Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Bielefeld. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die in Nederland is geboren en sinds zijn geboorte rechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, wat betekent dat de rechtbank niet meer kan beslissen op basis van gevangenhouding.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt een arrestatiebevel en de rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat hij sinds zijn geboorte in Nederland verblijft. De officier van justitie betwistte dit, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon voldoet aan de eisen van de Overleveringswet.
De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten in overweging genomen, die bevestigden dat de opgeëiste persoon in geval van een veroordeling in Duitsland terug naar Nederland zal worden overgebracht voor de uitvoering van de straf. Gezien het feit dat aan alle eisen is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.