ECLI:NL:RBAMS:2022:647

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
C/13/712075 / KG ZA 21-1069
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over nakoming vaststellingsovereenkomst en rectificatie in kort geding tussen Digital Baby Care en [gedaagde] B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft Digital Baby Care een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. naar aanleiding van een geschil over de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. De partijen waren betrokken bij de uitgave van het tijdschrift 'Baby op komst', dat door Digital Baby Care werd uitgegeven. Na een mislukte samenwerking heeft [gedaagde] B.V. de overeenkomst met Digital Baby Care gedeeltelijk ontbonden en het exclusieve recht tot exploitatie van het tijdschrift teruggegeven. Digital Baby Care vorderde in kort geding rectificatie van onjuiste mededelingen die door [gedaagde] B.V. zouden zijn gedaan, die de suggestie wekten dat het tijdschrift 'Baby op komst' niet meer zou bestaan. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Digital Baby Care afgewezen, met uitzondering van het verbod voor [gedaagde] B.V. om te suggereren dat 'Baby op komst' niet meer bestaat. De rechter oordeelde dat de samenwerking tussen partijen niet meer bestond en dat de Afspraken die eerder waren gemaakt, nageleefd dienden te worden. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat [gedaagde] B.V. onrechtmatig had gehandeld en dat de vorderingen tot rectificatie niet konden worden toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/712075 / KG ZA 21-1069 MDvH/MB
Vonnis in kort geding van 9 februari 2022
in de zaak van
de vennootschap onder firma
DIGITAL BABY CARE,
gevestigd te Dalen, gemeente Coevorden,
eiseres bij dagvaarding van 6 januari 2022,
advocaat mr. J. Wassink te Wijchen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel en Amstelveen,
gedaagde,
gemachtigde mr. N. Roodenburg te Den Haag.
Partijen zullen hierna Digital Baby Care en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 26 januari 2022 heeft Digital Baby Care de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben schriftelijke stukken ingediend en [gedaagde] heeft haar standpunt doen toelichten aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van Digital Baby Care: [naam 1] en mr. Wassink;
aan de kant van [gedaagde] : [naam 2] (indirect) statutair bestuurder , [naam 3] , directeur en mr. Roodenburg
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Digital Baby Care, waarvan [naam 1] en [naam 4] de vennoten zijn, exploiteert sinds 1999 de website ‘Baby op komst’ en sinds 2014 het gelijknamige tijdschrift, waarvan [naam 1] de hoofdredactie voerde. Het tijdschrift wordt gratis verspreid, met name via verloskundigen. [naam 1] is opgeleid als verloskundige, maar is inmiddels al lang niet meer praktiserend.
2.2.
Om het tijdschrift, dat afhankelijk is van advertentie-inkomsten, rendabel te maken, is Digital Baby Care in 2017 een samenwerking aangegaan met [naam 2] .
In 2020 heeft [naam 2] zijn compagnon [naam 3] bij [naam 1] geïntroduceerd, waarna partijen zijn gaan onderhandelen over uitgave van ‘Baby op komst’ door [gedaagde] .
2.3.
Op 21 augustus 2020 zijn Digital Baby Care en [gedaagde] (althans haar rechtsvoorgangster [naam bv] BV), de vennootschap van [naam 2] , een ‘Intentieovereenkomst’ (hierna: de overeenkomst) aangegaan, waarbij Digital Baby Care het exclusieve recht van exploitatie van het magazine Baby op komst aan [gedaagde] verkocht, voor een bedrag van € 15.000,-. [naam 1] zou tenminste drie jaar na ondertekening aanblijven als hoofdredactrice, tegen betaling van een bedrag van € 3.000,- per editie. In deze overeenkomst, waarin Digital Baby Care wordt aangeduid met [naam 1] , staat onder meer:
“• dat [naam 1] heeft geconstateerd dat de website goed loopt, maar dat het magazine niet voldoende rendabel is;
(…)
• dat [naam 1] een netwerk heeft waarin zij om en nabij 510 verloskundigenpraktijken het magazine afzet. In deze verloskundigenpraktijken wordt aan alle cliënten het magazine, dat twee keer per jaar uitkomt, bij de eerste controle meegegeven;
• dat [naam bv] BV veel ervaring en kennis heeft in het uitgeversvak en in advertentieland;
(…)
[naam 1] zal na het verschijnen van de eerste editie van het magazine onder beheer van (…)
[naam bv] BV introduceren bij het redactieteam en de KNOV (Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, vzr.). Eerst na dat moment staat het [naam bv] BV, dan wel haar medewerkers of rechtsopvolger(s), vrij om (de leden van) het netwerk van [naam 1] zonder haar toestemming te benaderen.”
