ECLI:NL:RBAMS:2022:6469

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
13/751366-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Bielefeld. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die in Nederland is geboren en sinds zijn geboorte rechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, wat betekent dat de rechtbank niet meer kan beslissen op basis van gevangenhouding.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt een arrestatiebevel en de rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat hij sinds zijn geboorte in Nederland verblijft. De officier van justitie betwistte dit, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon voldoet aan de eisen van de Overleveringswet.

De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten in overweging genomen, die bevestigden dat de opgeëiste persoon in geval van een veroordeling in Duitsland terug naar Nederland zal worden overgebracht voor de uitvoering van de straf. Gezien het feit dat aan alle eisen is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751366-21
RK nummer: 21/2581
Datum uitspraak: 1 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 9 maart 2021 door het
Amtsgericht Bielefeld(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is voor het eerst behandeld op de openbare zitting van 9 maart 2022. Tijdens deze zitting is de behandeling voor bepaalde tijd aangehouden om de raadsman in de gelegenheid te stellen om vóórafgaand aan de volgende zitting een Nederlandse vertaling van een door hem overlegde Duitse uitspraak over te leggen, en daarnaast de inkomensgegevens van de opgeëiste persoon over de afgelopen vijf jaren.
De behandeling is voortgezet op de openbare zitting van 18 oktober 2022. Het onderzoek is, met instemming van partijen, voortgezet in gewijzigde samenstelling. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Bielefeldvan 19 februari 2021 met dossiernummer
9 Gs 748/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
medeplegen van poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De raadsman heeft zich reeds op de zitting van 9 maart 2022 op het standpunt gesteld dat het feit dat de opgeëiste persoon is geboren in Nederland en blijkens de brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) van 28 februari 2022 sinds zijn geboorte rechtmatig in Nederland verblijft, maakt dat de inkomensvereisten niet gelden. Bovendien is door de Duitse autoriteiten reeds een terugkeergarantie verstrekt, die aan het dossier is toegevoegd. Op de zitting van 18 oktober 2022 heeft de raadsman dit standpunt herhaald en hieraan toegevoegd dat uit voormelde brief van de IND tevens blijkt dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht niet zal verliezen. De opgeëiste persoon kan derhalve gelijkgesteld worden met een Nederlander.
De officier van justitie heeft zich reeds op de zitting van 9 maart 2022 op het standpunt gesteld dat alleen een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet voldoende is. Er moet aangetoond worden dat er sprake is van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf, hetgeen niet is aangetoond. De terugkeergarantie is dan ook abusievelijk opgenomen in het dossier. Op de zitting van 18 oktober 2022 heeft de officier van justitie dit standpunt herhaald en hieraan toegevoegd dat het enkele feit dat de opgeëiste persoon vanaf zijn geboorte rechtmatig in Nederland heeft verbleven, niet automatisch betekent dat is voldaan aan de inkomenseisen. Evenmin is gebleken dat bijvoorbeeld zijn ouders voldoende middelen van bestaan hebben om de opgeëiste persoon te onderhouden.
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon op grond van artikel 6, derde lid, OLW gelijkgesteld kan worden met een Nederlander. De opgeëiste persoon is in Nederland geboren en staat sinds zijn geboorte ingeschreven in Nederland. Uit voormelde brief van de IND van 28 februari 2022 volgt dat hij sinds zijn geboorte rechtmatig in Nederland verblijft, thans op grond van een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De rechtbank stelt vast dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000. Voorts kan hij in Nederland worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen. Verder volgt uit de brief van de IND dat ten aanzien van hem de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Leitende Oberstaatsanwältin in Bielefeld(Duitsland) heeft op 24 februari 2022 de volgende garantie gegeven:
“It is assured that in the event of a final conviction in the Federal Republic of Germany, the persecuted person will on the basis of the current version of European Framework Decision 2008/909/JBZ of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgements in criminal matters imposing a custodial sentence or measure, for the purposes of their enforcement in the European Union, be transferred back to the Netherlands for further execution of the sentence.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 47, 157 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Bielefeld(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.