met de slachtoffers [persoon] (geboren op 8 november 2002), [slachtoffer 3] (geboren op 8 september 2007), [Slachtoffer 4] (geboren op 12 december 2007), [ Slachtoffer 2] (geboren op 18 mei 2008) en [slachtoffer 5] (geboren op 31 januari 2006).
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Samen Veilig Midden-Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[ Slachtoffer 2]toe tot een bedrag van € 887,06 (zegge achthonderdzevenentachtig euro en zes cent), waarvan € 187,06 (zegge honderdzevenentachtig euro en zes cent) voor materiële schade en € 700,00 (zegge zevenhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade, te weten op 26 augustus 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[ Slachtoffer 2]ter hoogte van € 887,06 (zegge achthonderdzevenentachtig euro en zes cent). Voornoemd bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade, te weten op 26 augustus 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[Slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H.W. Franssen, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. E. Dinjens en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2022.