2.4.
In februari 2021 is de eerste uitgave van Baby op komst onder beheer van [gedaagde] verschenen.
2.5.
De samenwerking tussen partijen is misgelopen. Aan de ene kant is [gedaagde] van mening dat Digital Baby Care de distributie niet op orde had
– waarover [gedaagde] op 10 februari 2021 per e-mail haar misnoegen heeft geuit –
en dat [naam 1] zich met zaken bemoeide waarvan zij geen verstand had, aan de andere kant beticht [naam 1] [gedaagde] van schending van de overeenkomst, door haar taken als hoofdredactrice niet serieus te nemen en haar netwerk, in strijd met de afspraken, voortijdig buiten haar om te benaderen.
2.6.
Bij e-mail van 4 maart 2021 heeft [gedaagde] de overeenkomst partieel vernietigd en partieel ontbonden. Daarna heeft [gedaagde] het exclusieve recht tot exploitatie van het tijdschrift Baby op komst teruggegeven aan Digital Baby Care.
2.7.
Op 18 mei 2021 heeft [naam 1] aan verloskundigen uit haar netwerk een e-mail gestuurd, waarin zij [naam 2] en [naam 3] , die inmiddels een eigen tijdschrift op stapel zouden hebben staan, beticht van ‘diefstal’. In de e-mail vermeldt zij verder dat zij nog steeds de uitgever is van Baby op komst, en vraagt zij de geadresseerden om hulp om ‘de heren’ te stoppen haar magazine ‘te kapen’.
2.8.
Op 27 mei 2021 heeft [gedaagde] [naam 1] in kort geding gedagvaard bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, en onder meer gevorderd haar te veroordelen tot verzending van een rectificatie van haar onder 2.7 genoemde mededelingen, en plaatsing van die rectificatie op Facebook. In reconventie heeft [naam 1] op haar beurt veroordeling van [gedaagde] gevorderd tot verzending van een rectificatie, onder meer omdat [gedaagde] in een brief aan relaties de indruk had gewekt dat het nieuwe magazine van [gedaagde] , ‘Future Mom’, het magazine Baby op komst zou gaan vervangen.
2.9.
Dit kort geding is geëindigd in een schikking. [naam 1] en [gedaagde] hebben afspraken gemaakt (hierna: de Afspraken) die op 3 juni 2021 zijn vastgelegd in een proces-verbaal en luiden als volgt:
“1. [gedaagde] zal een bedrag van € 17.500,00 als schadevergoeding betalen aan de vof Digital Baby Care. Binnen een week na heden zal de eerste termijn worden betaald van € 7.500,00. Voor 1 oktober 2021 zal de tweede termijn van € 2.500,00 worden betaald. Voor 1 februari 2022 een derde termijn van € 3.750,00 en de vierde termijn van € 3.750,00 voor 1 augustus 2022.
2. [gedaagde] zal gedurende tien jaar vanaf heden gratis in het magazine Future Mom een advertorial laten plaatsen van Baby op Komst tv van één pagina groot waarbij [gedaagde] zal zorgen voor een mooie vormgeving van de pagina. Bij eventuele verkoop van het magazine wordt dit recht van Digital Baby Care mee overgedragen aan de koper.
3. Vandaag zal [naam 1] een bericht sturen naar alle relaties uit het netwerk van de vof Digital Baby Care. Dit bericht zal zij ook vandaag plaatsen op de besloten facebookpagina Inspiratieweb. Beide partijen zullen het bericht vandaag sturen naar de heer Coen Dirkx van de KNOV. Het bericht zal als onderwerp hebben "rectificatie" en de volgende tekst bevatten:
"
Beste lezer,
Wij, [gedaagde] en mevrouw [naam 1] , mede namens Digital Baby Care, wensen u het volgende te berichten.
U bent mogelijk op de hoogte geraakt van de discussie tussen [gedaagde] en [naam 1] waarbij [naam 1] harde woorden heeft gebruikt en de heer [naam 3] en de heer [naam 2] heeft betiteld als dieven. Dit had niet gemoeten. [gedaagde] heeft per brief de suggestie gewekt dat zij de maker is van het magazine Baby op Komst en dat het magazine Baby op Komst op termijn verdwijnt. Ook dit had niet gemoeten.
Partijen hebben elkaar ten overstaan van de rechtbank goed in de ogen gekeken en hebben in hun wijsheid besloten een regeling te treffen die voor beide partijen aanvaardbaar is en waarbij het uitgangspunt is dat zowel het magazine Baby op Komst als het magazine Future Mom beiden hun eigen weg gaan.
[gedaagde] en [naam 1] wensen elkaar bij de uitgave van hun magazines heel veel succes. Met vriendelijke groet,
[naam 2] . [naam 3] en [naam 1]".
4. Partijen zullen zich niet negatief over elkaar uitlaten.
5. Na voldoening van het voorgaande verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting. De vorderingen in conventie en in reconventie worden ingetrokken en de procedure wordt doorgehaald. Ieder draagt de eigen kosten.”
2.10.
Op 17 juni 2021 heeft [naam 1] een ‘enquête’ naar haar relaties gestuurd, met de vraag welke, met naam genoemde, tijdschriften (waaronder Future Mom en Baby op Komst) zij aan cliënten zullen meegeven. In de begeleidende e-mail staat onder meer:
“(…) ik was ontroerd en verrast door de vele positieve en steunende berichten die ik van jullie mocht ontvangen naar aanleiding van mijn mail een paar weken terug waarin ik jullie op de hoogte stelde van het conflict wat ik had met de heren [naam 2] en [naam 3] van [gedaagde] bv. (…)
Inmiddels hebben jullie ook de rectificatie ontvangen waarin jullie hebben kunnen lezen dat beide partijen doorgaan met het uitgeven van hun eigen magazine.
Om een nieuwe editie van Babyopkomst te kunnen maken heb ik natuurlijk adverteerders nodig. Helaas had ik de paar adverteerders die de laatste door mij uitgegeven editie mogelijk maakten, overgedragen aan de heren ten tijde van onze samenwerking ☹ Ik moet dus helemaal op 0 beginnen en dat is best lastig zeker omdat er nu ook een ‘Future Mom’ gaat komen. Omdat jullie zo massaal hebben laten weten mij te steunen en aangaven Babyopkomst magazine uit te zullen geven wil ik je vragen of je één vraag in een online enquête wilt invullen namelijk: Welke magazines jullie vanaf nu zullen meegeven. Hierdoor kan ik aan adverteerders laten zien dat Babyopkomst breed gesteund en uitgegeven wordt door verloskundigen.”
2.11.
In een e-mail van 25 juni 2021 heeft [naam 3] aan [naam 1] meegedeeld van adverteerders te hebben vernomen dat zij hen via LinkedIn benadert met onwaarheden en belastende uitlatingen over [gedaagde] . In e-mails van diezelfde dag ontkent [naam 1] deze beschuldiging en deelt zij mee adverteerders alleen te hebben benaderd met de vraag of ze geïnteresseerd zijn in het onderzoek dat zij uitvoert onder verloskundigen. Hierna heeft weer verdere (e-mail)correspondentie plaatsgevonden, waarin [gedaagde] [naam 1] aansprakelijk stelt voor te lijden schade en aan [naam 1] meedeelt in deze omstandigheden “
niet te kunnen overgaan tot welke verplichting jegens [haar] dan ook”.
2.12.
In een e-mail van 19 juli 2021 heeft een collega van [naam 1] aan een potentiële adverteerder (Naïf) geschreven te werken aan een nieuwe uitgave van het tijdschrift Baby op komst en gevraagd of Naïf geïnteresseerd zou zijn daarin te adverteren voor haar product Natural Skin Care. Bij e-mail van 20 juli 2021 heeft Naïf daarop gereageerd dat zij al in dit tijdschrift adverteert: “‘
de uitgave van augustus geloof ik”.
2.13.
In juli 2021 is de eerste uitgave van ‘Future Mom’ verschenen.
2.14.
In een e-mail van 2 augustus 2021 heeft [naam 1] aan een medewerkster van het RIVM meegedeeld “van diverse bedrijven” bericht te hebben gekregen dat zij ten onrechte meenden advertentieruimte te hebben ingekocht bij Baby op komst, maar dat die advertenties, indien ingekocht bij [gedaagde] , zullen verschijnen in het blad Future Mom. [naam 1] heeft verder in deze e-mail de aandacht gevestigd op de beëindiging van de samenwerking en op het ‘onderzoekje’ dat zij heeft gedaan onder verloskundigen en vanwege de gang van zaken een korting aangeboden op adverteren in Baby op komst, waarvan het eerstvolgende nummer in september werd verwacht.
2.15.
Op 5 augustus 2021 heeft [gedaagde] aan een relaties (verloskundigen) – althans in ieder geval één – een bericht gestuurd, met onder meer de volgende inhoud:

Medio volgende week verschijnt de nieuwe editie van “Future Mom Magazine”. Een prachtig vormgegeven magazine, zoals u gewend bent van ons als uitgever van Baby op Komst Magazine eerder dit jaar. (…)
Wij hebben een nieuwe hoofdredactrice aangenomen die, in tegenstelling tot onze voormalige hoofdredactrice bij Baby op Komst, wél praktiserend verloskundige is en volledige op de hoogte van alle ins en outs voor de zwangere vrouw.
2.16.
In een e-mail van 10 augustus 2021 heeft [gedaagde] [naam 1] geschreven de Afspraken pas weer te zullen nakomen, als [naam 1] zich gedurende een jaar niet meer uit over Future Mom, [gedaagde] en aan haar gelieerde personen/bladen.
2.17.
Uit andere e-mails van 17 en 18 augustus 2021 blijkt dat er bij adverteerders verwarring bestaat over de vraag in welk tijdschrift zijn adverteren.
2.18.
In oktober 2021 heeft [naam 1] verloskundigen aangeschreven met de mededeling dat [gedaagde] ongeveer een maand daarvoor een verouderde editie van Baby op komst (die van februari 2021) heeft rondgestuurd, dat zij daar niets mee te maken heeft en dat zij hoopt dat ze blij zijn met de nieuwe editie van ‘Baby op komst’ die, een week daarvoor weer onder redactie van [naam 1] was verschenen.
2.19.
Digital Baby Care heeft e-mails van drie verloskundigen overgelegd uit november 2021 waarin deze bevestigen een verouderde editie van Baby op komst te hebben ontvangen.
2.20.
In een e-mail van 7 december 2021 heeft [gedaagde] ( [naam 2] ) een potentiële adverteerder (via bureau Mindshare, het mediabureau van Unilever) aangeschreven. In die e-mail staat onder meer:

ik heb een jaar geleden samen met mijn compagnon het magazine Baby op komst overgenomen. Een uniek concept vanwege de combinatie van inhoud (uitsluitend kwalitatieve content door verloskundigen en specialisten) en distributie (zo’n 90% van de verloskundigenpraktijken geeft het mee aan haar klanten). Vanaf afgelopen zomer hebben we de naam omgedoopt tot (Future) Mom Magazine.”
2.21.
In december 2021 heeft [naam 1] de onder 2.10 genoemde ‘enquête’ herhaald.
2.22.
Bij aangetekende brief van 24 december 2021 heeft de advocaat van Digital Baby Care [gedaagde] gesommeerd een rectificatie te zenden aan de contactpersonen (verloskundigen en adverteerders) van [gedaagde] om de suggestie dat het tijdschrift Baby op komst niet meer zou bestaan recht te zetten.
2.23.
Bij brief van 28 december 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan Digital Baby Care meegedeeld geen rectificatie te zullen zenden, omdat zij meent de Afspraken niet te hebben geschonden en haar mededelingen niet onjuist zouden zijn.
2.24.
Onder de gedingstukken bevindt zich
e-mailcorrespondentie tussen [gedaagde] ( [naam 2] ) en een medewerkster van Unilever ( [naam 5] ) uit de periode juli tot en met november 2021 over het plaatsen van advertenties in Future Mom, waarin Unilever meedeelt het advies van haar mediabureau Mindshare te zullen afwachten.

3.Het geschil

3.1.
Digital Baby Care vordert op straffe van dwangsommen en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover:
1. [gedaagde] te gebieden om een rectificatie te zenden naar alle (contactpersonen van) adverteerders, met Digital Baby Care in de CC, binnen 6 uur na het te wijzen vonnis met de volgende tekst:
"
Geachte heer/mevrouw,
Onlangs hebben wij u benaderd als (mogelijke) adverteerder in ons blad 'Future Mom Magazine'. Wij hebben daarbij aangegeven dat wij de naam "Baby Op Komst” hebben omgedoopt tot "Future Mom Magazine", daarmede de suggestie wekkend dat Baby Op Komst niet meer zou bestaan.
Deze suggestie is niet waar. Voor het uiten van deze suggestie bieden wij onze excuses aan.
Baby Op Komst is een blad dat nog altijd bestaat en dat wordt uitgegeven door mevrouw [naam 1] van Digital Baby Care. Wij hebben Baby op Komst niet overgenomen, zoals door ons wel onterecht gesuggereerd. Nogmaals onze excuses voor deze onjuiste suggestie.
Onze magazines (Future Mom en Future Dad) zijn nieuwe magazines, welke wij onlangs op de markt hebben gebracht. Het door ons genoemde afgiftepercentage van 90% onder verloskundigenpraktijken is niet ons percentage, maar dat van het magazine Baby Op Komst.
Met vriendelijke groet, [gedaagde] B.V."
II. [gedaagde] te gebieden om een rectificatie te zenden aan de contactpersonen van alle verloskundigenpraktijken, met Digital Baby Care in de cc, binnen 6 uur na het in dezen te wijzen vonnis, met de volgende tekst:
"
Geachte verloskundige,
Begin augustus hebben wij u benaderd al uitgever van blad 'Future Mom Magazine'. Wij hebben daarbij de suggestie gewekt dat het blad Baby Op Komst niet meer zou bestaan.
Deze suggestie is niet waar. Voor het uiten van deze suggestie bieden wij onzeexcusesaan.
Baby Op Komst is een blad dat nog altijd bestaat en dat wordt uitgegeven door mevrouw [naam 1] van Digital Baby Care. Wij hebben Baby op Komst niet overgenomen, zoals door ons wel onterecht gesuggereerd. Nogmaals onze excuses voor deze onjuiste suggestie.
Daarnaast hebben wij begin oktober een oude editie van het blad Baby op Komst aan diverse praktijken toegezonden. Indien u één van de ontvangers bent geweest, dan bieden wij onze oprechte excuses aan voor deze ongevraagde en onterechte zending. We hadden dit niet mogen en moeten doen. De rechtmatige uitgever van Baby op Komst was niet op de hoogte van deze handeling aan onze zijde.
Met vriendelijke groet, [gedaagde] B.V."
III. [gedaagde] te gebieden de lijst met (e-mail)adressen aan Digital Baby Care bekend te maken aan wie zij de onware berichten heeft gezonden,
IV. [gedaagde] te gebieden om binnen 6 uur na het te wijzen vonnis, de door haar op haar website ( [url] ) geplaatste onwaarheden over het aantal magazines dat door verloskundigen wordt meegegeven te verwijderen en verwijderd te houden,
V. [gedaagde] te verbieden om de naam van [naam 1] , de naam Digital Baby Care of de naam Baby op Komst op welke wijze dan ook nog naar buiten te brengen (behoudens ten behoeve van de rectificatie onder I en II),
Verder vordert Digital Baby Care (VI) om een dwangsom te verbinden aan overtreding van artikel 2 van het proces-verbaal d.d. 3 juni 2021.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan [gedaagde] heeft bepleit heeft Digital Baby Care bij haar vorderingen, die onder meer zijn gericht op het zenden van rectificaties naar betrokkenen, nu de samenwerking tussen partijen is geëindigd, een voldoende spoedeisend belang. De opvatting van [gedaagde] dat deze zaak te complex is om in kort geding te worden beoordeeld wordt niet gedeeld. Op de vorderingen van Digital Baby Care zal dus in het navolgende inhoudelijk worden ingegaan.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst tussen hen niet meer bestaat en dat zij gebonden zijn aan de Afspraken die zijn gemaakt naar aanleiding van het eerdere kort geding, ook al was daarin niet Digital Baby Care, maar [naam 1] in persoon partij. Daarvan zal dus in het navolgende worden uitgegaan.
4.3.
In de Afspraken staat, samengevat, dat [naam 1] , namens beide partijen, een rectificatie zal sturen naar haar relaties waarin staat dat zij [naam 3] en [naam 2] niet als dieven had moeten neerzetten, dat [gedaagde] niet de suggestie
had moeten wekken de maker te zijn van het magazine Baby op Komst, noch dat dit blad op korte termijn verdwijnt en dat ieder van partijen doorgaat met een eigen blad, respectievelijk Baby op komst en Future Mom. Verder staat in de Afspraken dat partijen zich niet meer negatief over elkaar zullen uiten en dat [gedaagde] gedurende tien jaar gratis in het magazine Future Mom voor Baby op Komst zal adverteren. Inmiddels betichten beide partijen elkaar ervan de Afspraken te hebben geschonden.
4.4.
Digital Baby Care stelt dat [gedaagde] in strijd met de Afspraken heeft gehandeld door jegens adverteerders – wederom – de indruk te wekken dat zij Baby op komst heeft overgenomen en/of dat Baby op komst niet meer bestaat. Zij wijst in dat verband op de onder 2.20 genoemde e-mail. Voor zover dat geen strijd met de Afspraken oplevert, handelt [gedaagde] volgens Digital Baby Care onrechtmatig jegens haar door opnieuw deze onjuiste suggestie te doen. [gedaagde] erkent zich in deze e-mail ongelukkig te hebben geuit, maar stelt dit telefonisch te hebben rechtgezet. Volgens [gedaagde] was dit een eenmalig incident en heeft zij verder na de totstandkoming van de Afspraken geen uitingen van deze strekking meer gedaan.
4.5.
Digital Baby Care stelt terecht dat uit de (strekking van de) Afspraken voortvloeit dat [gedaagde] niet nogmaals de indruk moet wekken dat Future Mom een voortzetting van Baby op komst is en dat het laatstgenoemde tijdschrift niet langer bestaat. Digital Baby Care heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] deze indruk ook jegens anderen dan – eenmalig – jegens (het mediabureau van) Unilever heeft geuit. Deze enkele onzorgvuldigheid rechtvaardigt daarom niet een rectificatie jegens alle adverteerders, zoals Digital Baby Care vordert, daargelaten dat het maken van excuses juridisch niet afdwingbaar is. Daar komt bij dat Digital Baby Care niet heeft betwist dat Unilever een adverteerder is die uit de koker van [gedaagde] komt en het om die reden onvoldoende aannemelijk is dat Digital Baby Care door de mededeling van [gedaagde] schade heeft geleden. Bovendien komt in de door [gedaagde] overgelegde correspondentie de aanduiding Baby op komst niet (meer) voor. Van enig onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens Digital Baby Care, dan wel het tekort schieten in de nakoming van de Afspraken, is daarom op dit punt vooralsnog geen sprake.
4.6.
In de onder 2.15 aangehaalde e-mail van 15 augustus 2021 aan de verloskundigen presenteert [gedaagde] zich als de voormalig uitgever van Baby op komst. Weliswaar is dat feitelijk niet onjuist, maar ook deze mededeling is tegen de achtergrond van de Afspraken minder gelukkig. Aan de andere kant moet aan [gedaagde] worden toegegeven dat Digital Baby Care ( [naam 1] ) met de verzending van de enquête met de begeleidende brief de Afspraken ook niet serieus lijkt te nemen. Zeker niet nu zij in juni 2021 de verloskundigen al vraagt naar de omvang van de verspreiding van Future Mom, terwijl het eerste nummer daarvan toen nog niet verschenen was, om de uitkomst van de enquête vervolgens onder de aandacht van adverteerders te brengen. Als beide partijen ieder hun eigen weg gaan, zoals afgesproken, dienen zij verwijzingen naar elkaar (en elkaars tijdschriften) achterwege te laten, ook als die uitingen niet met zoveel woorden onjuist of negatief zijn. Door hun handelwijze na de totstandkoming van de Afspraken lijken zij daar geen van allen nog voldoende van te zijn doordrongen. Tegen die achtergrond geldt ook hier dat de door Digital Baby Care in dit verband aangehaalde e-mail op zichzelf van onvoldoende gewicht is om tot de vordering tot rectificatie toe te wijzen. Dat geldt ook voor het gedeelte dat betrekking heeft op een oud nummer dat [gedaagde] aan de verloskundigen heeft verzonden. [gedaagde] betwist dat met klem en niet valt uit te sluiten dat de nazending iets met vertraagde/onjuiste distributie van Post.nl te maken heeft, zoals [gedaagde] vermoedt.
4.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen onder I en II worden afgewezen. Dat geldt ook voor de vorderingen onder III en IV. De onzorgvuldigheid in de e-mail aan (het mediabureau van) Unilever niet meegerekend, betwist [gedaagde] ‘onwaarheden’ over Baby op komst te hebben verspreid, zodat de door Digital Baby Care gevorderde ‘lijst’ onder III niet bestaat, noch kan worden aangelegd. Digital Baby Care heeft onvoldoende onderbouwd dat anders moet worden verondersteld. Dat geldt ook voor de volgens Digital Baby Care onjuiste beweringen op de website van [gedaagde] , waarop de vordering onder IV zich richt. Digital Baby Care heeft onvoldoende geconcretiseerd waarop zij doelt in dit verband.
4.8.
Onder V vordert Digital Baby Care [gedaagde] te verbieden om de naam van [naam 1] , de naam Digital Baby Care of de naam ‘Baby op Komst’ op welke wijze dan ook nog naar buiten te brengen behoudens ten behoeve van de gevorderde rectificatie. Toewijzing van een dergelijk algemeen verbod voert te ver, aangezien [gedaagde] het tijdschrift, zij het slechts eenmalig, rechtmatig heeft uitgegeven. [gedaagde] mag echter niet zeggen dat Future Mom Baby op Komst vervangt of ervoor in de plaats komt, dan wel anderszins de suggestie wekken dat Baby op Komst niet meer bestaat. Aangezien [gedaagde] daarvan onvoldoende doordrongen lijkt, is een veroordeling op dit punt, als het mindere van het gevorderde, op zijn plaats. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat [gedaagde] zich daaraan zal houden, zodat onvoldoende aanleiding bestaat om daaraan een dwangsom te verbinden. Aan de andere kant wordt er ook van uitgegaan dat Digital Baby Care zich op haar beurt niet meer in negatieve zin uitlaat over Future Mom en haar uitgevers.
4.9.
Resteert de vordering onder V, waarin Digital Baby Care verzoekt een dwangsom te verbinden aan de afspraak dat [gedaagde] gedurende tien jaar gratis in het magazine Future Mom een advertorial laat plaatsen van Baby op Komst tv.
[gedaagde] heeft toegezegd zich aan die afspraak te houden, mits Digital Baby Care daarvoor tijdig de content aanlevert. Zij kan dat de komende twee weken nog doen voor het komende nummer. Voorshands bestaat onvoldoende aanleiding om aan de toezegging van [gedaagde] te twijfelen, zodat ook de vordering om aan deze verplichting een dwangsom te verbinden zal worden afgewezen. [gedaagde] dient wel telkens tijdig aan Digital Baby Care de verschijningsdata van haar magazine mee te delen.
4.10.
De conclusie luidt dat alle vorderingen van Digital Baby Care worden afgewezen, met uitzondering van de vordering onder IV, met inachtneming van het onder 4.8 overwogene. Gelet op deze uitkomst, waarbij beide partijen op punten in het (on)gelijk zijn gesteld, bestaat aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] om naar buiten te brengen dat Future Mom het tijdschrift ‘Baby op Komst’ vervangt, ervoor in de plaats komt of anderszins naar derden de suggestie te wekken dat (het tijdschrift) ‘Baby op Komst’ niet meer bestaat,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MB